WAT DEED E.H.B.O.?
VERSLAG
van de werkzaamheden van de Transportcolonne van de Afdeling Tiel der Nederlandsche Vereeniging E.H.B.O. gedurende de oorlogstijd 1940-1945.
Wanneer we ons aan het schrijven van deze wederwaardigheden zetten, is het alweer bijna een jaar geleden, dat voor onze stad Tiel de oorlogsdagen aanbraken. Hoewel we reeds vanaf 1940 in een oorlogstoestand leefden, bracht dit voor de stad Tiel
- behalve dan de evacuatie van 1940 - weinig schokkends met zich mee, totdat we dan ongeveer half September 1944 voor de grauwe werkelijkheid werden geplaatst.
Vanaf dat moment werd Tiel direct in het oorlogsgeweld betrokken en viel alles, wat daarvoor was gebeurd, in de vergetelheid terug. Toen pas leefden we in een oorlogstoestand en is het ook ongeveer van dien tijd af, dat de Transportcolonne E.H.B.O. alle zeilen moest bijzetten voor het goed functionneeren der hulpverleening. Vanzelfsprekend is de periode vanaf September 1944 de belangrijkste in de geschiedenis der E.H.B.O., maar om een goed beeld te geven van hetgeen er voor dien tijd plaatsvond, n.l. . de oefeningen en voorbereidingen voor dat wat misschien eens komen zou, waarop niemand hoopte, doch waarmede toch rekening moest worden gehouden, is net noodig dat we teruggaan naar het jaar waarop de Transportcolonne werd opgericht.
Alvorens we hiertoe overgaan, achten wij het noodzakelijk hier even naar voren te brengen, dat dit verslag niet een opsomming zal zijn van heldendaden. Hoewel deze er misschien wel geweest zijn, zullen zij toch achterwege blijven, want hetgeen de E.H.B.O.-ers hebben verricht, verrichtten zij niet in het belang van henzelf, niet in het belang van de Vereeniging E.H. B.O., doch alleen en uitsluitend in het belang van hen die hulp noodig hadden. Zij hebben steeds deze hulp verricht zoo goed als hen mogelijk was en voor zoover hun kennis reikte. Wij achten het daarom niet van belang in dit verslag in sommige gevallen namen van E.H.B.O.-ers te noemen. Zij zullen zooveel mogelijk achterwege blijven, hetgeen niet wil zeggen, dat geen enkele naam genoemd zal worden, integendeel, al degenen, die in Colonne-verband hebben gewerkt, komt zeer zeker de eer toe in dit verslag vermeld te worden.
Wij grijpen dan terug haar het jaar 1938. Toen reeds werd in ons land een oorlogsdreiging gevoeld; ook aan E.H.B.O. Tiel ontging dit niet Het was de toenmalige Voorzitter der afd. Tiel, Mr. B. M. Dull, die het initiatief nam tot het oprichten van de Transportcolonne E.H.B.O. Zij werd samengesteld uit leden der toen reeds bestaande Brigade, welke zich vrijwillig aanmeldden om in geval van rampen hulp te verleenen, in samenwerking met de Gemeentelijke Hulpdiensten en later de Luchtbeschermingsdienst. Toen zij dit besluit namen, hadden zij weinig vermoeden welke zware eischen er aan hen zouden worden gesteld, toen Tiel in 1944 in de eerste frontlinie kwam te liggen.
De foto hierboven dateert van maart 1940, op het moment dat reeds enige leden waren gemobiliseerd. Het is een bijzondere foto, want die laat de mobiele brigade in uniform zien. Na de inval van de Duitsers bleek dat dit uniform enige overeenkomst vertoonde met het gehate S.S. uniform. Dat is de reden waarom de E.H.B.O.ers het nooit meer hebben gedragen. Op de eerste rij ziet u zittend van links naar rechts: De dames A. Sanders, M. Fisscher en P. Hollander, dokter J.P. Asjes, de heer B.M. Dull en de dames Borneman, A. de Haas, C. Veldkamp en Nieuwenhuizen. Op de tweede rij: IJ. Oosting, W. Meijer, P. van Doesburg, D. Stegehuis, G. Muller, B. Burgers, J. Jansen en C. van Hensbergen Op de laatste rij: J. de Kruif, H.B.M. Müler, A. Velders, H. Stegehuis en W. de Weijer. |
Tot Mei 1940 had alles een rustig verloop. Tezamen met de Brigade werd regelmatig geoefend onder leiding van den Medisch Leider, Dr. J. P. Asjes. Practisch werk kon zoo nu en dan gedaan worden bij de wielerwedstrijden, wandeltochten, worstelwedstrijden, enz., totdat dan op 10 Mei 1940 de Moffen ons landje binnenvielen. We waren in oorlog, wat zou er boven ons hoofd hangen? De tijd zou het leeren.
Het waren een paar Duitsche vliegeniers, die met hun toestel naar beneden gehaald waren, aan wien door eenige onzer E.H.B.O.-ers hulp werd verleend. Zij waren ernstig gewond en onze E.H.B.O.-ers leerden hier voor het eerst de verschrikkingen van den oorlog kennen.
Met de evacuatie van Tiel werd ook de Colonne ingeschakeld. Het vervoer der patiënten van de beide ziekenhuizen gaf veel werk en werden de E.H.B.O.-ers eveneens belast met het vervoeren van een aantal kraamvrouwen. Twee der leden hebben de transporten naar Gouda begeleid en konden zij onderweg vele malen verdienstelijk werk verrichten. Op de plaats van bestemming aangekomen hebben zij de zusters die met de verzorging der zieken belast waren, geassisteerd en zijn zij daarmede eenige dagen en nachten in touw geweest.
Gelukkig duurde deze evacuatie slechts eenige dagen en hebben zij toen weer de transporten naar Tiel kunnen begeleiden.
Een twee-tal andere leden zijn gedurende deze oorlogsdagen geheel vrijwillig in het Ziekenhuis Bethesda achtergebleven en hebben daar veel goed werk gedaan.
In Tiel teruggekomen moest de Colonne, op last der bezettende macht, doorloopend in dienst blijven, doch kreeg zij na eenigen tijd toestemming de dag- en nachtdiensten te staken, echter met de mededeeling, dat zij zich te allen tijde beschikbaar moesten houden.
Der gewoonte getrouw werd vanaf dezen tijd weer regelmatig geoefend. De oorlog woedde nog steeds verder, zij het dan ook op andere fronten dan in ons land, doch het was alsof alle leden voelden, dat zij paraat moesten blijven voor het werk dat nog komen kon, doch waarvan zij hoopten, dat het nimmer zou geschieden. Het kostte den Brigade-commissie dan ook steeds weinig moeite de leden op de vastgestelde oefenavonden bij een te krijgen.
Deze oefeningen werden in den meest uitgebreiden zin gehouden. Vooral aan het punt ,,vervoer" werd de noodige aandacht besteed. Immers, zoo langzamerhand gingen de Moffen er toe over auto's en wagens van particulieren te vorderen, hetgeen tot logisch gevolg had, dat er hoe langer hoe minder vervoermiddelen op den weg verschenen. Dit ontging ook den Medisch Leider niet en kwam Dr. Asjes op zekeren dag op het idee voor het vervoer van patiënten bakfietsen te gaan gebruiken. Met een aantal bakfiets-eigenaren werd hier over gesproken, met het resultaat, dat wij voor de oefeningen regelmatig de beschikking kregen over een paar bakfietsen. Maar aan de bakfietsen alleen hadden we nog maar weinig, we moesten daar ook de fietsers bij hebben. Ja, dat was wel mooi, maar zoover konden de eigenaren toch niet gaan, daar hadden zij geen tijd voor. Het aantal leden der Colonne was echter van dien aard, dat daaruit geen fietsers konden worden gerequireerd, deze moesten te allen tijde ter beschikking van de directe hulpverleening blijven. Maar nood breekt wet en hoezeer het ons ook tegen den borst stuitte, moest er toe overgegaan worden, door middel der Gemeentelijke Luchtbeschermingsdienst, de bakfietsen met hun berijders te vorderen. Vanaf dit moment dan kon regelmatig behoorlijk op het voetbalveld van de T.V.V. Theole geoefend worden. Dat deze oefeningen niet nutteloos waren, bleek later wel bij het vervoer van gewonden en zieken. De bakfiets was hierbij onmisbaar en toonde zich een ideaal vervoermiddel.
Behalve deze bakfietsoefeningen en de andere normale, laten we zeggen ,,vredesoefeningen", moest ook serieus met het gasmasker geoefend worden. Dit onderdeel werd daarom regelmatig ingelascht en werd hiermede eveneens op de brancards en bakfietsen geoefend, zoodat tenslotte alle E.H.B.O.-ers voldoende in de geheimen van het gasmasker waren ingewijd. In het kader der Gemeentelijke L.B.D. werd regelmatig geoefend met een aantal menschen, die in de mosterdgaspakken waren gestoken. Met het oog op het eventueel vallen van granaten, werden de leden tevens geoefend in dekken, vallen en opstaan
en dat dit geen overbodige luxe is geweest, heeft de praktijk wel geleerd en hebben verschillende leden zich deze voorbereidingen, tijdens het uitoefenen van hun dienst, ten nutte kunnen maken.
Maar niet alleen eerste-hulp-verleening zou het werk der E.H,B.O. zijn. Zoo gebeurde het, dat de Burgemeester van Tiel zich tot het Bestuur der Afdeeling wendde, met het verzoek een drie-tal gediplomeerde leden aan te wijzen, die de Tielsche bevolking op de te houden voorlichtingsavonden iets op het gebied der eerste hulp zouden kunnen leeren. Voor dit doel stelden zich beschikbaar de leden A. Th. M. Velders, D. Stegehuis en H. Stegehuis. Om voor deze taak ,,gevormd" te worden, zoals dat toendertijd heette, moesten deze drie leden aan de Rijksluchtbeschermingsschool te Groesbeek een 3-daagsche cursus volgen, waarna zij gereed waren om de Tielsche bevolking van de eenvoudigste begrippen der eerste hulp op de hoogte te stellen. Elk der genoemde leden heeft 21 maal een spreekbeurt vervuld.
Naarmate de L.B.D. in Tiel beter werd georganiseerd, kwam er voor eenige onzer leden weer een nieuwe taak bij, n.l. het onderrichten van verschillende blokploeg-menschen op het gebied der E.H.B.O. Wederom kwamen hiervoor uit de leden vrijwilligers naar voren en hebben zij in zeer korten tijd velen de allernoodzakelijkste begrippen van E.H.B.O. kunnen leeren.
We zijn thans ongeveer genaderd tot den tijd, waarop voor de stad Tiel een rampzalige periode begon. Het keerpunt in den oorlog was reeds een feit geworden, de Duitschers werden iederen dag zwakker, de Gealliëerden sterker. Meer en meer zagen we de gealliëerde vliegers in onze omgeving en hoewel er in deze omgeving weinig of geen afweergeschut of anderszins stond, werden we zoo nu en dan getracteerd op een schietpartij met boordwapens of kleine bommen.
Het was 28 Augustus 1944 toen er in Geldermalsen een treinbeschieting plaats vond. Ingevolge een overeenkomst met het Bestuur van het plaatselijke Roode Kruis, zou de Colonne zich bij rampen, ook buiten de gemeente Tiel, in dienst van het Roode Kruis stellen aangezien het Roode Kruis in Tiel geen Transportcolonne bezat. Uitdrukkelijk werd echter overeengekomen, dat onze Colonne steeds onder haar eigen Medische leiding zou werken, die op haar beurt echter steeds direct contact zou hebben met de Medische leiding van het Roode kruis.
Op genoemden dag dan, werd de Colonne verzocht te Geldermalsen assistentie, te verleenen en middels eenige Gemeente- en particuliere auto's konden zich spoedig een aantal leden naar Geldermalsen begeven. Aldaar aangekomen bleek dat de ramp nogal meeviel en dat alle gewonden inmiddels door andere hulpdiensten waren afgevoerd. De Colonne keerde huiswaarts, het was een goede oefening geweest, waarbij bleek, dat bij voorkomende gelegenheid direct een flink aantal der leden beschikbaar was.
Toen kwam September 1944 en al heel spoedig moest de Colonne, ingedeeld bij den Gemeentelijken Luchtbeschermingsdienst, van haar kunnen blijk geven.
Het is niet de bedoeling in het hierna komende tot in de kleine bijzonderheden te treden, dit zou een boekdeel op zichzelf vormen en moeten wij ons dus meer tot de hoofdzaken bepalen.
Het lijkt ons goed aan het begin dezer periode allereerst éénmaal de namen te noemen van hen, die tot de Transportcolonne behoorden, welke in de moeilijke dagen gewerkt heeft. Zij bestond uit de volgende personen:
Medisch Leider: Dr. J. P. Asjes.
Leider Transportcolonne: A. Th. M. Velders.
Plaatsvervangende leiders: P. N. van Doesburg en H. Stegehuis.
Leden: de Dames Mevr. 0. Hagenaar-Weeda en Mej. P. Hollander; de Heeren P. van Beem, J. Th. Bekker, A.C.M. Burgers, N. van Doorn, 0. J. de Jongh, H. Hagenaar, H. J. de Kruiff, J. H. Lazet, H. B. M. Müter, W. Rijksen, A. R. W. Septer, D. Stegehuis, J. W. van Toom. St. van Uitert, H. J. Vermeulen, J. W. A. de Weijer en .D. van IJzendoorn.
Bakfietsrijders: (geen leden van E.H.B.O.) A. van Beem, H. van Dee, R. van Keulen, J. Koedood, J. Oosterheek, W. Schoots, H. Wielders, R. Wouterse en Th. van IJzendoorn.
Ordonnansen: (geen leden van E.H.B.O.) St. Bekker, J. Dolron, W. Pals en J. Reijntjens.
Bij het in dienst komen der volledige Colonne, kwamen al direct de moeilijkheden met de Duitschers. Zij erkenden geen E.H.B.O.-onderscheidingsteekenen, evenmin die van de Luchtbescherming. Alleen Roode kruis was goed. Overleg werd gepleegd met het Bestuur van het Roode Kruis, hetwelk direct zijn volle medewerking toezegde. De leden werden in het bezit gesteld van Roode Kruis-banden en papieren, zoodat zij zich, zoowel overdag als ‘s nachts, overal vrij konden bewegen. Uitdrukkelijk zij hier nog vermeld, dat allen, ondanks de Roode Kruis teekenen, E.H.B.O.-er bleven en is steeds onder eigen leiding gewerkt en hebben de leiders steeds naar eigen goeddunken kunnen handelen, een en ander vanzelfsprekend met medeweten van het Bestuur van het Roode Kruis.
De bakfietsmannen moesten nu ook volledig ingeschakeld worden en zij meldden zich dan ook geheel vrijwillig om zich in het belang der Tielsche bevolking te stellen, niet vermoedende welke gevaren zij nog te trotseeren zouden krijgen.
Deze gevaren waren soms zeer groot. en is het vele malen gebeurd, dat tijdens het helpen van een slachtoffer of tijdens het vervoer, de granaten in de onmiddellijke omgeving vielen. Steeds echter is het lot onzen leden gunstig geweest, zelfs geen enkele verwonding heeft één hunner opgeloopen. Hoewel zij steeds zooveel mogelijk voor eigen veiligheid hebben gezorgd, kwam de gedachte, dat ook zij zelf gewond konden raken, niet op. Misschien klinkt dit wat eigenaardig of groot-sprakerig maar het is een bekend feit uit den oorlog, wanneer men eenmaal de vuurdoop heeft doorstaan, men als het ware het gevoel krijgt, dat men niet meer getroffen kan worden en toch intuïtief voorzorgsmaatregelen neemt. Zoo ging het ook de E.H.B.O.-ers, niet éénmaal is het dan ook voorgekomen, dat iemand aarzelde om uit te rukken, wanneer er getroffenen waren en hebben allen zich altijd geheel aan hun taak gegeven.
De geheele E.H.B.O.-ploeg, bakfietsrijders en ordonnansen inbegrepen, zijn steeds geheel vrijwillig in dienst gebleven en is er nooit eenigen dwang noodig geweest, noch van Gemeentewege, noch van de Duitschers, om dienst te doen. De Duitschers hadden blijkbaar toch niet veel vertrouwen in die eerste helpers met de Roode Kruis-banden. De E.H.B.O. kon zich, zooals reeds gezegd, overal en op alle tijden bewegen, hetwelk echter verschillende malen het ongenoegen van de Ortskommandanten opwekte. Er was hiervoor wel een reden omdat er blijkbaar vanuit onze stad regelmatig spionnagediensten werden verricht. De moeilijkheden werden meesttijds spoedig uit den weg geruimd door één der leden, die in dergelijke gevallen met den Ortskommandant ging praten en hem van de onschuld van E.H.B.O. wist te overtuigen. Hierdoor is het steeds gelukt voldoende vrijheid van beweging te houden voor het goed uitoefenen van een goede hulpverleening.
Wij zeiden reeds aan het begin van dit verslag, dat we ons zooveel mogelijk zouden beperken met het noemen van namen van leden, die zich op een of andere wijze verdienstelijk hebben gemaakt. Op iedere regel bestaat echter een uitzondering en zoo moeten we dan hier nog even enkelen naar voren brengen.
In de eerste plaats den Medisch Leider, Dr. J. P. Asjes. Onder zijn bezielende leiding heeft de colonne kunnen doen, wat van haar verwacht (werd, niet in het minst doordat Dr. Asjes bij vrijwel iedere hulpverleening aanwezig was en door zijn onverschrokken, maar voorzichtig, optreden de E.H.B.O-ers als het ware de kracht gaf om zich geheel aan hun taak te weiden. Onder de moeilijkste omstandigheden heeft hij steeds met de E.H.B.O.-ers gewerkt en daarbij nimmer de veiligheid van zijn menschen uit het oog verloren. De Tielsche E.H.B.O. is aan haar Medisch Leider veel dank verschuldigd en wil zij op deze plaats de hoop uit spreken, dat hij nog vele jaren Medisch Leider zal mogen blijven.
Dan hebben we den leider der Colonne, A. Th. M. Velders (onder ons meer bekend als ,,Dr. Nol"), die zich waarlijk als een Leider heeft leeren kennen. Hij was de juiste man op de juiste plaats, was altijd aanwezig, zonder erop te letten of hij al of niet op het dienstrooster voor kwam en had zoodoende de geheele organisatie der E.H.B.O.-hulpverleening volkomen in de hand. Ook aan hem is onze E.H.B.O. veel dank verschuldigd, niemand had hem de buitengewoon moeilijke taak kunnen verbeteren.
Uit slechts 2 damesleden bestond de Colonne, doch voor deze beiden, Mevr. G. Hagenaar-Weeda en Mej. P. Hollander, is een woord van warme hulde hier op zijn plaats. Steeds hebben zij gelijk gewerkt met de heerenleden en hebben zij zich bewonderenswaardig van hun taak gekweten. Zij hebben nooit geaarzeld uit te trekken, zelfs niet bij de zwaarste beschietingen en gedroegen zich steeds als echte onverschrokken E.H.B.O.-ers. Menigeen kan aan hen een voorbeeld nemen.
Een voorval, dat Mevr. Hagenaar eens te beurt viel, mag hier nog wel even vermeld worden. Er moest een kraamvrouw van huis gehaald worden en naar de P.T.T.-kraamkamer gebracht worden. Met mannelijke hulp ging zij op weg, doch toen zij bij de P.T.T. arriveerden, kon niet alleen de kraamvrouw, maar ook het kind reeds afgeleverd worden. Dit was onderweg geboren. Hoe dat precies in zijn werk ging, doet minder ter zake, doch zooiets kon alleen Mevr. Hagenaar overkomen.
Vele bijzonderheden zouden we op deze wijze kunnen aanhalen, doch dat wordt te veel. Alvorens we overgaan tot het opsommen van de belangrijkste hulpverleeningen e.d., dient hier nog wel even vermeld te worden met welke soort verwondingen de E.H.B.O.-ers te doen hebben gehad.
Vanzelfsprekend werden vrijwel alle verwondingen door granaatscherven veroorzaakt, doch kwamen ook gevallen voor van gebroken ledematen door bedelving of luchtdruk. Arm- en beenbreuken, de meeste gecompliceerd, kwamen veelvuldig voor, evenals buikverwondingen. Vele slachtoffers met huikverwondingen verkeerden in levensgevaarlijken toestand, waardoor het vervoer veel aandacht eischte. Deze slachtoffers behoorden steeds tot de eersten die naar het Noodziekenhuis werden vervoerd, waarmede echter niet voorkomen kon worden, dat naderhand verschillenden aan de ernstige verwondingen zijn bezweken. Voorts zijn vele slachtoffers verbonden met hoofdverwondingen, verwondingen aan ruggegraat en longverwondingen, met welke steeds de noodige voorzichtigheid geboden was. Opvallend is het echter dat vrijwel geen slagaderlijke bloedingen voorkwamen. Huidverwondingen, oppervlakkige verwondingen door scherven hadden vrijwel alle patiënten op alle denkbare plaatsen van het lichaam.
Tot zoover dan de verschillende soorten van verwondingen. We mogen hier nog wel vermelden, dat alle slachtoffers door onze E.H.B.O.-ers steeds ter plaatse werden verbonden, waarna ze per snelste gelegenheid naar het Ziekenhuis werden vervoerd. Dat dit laatste soms geen gemakkelijke taak was, werd meerdere malen ondervonden. Het kwam voor, dat een getroffene zich nog op eigen kracht, of door hulp van anderen, in een woning had weten te slepen. Waar werd de patiënt dan neergelegd? In de kelder. Dit was toch de veiligste plaats in huis en hadden zich daar dan ook de bewoners in veiligheid gesteld. In de meeste gevallen waren er dan nog een paar buurtbewoners bij gekomen, zoodat zich in zoo'n kelder vaak een groot aantal personen bevond. Het werk der E.H.B.O.-ers werd hierdoor zeer bemoeilijkt. Als dokter en helpers er in geslaagd waren de patiënt behoorlijk te verbinden, kwam het vervoer. Wie de kelders in de oude binnenstad van Tiel wel eens bekeken heeft, weet wat dat zeggen wil. Een steile, nauwe trap, een smalle deur, en ging dat niet, dan kwam soms het kelderraam van pas, waar de brancard met patiënt precies doorheen kon. Menig zweetdruppeltje is er bij een dergelijk karwei gevallen.
Met dit inleidend overzicht menen wij te moeten volstaan en zullen ons thans bepalen de werkzaamheden, zooals E.H.B.O. die in de moeilijke dagen meemaakte, nader te bekijken.
17 September 1944. Zondag. Een dag om nooit te vergeten. Het wemelt in de lucht van alle soorten vliegtuigen. De Luftwaffe laat verstek gaan, ze zijn niet te zien. De geallieerde vliegers, die de luchtlandingstroepen begeleiden, hebben het in onze omgeving niet zwaar. Ze bepalen zich tot het uitschakelen van het weinige afweergeschut en vuren op alles wat er op de begane grond verdacht uitziet. Op de Nieuwe kade staat afweergeschut. De Moffen doen hun best een Geallieerd toestel naar beneden te halen. Het gevolg is een hevige aanval vanuit de lucht, waarna de sirenes van de L.B. plotseling alarm blazen. Dat beteekent voor E.H.B.O. : er is hulp noodig! Punt van samenkomst is het Districtshuis. De opkomst is goed, 5 minuten, na het alarm zijn de eerste leden aanwezig, na 12 minuten is de ploeg volledig. Een gedeelte gaat naar de Waalkant, doch komt even later terug met de mededeeling, dat er geen slachtoffers zijn. Het was een goede oefening. E.H.B.O. is paraat.
28 September 1944. De tweede luchtaanval, wederom op de Nieuwe Kade. Het was raak geweest, er vielen 2 dooden en 3 gewonden, waarvan één zoo ernstig, dat deze later overleed. Onder leiding van Dr. Asjes spoedde E.H.B.O. zich naar de Waal, doch zij hadden er geen flauw vermoeden van, dat de eerste doode, die aangetroffen werd, ons E.H.B.O.-lid, de heer J. H. van Lith, zou zijn. In dienst bij de Reederij van der Schuyt, was hij aan de Nieuwe Kade werkzaam en werd getroffen door een in de onmiddellijke omgeving inslaanden raketbom. Hij was een trouw lid van onze afdeeling en doordrongen als hij was van het nut van E.H.B.O. bezocht hij steeds trouw de Brigade oefeningen. Jan van Lith herdenken wij op deze plaats als een trouw en prettig lid van onze E.H.B.O. en wij danken hem voor het vele werk dat hij voor ons en in het algemeen belang heeft verricht. Dat juist hij als eerste doode aangetroffen werd, schokte ons allen zeer, juist omdat onze E.H.B.O.-ers nog niet eerder in aanraking waren gekomen met de vreeselijke verminkingen, die de getroffenen soms hadden. Al denken we nog met afschuw terug aan deze eerste hulpverleening, toch kregen we hier een harde les in hetgeen bij verdere hulpverleeningen te wachten stond. De vuurproef was doorstaan, E.H.B.O. was klaar voor de dingen, die komen zouden en die kwamen spoedig en veelvuldig.
De Geallieerden hadden zich inmiddels aan den overkant (Maas en Waal) gevestigd en vonden het blijkbaar erg belangrijk steeds weer opnieuw onze stad te beschieten. Het gevolg hiervan was, dat de Duitschers antwoordden met granaatwerpers, welke in den regel hier of daar, midden in de stad, meest in tuintjes achter de huizen stonden opgesteld. Was het lot gunstig, dat bij de eerste granaten geen slachtoffers vielen, dan kwam er niemand op straat voordat het weer rustig was. Aangezien echter aan een beschieting nooit een waarschuwing vooraf ging en dus altijd de granaten plotseling insloegen, waren het de eerste granaten die de slachtoffers maakten. Zoodra er dan op de centraalpost bericht kwam, dat er gewonden waren, trok E.H.B.O. er op uit voor de huipverleening.
Het was op Vrijdag, 2 September 1944, toen in het Nachtegaalslaantje gewonden en dooden vielen, welke door E.H.B.O. werden opgehaald. Vanaf dien dag werd de stad regelmatig beschoten, zoodat de colonne doorloopend hulp verleenen moest.
Het zou te ver voeren hier iederen dag van beschieting en hulpverleening te vermelden en zullen we ons bepalen tot het noemen van de belangrijkste gebeurtenissen.
Op Dinsdag 17 October kwam er bericht, dat te Echteld 3 Tielsche gravers gewond waren. De colonne trok op weg en werden deze menschen naar het Ziekenhuis vervoerd.
Op 20 October werd, in verband met de veelvuldige beschietingen, besloten een nachtdienst in te stellen. Deze nachtdienst bleef bestaan tot de algeheele evacuatie van Tiel op 20 Januari 1945 en werd steeds gedaan door 3 E.H.B.O.-ers en 2 bakfietsrijders. Onze Colonne-leider deed zelf de eerste nachtdienst.
In de Ziekenhuizen begint men zich angstig te maken voor de veiligheid der patiënten, zoodat op 25 October besloten wordt een gedeelte der patiënten van Bethesda naar den kelder van de Ambachtsschool over te brengen. De geheele Colonne wordt opgeroepen en was het zoodoende mogelijk om in 3 uur tijd 25 patiënten, met ledikanten en toebehooren, te verhuizen.
Vrijdag 27 October werden 2 gewonde gravers uit IJzendoorn gehaald. Dienzelfden avond werd in de Papesteeg een man door den dronken Ortskommandant aangereden, welke patiënt eveneens naar het Ziekenhuis werd overgebracht.
Steeds feller worden de beschietingen, zoodat de Doktoren het noodzakelijk achtten de zieken, die thuis verpleegd werden, naar een veiliger plaats over te brengen. Hiervoor kwam op Zondag 29 October de geheele Colonne weer in actie en werden vele zieken en ouden van dagen naar de R.H.B.S. in de Heiligen- straat overgebracht.
Ook uit omliggende Gemeenten komen steeds verzoeken om zieken op te halen. Zondag 29 October werd, onder leiding van Dr. v. Ameijden, een zieke uit Ophemert gehaald. Tijdens het transport kwam de groep, onder hevig granaatvuur, doch had dit gelukkig geen nadeelige gevolgen. Dienzelfden middag werd nog een zieke naar Culemborg gebracht. Deze transporten moesten per bakfiets geschieden.
Woensdag 1 November 1944 een zwarte dag voor Tiel. ‘s Middags te plm. 3 uur een beschieting op de Waterstraat en omgeving. Hier vielen 2 dooden en 20 gewonden. Van deze laatste zijn er naderhand nog 2 overleden. Alle gewonden werd eerste hulp verleend en naar het Ziekenhuis vervoerd.
Donderdag 2 November waren er 4 dooden en 7 gewonden, zoodat gedurende de week van 2 October tot 5 november 8 dooden en 34 gewonden door de E.H.B.O. behandeld werden.Ook het St. Andreas Ziekenhuis was overvol en niet voldoende veilig meer, zoodat de zich hierin bevindende patiënten naar verschillende veiliger oorden werden overgebracht, o.a. naar de kelders van dit Ziekenhuis en naar het Ambtmanshuis. Dat deze transporten onder zeer moeilijke omstandigheden plaatsvonden, blijkt wel hieruit, dat Vrijdagavond 3 November om 9 uur gestopt moest worden, daar er zoo'n hevig vuur over Tiel lag, dat het onmogelijk was met het werk verder te gaan.
Op Vrijdag 3 November werd eveneens een begin gemaakt met het inrichten van een operatiezaal in de Ambachtsschool. Ook .bij deze gelegenheid was E.H.B.O. present. Zij hebben het lokaal uitgeruimd, machines afgebroken en verplaatst en alle benoodigde instrumenten, apparaten e.d. van Bethesda overgebracht. Op dezen dag kreeg Bethesda 2 voltreffers en St. Andreas eveneens 2, terwijl ‘s nachts het Noodziekenhuis een voltreffer in het dak kreeg. Alles echter ‘zonder persoonlijke Ongelukken.
In de hierna volgende dagen werden regelmatig patiënten van het eene gebouw naar het andere overgebracht. Toen op
Dinsdag 7 November patiënten van het Ambtmanshuis weer naar de kelders van St. Andreas werden overgebracht, ontsnapte één der transporten aan een groot gevaar. Juist toen de groep met den laatsten patiënt onderweg was, sloeg vlak achter hen een granaat in. Niemand werd getroffen en werd in snel tempo doorgereden. Bij het Ziekenhuis was juist de patiënt van de bakfiets getild, toen een granaat in de onmiddellijke omgeving insloeg. Allen werden door de luchtdruk tegen den grond geslagen en toen de vijf E.H.B.O.-ers, waaronder natuurlijk weer Mevr. Hagenaar, onder de pannen en scherven vandaan gekropen waren, bleek, wonder boven wonder, dat niemand ook maar een enkel schrammetje opgeloopen had. De patiënt werd goed in de kelder afgeleverd.
Dinsdagavond 7 November werd bekend, dat een gedeelte van Tiel, het meest aan de Waalkant gelegen, ontruimd moest worden en tot sper-gebied werd verklaard. Dit bracht de eerstvolgende dagen veel werk voor de Colonne. Zieken en ouden van dagen werden naar andere stadsgedeelten overgebracht en werden transporten gedaan naar Utrecht, Buren en Neerrijnen. Vrijwel tegelijkertijd werd het P.T.T.-gebouw aan de Achterweg als kraaminrichting in dienst gesteld en werden daarheen een aantal kraamvrouwen vervoerd.
De eerste Tielsche evacué's gaan op Zondag 19 November naar Beesd en kreeg de Colonne de verzorging van een aantal zieken en ouden van dagen toegewezen. Veel werk is er gedurende deze evacuatie verricht, aangezien elk transport door minstens twee E.H.B.O.-ers begeleid moest worden. Vrijdag 24 November vormde hierin wel het hoogtepunt met tien transporten zoodat de geheele Colonne op weg was. De eerste E.H.B.O.-ers vertrokken ‘s morgens om 10 uur, dè laatste kwamen ‘s avonds om 11 uur terug.
Zaterdag 25 November kwam het bericht, dat te Echteld zes gewonden gehaald moesten worden. Binnen 10 minuten waren 4 bakfietsen met 8 E.H.B.O.-ers op weg, terwijl eenige anderen per rijwiel vooruit gingen. Bij aankomst te Echteld bleken de slachtoffers reeds verbonden te zijn door Dr. Asjes en den Heer Bonnet van de E.H.B.O. uit Echteld, terwijl tevens een Duitsche arts hulp verleend had. Het vervoer werd grootendeels door onze menschen verzorgd.
Den dag daarop werden 2 gewonden uit Eck en Wiel gehaald, een dag later weer één uit Maurik. Maandag 4 December werd het Rönthgenapparaat uit Bethesda naar de Ambachtsschool overgebracht, waarbij de E.H.B.O.-ers assisteerden met afbreken en weder opstellen.
Woensdag 6 December een zenuwoverspannen patiënte uit Kerk Avezaath gehaald. Den geheelen nacht moest bij deze patiënte door 2 E.H.B.O.-ers de wacht gehouden worden en bij het transport den volgenden dag naar Den Dolder gingen 3 man mee.Ook het hooge water bracht voor de Colonne veel werk.
Op Donderdagavond 7 December werden alle leden opgeroepen voor nachtdienst in verband met de te verwachten werkzaamheden. Zondag 10 December kwam de Colonne nogmaals in z'n geheel op van 16.00 tot 23.00 uur. Gedurende dezen watersnood zijn vele zieken uit hun door het water omringde woningen gehaald en naar Tiel overgebracht. Deze transporten waren buitengewoon moeilijk, aangezien een en ander met bootjes moest geschieden en hierbij soms zeer wrakke vaartuigen waren. Degenen, die in het bezit van laarzen waren, konden droge voeten houden, maar velen konden, na afloop van hun dienst hun sokken en pantalon uitwringen. Eenige leden kwamen op het idee de gaspakken van de L.B.D. aan te trekken en hebben zij hierin vele malen hun dienst door het water verricht. Door een groep leden werden regelmatig eenige patiënten verbonden, die zich nog in hun eigen huizen bevonden, hieruit niet vandaan wilden en op zolders of andere hooggelegen gedeelten van het huis bleven wonen. In totaal zijn door onze menschen 24 zieken en 3 complete families uit het overstroomde gebied gehaald en naar Tiel overgebracht.
De evacuatie was door de B.A.B. zooveel mogelijk sleepende gehouden, doch op Woensdag 21 December kwam van de Duitschers de mededeeling, dat het met dat slappe gedoe maar eens afgeloopen moest zijn en met de evacuatie voortgang gemaakt moest worden. De daarop volgende dagen was het weer druk met het verzorgen van zieken en ouden van dagen en werden tevens verschillende transporten begeleid.
Zaterdagnacht 23 December bracht voor een aantal leden en bakfietsmannen eenige angstige uren. Te plm. 2 uur werden ze uit het bed gehaald om door de Moffen verhoord te worden in verband met een overval op het politiebureau. Het verhoor was zeer wantrouwend en de Moffen staken het niet onder stoelen of banken, dat ook het leven van onze E.H.B.O.-ers aan een zijden draadje hing. Het bleek echter, dat geen onzer leden iets met de zaak uit te taan had en werd ‘s morgens om 5 uur de laatste weer in vrijheid gesteld.
Het jaar 1944 loopt ten einde en na nog een transport naar Culemborg, vele transporten in de stad, kraamvrouwen naar P.T.T. enz., komt, na een betrekkelijk rustige week Maandag
1 Januari 1945.
Maandag 1 Januari 1945, de zwaarste dag, die de Colonne gedurende haar heele periode van hulpverleening meemaakte. Deze dag zal door geen enkel Colonne-lid, bakfietsman of ordonnans vergeten worden. Op dien dag werden door de Colonne 4 dooden en 28 gewonden opgehaald, terwijl nog een aantal, die ter plaatse verbonden werden, op eigen gelegenheid naar het Ziekenhuis gingen. Doordat het gedurende eenigen tijd betrekkelijk rustig was geweest en het op dien dag prachtig winterweer was, maakten vele Tielenaren van de gelegenheid gebruik op den eersten dag van het nieuwe jaar hun familie en kennissen te bezoeken. Het was al echt Nieuwjaarsdag, toen te plm. 10.30 de eerste granaten in de Papesteeg vielen en deze maakten 3 gewonden. De projectielen waren van veel zwaarder kaliber dan voorheen en dit kwam wel tot uiting in het groote aantal slachtoffers. Om 11 uur nogmaals inslagen in de Papesteeg, echter zonder slachtoffers. Regelmatig werd er nadien geschoten en kwamen gedurende den ochtend de meeste treffers in de omgeving van het station terecht. Als gevolg van deze beschieting werd een gewonde van den Culemborgsche Grintweg binnengebracht. Van ongeveer 4 uur in den middag tot 6 uur brak de hel in alle hevigheid los en zijn er toen momenten geweest, dat in 6 minuten tijds 24 zware inslagen geteld werden. Een Geallieerd verkenningsvliegtuig cirkelde boven de stad en regelde het vuren van de stukken geschut. Het heele E.H.B.O.-apparaat was toen in de weer. Zij, die geen dienst hadden, kwamen eigener beweging op post. Onder de bezielende leiding van Dr. Asjes hebben allen gewerkt, wat ze onder de gegeven omstandigheden konden. Op de meest gevaarlijke plaatsen waren de E.H.B.O.-ers aanwezig en kunnen we wel zeggen, dat vele gewonden als het ware onder de granaten vandaan gehaald zijn. Het was een levensgevaarlijk en zenuwsloopend werk. Zeer onder den indruk waren allen van het noodlot, dat Theo Gennissen trof. Als B.A.B.-man hadden we reeds meerdere malen tijdens de evacuatie met hem samengewerkt en waardeerden allen zijn kundige regeling der transporten, zijn doortastend optreden, wanneer dit noodig was en de prettige en rustige wijze waarop hij met de menschen omging. Hij stelde zich vrijwillig ter beschikking van onze Colonne en werd doodelijk gewond bij het ophalen van een slachtoffer. Theo Gennissen gaf zijn leven voor de hulpeloozen, zijn nagedachtenis zal door onze E.H.B.O. steeds in eere gehouden worden. Hij ruste in vrede.
Om ongeveer 18.00 uur was op dezen dag de beschieting geëindigd. Alle slachtoffers waren naar het Noodziekenhuis overgebracht, doch hierna kwam voor onze menschen nog veel werk in het Ziekenhuis zelf. Op een zoodanigen toevloed van patiënten was niet gerekend en werden in allerijl ledikanten, matrassen, linnengoed en wat dies meer zij uit Bethesda en het Ambtmanshuis gehaald. Patiënten werden naar en van de operatiekamer gebracht en waren velen langen tijd druk in de. weer, voordat de dienst weer eenigszins normaal geregeld kon worden.
Van één der leden was de woning zoodanig verwoest, dat deze onbewoonbaar was en werd zijn vrouw, met de kinderen, benevens kleeding, beddegoed, e.d. naar een andere woning overgehuisd. Een gedeelte der Colonne ging om 20.30 naar huis, het andere gedeelte, voor zoover zij geen dienst meer hadden, kon om 22.30 uur vertrekken.
Na 1 Januari hebben we in onze stad geen zware beschietingen meer meegemaakt, doch er was voor onze E.H.B.O.-ers volop werk in het Ziekenhuis en met vele transporten in de stad en naar buiten. Het werken werd ons door de moffen steeds moeilijker gemaakt. De legitimatiepapieren werden, zonder onderteekening door den Hoofdbestuurder van het Nederlandsche Roode Kruis, den N.S.B.-er Pieck, niet meer als geldig beschouwd. Verschillende leden kregen onderweg moeilijkheden, de papieren werden afgenomen en eenigen werden zelfs een paar uur vastgehouden.
Een vergadering, ter bespreking hiervan, was reeds gehouden op Zondag 1 December 1944, waar unaniem besloten werd het werk onder alle omstandigheden voort te zetten en ons niet aan den wil der Moffen te onderwerpen. Een ieder zou dan maar voor eigen risico doorwerken. Allen hebben dit dan ook gedaan en hoewel menigmaal nog moeilijkheden voorkwamen, brachten deze toch geen verdere narigheden mee. Toen tenslotte de Moffen zagen, dat er aan den wil van onze menschen niet te tornen viel, werden alle menschen die in het bezit van een Roode Kruis- band waren bij den Ortskommandant ontboden. De papieren werden met persoonsbewijzen en Eenheidsdiploma's gecontroleerd en kregen onze leden van een Duitsche arts een handteekening daarop, waarmede de zaak weer voorlopig gered was.
Donderdag 11 Januari Werd bekend gemaakt, dat de geheele leerd en kregen onze leden van een Duitschen arts een handteekening daarop, waarmede de zaak weer voorloopig gered was. Een ramp voor Tiel, er viel nu niet mee te spotten, dat werd ondubbelzinmg te kennen gegeven. Steeds hadden we nog gehoopt, zonder algeheele evacuatie, de bevrijding te kunnen halen, maar tevergeefs. Aan dit, met kracht uitgesproken bevel, moest een ieder voldoen. Deze laatste dagen van Tiel hebben dan ook van onze E.H.B.O-ers een geweldige krachtinspanning geëischt. Zieken en gewonden en ouden van dagen moesten met zeer gebrekkige vervoermiddelen weggebracht worden. Als we hierbij in aanmerking nemen, dat het streng winterweer was, met een dikke laag sneeuw op de wegen, dan is het begrijpelijk, dat Tiel zich in een vrijwel hopelooze positie bevond. Hier moest geholpen worden om zooveel mogelijk vooral de hulpeloozen den bijstand te geven, die zij behoefden.
Met terzijde stellen van elk persoonlijk belang zijn alle leden in dienst gebleven, zoolang dit mogelijk was en hebben zij geholpen waar zij konden. Sommige zieken konden onmogelijk de reis naar Friesland volbrengen en toch moest gezorgd worden, dat ook zij behoorlijk onderdak kregen. Overleg met de H.H. Doktoren volgde en hoewel de inmiddels in dienst gestelde Nood- ziekenhuizen te Beesd, Rhenoy en Zoelen druk bezet waren, werd er toch altijd een oplossing gevonden, om nog maar weer een aantal patiënten op te nemen.
In overleg met de B.A.B. zijn alle evacuatie-transporten naar Wijk bij Duurstede door een aantal E.H.B.O.-ers begeleid, daarbij onderweg geassisteerd door de Roode Kruis-afdeelingen van Drumpt, Zoelen en Echteld. Van deze transporten alleen is reeds een boekdeel te schrijven, doch dat zou te ver voeren.
Zooals reeds gezegd, moesten ook de Ziekenhuizen met patiënten en de geheele inventaris geëvacueerd worden en ook hiervoor kwam de Colonne weer in zijn geheel in actie. Op Vrijdag 19 Januari waren alle patiënten afgevoerd, doch restte toen nog de inventaris. Een ieder, die een Ziekenhuis eens wat nauwkeuriger bekeken heeft, weet wat dat zeggen wil. Er werd weer met de Moffen gepraat en kregen de Ziekenhuizen toestemming om tot Maandag 22 Januari te evacueeren. Op Zaterdag echter bereikte ons het bericht, dat er in de stad nog enkele zieken waren achtergebleven. Een onderzoek werd ingesteld en zoo gebeurde het, dat op Zondag weer een aantal patiënten voorloopig in de Ambachtsschool werd opgenomen. Zondagmorgen kwam er een mededeeling, dat er in de Binnenmolensteeg een man op straat lag. Een ploeg er heen en bleek zulks juist te zijn. De man was met een zak toegedekt en gedeeltelijk ondergesneeuwd. Hij leefde gelukkig nog en werd eveneens naar de Ambachtsschool overgebracht. Van hieruit werd hij per raderbrancard naar het Noodziekenhuis te Zoelen gebracht.
Wegens gebrek aan vervoermiddelen ging het transport van de Ziekenhuizen-inventaris langzaam, doch kregen we eindelijk de beschikking over een auto van de Tielsche brandweer. Allereerst werden de 6 patiënten uit de Ambachtsschool ingeladen en ging de tocht naar Beesd. De auto zou van deze reis echter
niet terugkeeren, aangezien hij op den terugweg van den Appeldijk afgleed.
‘s Maandags werd het vervoer versterkt met een paar wagens en is toen een groot gedeelte van den inventaris overgebracht naar Tedinghsweert, waar het in één der groöte schuren werd opgeborgen. Toen kwam er schot in en hoewel er nog een bevel kwam, dat er van ‘s middags 1 tot 3 uur niemand op straat mocht, was het allernoodzakelijkste toch weggebracht, hoewel er nog veel moest achterblijven. De laatste vracht ging ‘s avonds om half zes op weg onder leiding van Zr. Aaltje, die hiervoor een speciale vergunning had. Het grootste gedeelte van den tocht werd door de begeleiders loopende afgelegd en ‘s avonds om 11 uur kwam het transport op Mariënwaerd aan. Tiel was vaarwel gezegd. Wanneer zouden we terugkeeren en in welken toestand zouden we onze stad dan aantreffen. We konden er slechts naar raden, maar veel tijd om hieraan te denken was er niet, want Mariënwaerd nam onze E.H.B.O.-ers ten volle in beslag.
In den loop der laatste dagen was besloten, dat de Colonne zich zou spitsen. Een gedeelte ging mee naar Mariënwaerd, een ander gedeelte naar Zoelen, om aldaar voor het Noodziekenhuis te werken. Onze Medische leider moest te Tiel blijven om de burgers, die voor de Wehrmacht bleven werken, te verzorgen.
Tot zoover de belevenissen van de E.H.B.O.-Colonne te Tiel. Tot besluit van dit eerste gedeelte volgt hier een samenvatting van hetgeen onze leden te Tiel verwerkt hebben.
Naar de Ziekenhuizen werden vervoerd, na eerst een noodverband te hebben aangelegd 130 gewonden.
‘Naar de Aula van het Kerkhof werden 32 dooden overgebracht.
Naar en van de kraaminrichting in het P.T.T.-gebouw werden 42 transporten gedaan.
Vervoer van zieken en hulpbehoevenden naar verschillende instellingen: 182. patiënten.
Transporten van levensmiddelen, beddegoed, enz., ten behoeve der Ziekenhuizen: 52 maal.
Patiëntenvervoer van Tiel naar andere plaatsen:
naar Echteld 3 patiënten
,, Kerk Avezaath 2 ,,
,, Maurik 3 ,,
,, IJzendoorn 1 ,,
,, Ophemert 4 ,,
,, Culemborg 2 ,,
,, Zoelen 5 ,,
,, Utrecht 3 ,,
,, Drumpt 3 ,,
,, Erichem 1 ,,
,, Varik 1 doode.
Ongeveer 300 ouden van dagen en hulpbehoevenden zijn tijdens de evacuatie verzorgd en met transport begeleid.
Mariënwaerd.
Het eerste gedeelte der Colonne, dat met het Ziekenhuis mee naar Mariënwaerd ging, bestond uit de volgende leden:
A. Th. M. Velders, D. Stegehuis, H. Stegehuis, H. Hagenaar, P. van Beem, P. N. van Doesburg en de bakfietsrijder W. Schoots.
De eerste dagen op Mariënwaerd waren druk, alle mogelijke werkzaamheden waren te verrichten, ziekenzalen gereed- maken, goederen opbergen, sloten maken op kasten en kelders, enz. Doch ook de inventaris, die voorloopig op Thedinghsweert opgeborgen was, moest opgehaald worden. Donderdags kwam er nog een vergunning om goederen te Tiel te halen en toen was de Colonne weer present. Nadien werd nog éénmaal toestemming verkregen om de achtergebleven spullen te Tiel te halen. Bij den laatsten keer echter werden in Geldermalsen de wagens door de Moffen gevorderd en was goede raad duur. Doch met medewerking van den agent van politie Reijntjens werd in Kerk Avezaath een 5-tal wagens gevorderd en kwam het transport zoodoende eerst ‘s avonds om 11 uur in Beesd aan.
Donderdagnacht 25 Januari kwam er een aantal menschen om de verongelukte Brandweerauto op te visschen en. werden drie onzer leden aangewezen om hieraan mede te werken. Ze werden hiervoor uit hun bed gehaald, doch togen welgemoed naar het terrein hunner werkzaamheden. Even later moesten nog twee andere leden hun bed verlaten, aangezien er onverwijld ruimte gemaakt moest worden voor een operatie. Dat zou de eerste worden op Mariënwaerd. Na eenige uren onder leiding van Zr. Aaltje gewerkt te hebben, waarbij vele moeilijkheden waren op te lossen, kon Dr. Hoogenboom toch geen genoegen nemen met het bereikte resultaat, hoe goed dit ook was, zoodat de operatie te Culemborg zou geschieden.
Intusschen was het 4 uur in den morgen geworden en arriveerden ook de menschen met den verongelukten auto. Verkleumd door de koude als ze waren, werd eerst nog een warme kop koffie gedronken, waarna het warme bed nog voor enkele uren opgezocht kon worden.
De huisvesting voor onze leden was bedoeld als van tijdelijken aard. Drie hunner hadden daarom inmiddels in het dorp Acquoy onderdak gevonden. De overigen meenden in Beesd wel te kunnen slagen. Maar hoe vergisten zij zich daarin! Nergens werd onderdak gevonden! Zr. Aaltje hakte toen maar gauw den knoop door en werd er in het Noodziekenhuis een plaatsje ingeruimd, waardoor zij toen opgenomen werden in het groote gezin van Bethesda. Intusschen was er wat orde gekomen in de huishoudelijke zaken en kon het werk voor de E.H.B.O.-ers meer regelmatig verdeeld worden. Dr. Weisfelt en Zr. Aaltje hielden hierover een bespreking en werd het werk als volgt ingedeeld:
buitendienst, binnendienst en technische dienst. De buitendienst zou zorgen voor de voedselvoorziening en ordonnansdiensten. De binnendienst voor patiëntenvervoer in het Ziekenhuis, het schoonhouden der zalen, enz., terwijl de technische dienst den dag nuttig kon besteden met het aanbrengen van allerlei verbeteringen. Het werk was echter zoo geregeld, dat, waar op een moment veel te doen was, allen ingeschakeld konden worden. De voedselvoorziening, die onder leiding van Mej. Berger stond, was een belangrijk onderdeel en de melkvoorziening was een dienst op zichzelf. D. Stegehuis en H. Hagenaar namen dit onderdeel voor hun rekening, ze gingen er op uit om bij de boeren melk voor de zieken te koopen en waren hiermede iederen dag tot ‘s middags 1 uur bezet. P. N. v. Doesburg verrichtte de ordonnansdiensten in den omtrek. Deze omtrek was trouwens nogal ruim gemeten, want reisjes naar Zoelen, Gorcum en Culemborg waren aan de orde van den dag. Was het met de voedselvoorziening erg druk, dan assisteerden hierin ook de andere E.H.B.O.-ers en zoo kwam het voor, dat op zekeren dag een speciaal transport naar Culemborg ging om levensmiddelen te halen. ‘s Morgens vroeg ging men op weg n met ongeveer 300 K.G. proviand op de handwagen was men ‘s avonds om 7 uur weer op Mariënwaerd.
De binnendienst benaderde meer het E.H.B.O.-werk. Ziekentransport van de eene zaal naar de andere of naar de operatiekamer was dagelijksch werk. Hier was steeds ,,Dr. Nol" de man, die de lakens uitdeelde, hierin ‘s middags meestal bijgestaan door H. Hagenaar. Maar niet alleen het ziekentransport gaf werk, ook wanneer de operatiekamer schoongemaakt moest worden, waren de E.H.B.O.-ers in de weer. En dat gebeurde nogal eens een keer! De operatiekamer voldeed slechts aan de meest beperkte eischen en had o.a. een houten vloer, hetgeen veel werk met zich mee bracht. Meer dan eens is het voorgekomen, dat de operatiekamer ‘s middags schoongemaakt was of er kwam een spoedgeval, daarna weer schoongemaakt, totdat de jongens er in den nacht nog eens uit gehaald werden omdat er weer een ,,spoedje" was geweest.
Vele malen moest Dr. Hoogenboom ‘s avonds of ‘s nachts uit Beesd gehaald worden en ook dan waren het weer de E.H.B.O.ers, die zich hiermede belastten.
Transport van patiënten buiten het Ziekenhuis, zooals we dat in Tiel steeds gedaan hadden, kwam vrijwel niet voor, aangezien er in Beesd geen vervoermiddelen te krijgen waren. Was er eens een geval, waarbij de bakfiets niet gebruikt kon worden, doch waarvoor paard en wagen vereischt was, dan werden soms ongelooflijke dingen beleefd.
Een in het Ziekenhuis verpleegde familie, man en vrouw, zou het Ziekenhuis verlaten en de Burgemeester van Beesd had een boer gevonden, waar beiden onderdak zouden komen. Het Ziekenhuis moest echter voor het vervoer zorgen en zoo ging één der E.H.B.O-ers op weg om een paard en wagen te vinden. ‘Bij de eerste acht boeren ving hij bot, maar bij den negende lukte het hem eindelijk, na lang praten een bruikbaar vervoermiddel los te krijgen. De patiënten werden zorgvuldig ingepakt en men ging op weg. Aan het opgegeven adres aangekomen, bleek het den boer echter, dat hij nog met invaliden te doen had en hij weigerde pertinent ze in huis te nemen. Er hielp niets aan en er zat niets anders op dan ergens anders te probeeren. Het geheele Culemborgsche Veld werd doorkruisd, van den eenen boer naar den andere, doch zonder resultaat. Er werd toen maar besloten naar huis terug te keeren en werden zoodoende man en vrouw ‘s avonds om 8 uur weer op Mariënwaerd opgenomen. Dit geval weerspiegelt zuiver de mentaliteit van een groot deel der bevolking van Beesd en omstreken. Den volgenden dag heeft de Burgemeester van Beesd beiden in zijn huis opgenomen.
Een probleem van geheel anderen aard, was dat der verwarming. Niet minder dan 17 kachels moesten zorg dragen voor een eenigszins dragelijke temperatuur. lederen morgen moesten deze 17 kachels opnieuw aangemaakt worden en behoorden ze om 9 uur behoorlijk te branden. Om hiermede op tijd gereed te zijn, moest ‘s morgens op z'n laatst om half zes begonnen worden. Voor één man was dit onbegonnen werk en werd dan ook spontaan besloten, dat alle leden hieraan zouden helpen. Met groot enthousiasme, soms met meer of minder succes, hebben allen zich van hun taak gekweten.
Als man van den technischen dienst heeft H. Stegehuis, tezamen met de beide timmerlieden van Bethesda, veel bijgedragen tot het inrichten van het Ziekenhuis. Timmerwerk was er genoeg, verduisteringen maken, linnenkamer inrichten, schappen in kasten maken, ja, zelfs het veranderen van klompen en het maken van houten beenen en krukken voor de patiënten behoorde tot de werkzaamheden.
Het noodziekenhuis werd echter al spoedig te klein. Doch in Opijnen stond een houten barak en werd besloten deze naar Beesd over te brengen. De barak, groot 22 x 8 Mtr., werd afgebroken naar Beesd vervoerd en zou naast het Ziekenhuis weer in elkaar gezet worden. Bijna was men hiermede gereed, toen op Vrijdagavond 5 Mei het bericht van de capitulatie binnenkwam. Om half tien nog ging het toen met de zusters in optocht naar Beesd. De volgende dagen werd de barak als feestlokaal ingericht en werd hierin vele avonden de bevrijding gevierd. Mede door de komst van een drietal Amerikaansche piloten, zullen deze avonden niet gauw vergeten worden.
Eindelijk was er dan de lang verwachte vrede en zou dit het einde brengen van den dienst onzer E.H.B.O.-ers in het Ziekenhuis. Zij konden zoo langzamerhand naar huis terugkeeren.
De timmerlieden waren de eersten die naar Tiel vertrokken, want zij hadden tot taak het Ziekenhuis Bethesda zoo spoedig mogelijk weer bewoonbaar te maken. Toen ze hiermede zoover gereed waren, restte den E.H.B.O.-ers nog de taak om het Ziekenhuis van Mariënwaerd weer naar Tiel over te brengen. Met versterking van de Zoelensche Colonne was hiervoor een flinke ploeg ter beschikking. De terugkeer naar Tiel ging onder heel betere omstandigheden, er waren een aantal flinke vrachtauto's en binnen één week was Bethesda met haar heele hebben en houden weer in Tiel terug.
Zoelen en Kerk-Avezaath. De Colonne, die op 20 Januari 1945 te Zoelen arriveerde, bestond uit de volgende leden: de dames Mevr. Hagenaar-Weeda en Mej. Hollander en de heeren D. van IJzendoorn, H. B. M. Müter, J. W. van Toorn, N. van Doorn, H. J. de Kruiff, St. van Uitert en H. J. Vermeulen. Als bakfietsrijders kwamen mee R. van Keulen en A. van Beem. In Kerk-Avezaath werd een post ingericht door W. F. Rijksen, met als bakfietsrijder R. Wouterse. Ordonnansen waren J. Reijntjens en W. Pals. Als leider der ploeg werd D. van IJzendoorn aangewezen, die, het mag direct aan het begin van dit verslag worden gezegd, zijn taak op bewonderenswaardige wijze heeft verricht.
Bij aankomst te Zoelen was het eerste werk onderdak te zoeken, aangezien van te voren geen gelegenheid was geweest plaatsen te reserveeren. Natuurlijk ging dit weer met de gebruikelijke moeilijkheden gepaard, doch tenslotte was ieder onderdak. Een woord van dank aan den Zoelenschen Predikant, Ds. Israël, is hier zeker op zijn plaats, aangezien deze een belangrijk deel der Colonne in zijn woning en de Consistoriekamer onderbracht. De eerste dagen werden besteed aan het op zaken stellen van eigen belangen en had de Colonne het geluk, dat er toen nog niet veel te doen was.
Het eerste werk komt op 24 Januari, als op last van den Kampfkommandant een vrouw met 3 kinderen uit Tiel moeten worden opgehaald. Op 25 Januari wordt het eerste transport per bakfiets naar Rhenoy gedaan. Een 2 1/2-jarig kindje met ernstige diphterie. Het transport vertrekt ‘s avonds om 11 uur. Een dikke sneeuwlaag, de wegen zijn bijna niet te onderscheiden. Een der leden, die den weg goed kent, rijdt voorop en komen ze ‘s nachts om 3 uur in Rhenoy aan. In een dikke mist wordt in den morgenstond de terugweg aanvaard. Heele einden moeten loopende worden afgelegd en ‘s morgens om 8 uur arriveert men weer te Zoelen.
Op 27 Januari krijgt een gedeelte der Colonne mededeeling, dat ze naar andere oorden moet evacueeren. v. IJzendoorn laat het er niet bij zitten, confereert hier en daar en weet het voor elkaar te krijgen, dat het gevaar voorloopig afgewend wordt.
Het kost steeds veel moeite voor een transport, dat niet per bakfiets kan geschieden, paard en wagen te krijgen. De Moffen vorderen alles wat op den weg komt en de boeren durven zoodoende hun wagens niet voor den dag te halen. Doch in de meeste gevallen brachten de Roode Kruispapieren hier een oplossing.
De veriichting op het Noodziekenhuis te Zoelen laat veel te wenschen over, men behelpt zich met kaarsen. Dat kan niet langer zoo blijven, er wordt beraadslaagd en E.H.B.O. trekt er op uit om de hulp van het Noodziekenhuis te Mariënwaerd in te roepen. Het resultaat is, dat er ‘s avonds 10 flesschen Butagas te Zoelen worden afgeleverd.
Een brief van den Kampfkommandant bevat de opdracht een gewonden graver in Buren te halen. Deze man, die te Ochten gewond geraakt was, wordt naar Zoelen overgebracht en ten slotte weer naar Mariënwaerd.
Hauptman Mertz houdt geregeld razzia's te Zoelen. Hij heeft veel gravers noodig, doch vrijwillig komt er niemand. De Colonne ontkomt hier niet aan, doch na veel heen en weer gepraat met den Hauptman, weet v. IJzendoorn het gedaan te krijgen, dat de E.H.B.O.-ers niet hoeven te graven en worden zij zelfs in het bezit van nieuwe papieren gesteld. Ook Dr. J. J. Hajonides v. d. Meulen, de Directeur van het Noodziekenhuis te Zoelen, had een belangrijk aandeel in deze besprekingen.
Van dag tot dag komt er meer werk en vooral de voedselvoorziening voor het Noodziekenhuis vraagt de aandacht. Per bakfiets wordt tomatensap, witte stroop, suiker en zout gehaald. Vele personen, die vanuit Rotterdam in deze streek voedsel komen halen en de voeten doorgeloopen hebben worden verbonden.
In het nauwkeurig bijgehouden dagboek lezen we op 9 Februari, dat er ‘s nachts aan de Pastorie geklopt wordt. Er is een sterfgeval. Kan de E.H.B.O. helpen? Onmiddellijk wordt Mevr. Hagenaar uit het bed gehaald en vervult zij den droeven plicht met het afleggen van den doode. Het was een angstigen nacht. Onophoudelijk passeeren de vliegende bommen. Eén slaat er af, neemt een andere richting aan. Zou hij vallen? Neen, hij slaat weer aan, begint weer onheilspellend te loeien en vervolgt zijn weg.
Veel transporten zijn er in de afgeloopen weken gedaan. Er zijn veel zieken en het spreekuur op het Noodziekenhuis dreigt in de war te loopen. E.H.B.O. wordt te hulp geroepen en belast zich met de regeling. Elke patiënt krijgt een nummer. Eenige malen worden 150, ja zelfs 180 nummers uitgegeven. Twee der leden assisteeren bij het verbinden der patiënten, een ander helpt in de apotheek.
Van 6 tot 13 Februari worden transporten van verschillende aard gedaan. Kraamvrouwen worden gehaald en weer teruggebracht, door overbelasting van het Noodziekenhuis te Rhenoy worden een aantal Diphterie-patiënten teruggehaald, levensmiddelen worden aangevoerd, patiënten naar en van het Noodziekenhuis te Zoelen gebracht. Er zijn transporten naar Culemborg, Tiel, Drumpt, Wadenoijen en Kerk-Avezaath.
Op 14 Februari worden de eerste patiënten over den Rijn gebracht, een gedeelte der Zoelensche evacué's wordt weer verjaagd. ‘s Avonds gaan er nog transporten naar Buren en Asch. Midden in den nacht keert de ploeg terug.
Voor 15 Februari waren 6 transporten in elkaar gezet. De Wehrmacht stuurt echter alles in de war. Paarden en wagens worden gevorderd, doch E.H.B.O. zou E.H.B.O. niet zijn, als zij ook dezen tegenslag niet overwon. Het was een zware dag, doch ‘s avonds konden de leden weer tevreden zijn.
Voor de tweede maal brengt het hooge water werk aan den winkel. Verschillende gezinnen worden uit hun huizen gehaald en naar hooger gelegen gedeelten van Zoelen overgebracht. Voor zoover mogelijk worden deze transporten per bakfiets gedaan, doch vele malen komt het voor, dat tot over de assen door het water gereden wordt. De gewone transporten moeten ook doorgaan en lezen we in het dagboek van reizen naar Beesd en Rhenoy. E.H.B.O. heeft inmiddels de beschikking gekregen over een rijtuig, dat goede diensten bewijst, vooral wanneer het slecht weer is.
Op 20 Februari gaat er een transport per paard en wagen met 5 patiënten naar Zoelmond. Op last van de B.A.B. en Gemeentebestuur moesten deze personen weggevoerd worden. In Zoelmond is er echter geen plaats en wordt doorgereden naar Buurmalsen, waar één der patiënten ondergebracht wordt. Laat in den avond is men met de overige patiënten weer in Zoelen terug en worden deze den volgenden dag naar Culemborg overgebracht.
Dien dag gaat een ordonnans naar Beesd en Rhenoy om serum voor het Noodziekenhuis te halen. Op verzoek van het Gemeentebestuur wordt één der leden belast met de verzorging van de gravers aan den Kanaaldijk.
Op 22 en 23 Februari weer een aantal transporten naar Beesd en Rhenoy en worden tevens uit Tiel eenige gewonden gehaald, die daar tijdens, een beschieting getroffen zijn. ‘s Avonds wordt Tiel weer zwaar beschoten. We zien een andere uitwerking van de granaten in de lucht. Wat zou het zijn? Het antwoord laat niet lang op zich wachten en na eenigen tijd zien we dat Tiel brandt. De beschietingen herhalen zich, vanuit Zoelen kunnen we zien, dat het op verschillende plaatsen brandt. De leden staren naar den vuurgloed boven hun stad, hun gedachten laten zich makkelijk raden.
De hierna volgende dagen weer druk werk, gewonden. gehaald in Drumpt en vervoerd naar Culemborg, ‘s avonds gaat nog één der leden naar Rhenoy om serum te halen. Er zijn vele ernstige ziektegevailen in de omgeving en ook de Colonne ontkomt er niet aan. Twee der leden worden voorloopig door ziekte uitgeschakeld.
Op 28 Februari gaat een transport op weg naar Hardinxveld, twee dagen duurt de tocht. Onderweg werden nog een aantal personen met doorgeloopen voeten, of andere kwetsuren, verbonden.
Het zou te saai worden alle belangrijke transporten te vermelden, het zijn er vele en van uiteenloopenden aard. Voor één der Zusters van het Noodziekenhuis zullen te Tiel nog goederen gehaald worden. Hiervoor is een vergunning verkregen, doch bij aankomst in de Ambachtsschool blijkt al spoedig, dat alles gestolen is. Voor een andere geëvacueerde wordt nog een vracht meubilair uit Tiel gehaald en naar Wijk bij Duurstede overgebracht. E.H.B.O. is manusje van alles. Uit Echteid wordt een drenkeling gehaald. Er wordt hulp verleend aan een patiënt met een bovenbeenbreuk en deze vervoerd naar Mariënwaerd. Eenige patiënten worden mee teruggebracht.
Op 7 Maart moet er te Echteld een doode opgehaald worden. De tocht gaat voor een groot deel door het water, dat op sommige plaatsen bijna een meter hoog op den weg staat. Op dezen dag is er een transport met 4 patiënten naar Beesd.
Op 10 Maart wordt er, op verzoek van de ouders een lijkkistje voor een kind naar Echteld gebracht. Het Noodziekenhuis te Zoelen heeft hulp noodig en er worden twee nieuwe zusters uit Asperen gehaald. Op dezen dag is er een transport naar Eck en Wiel, waarbij de bakfiets in het water blijft steken, zoodat de tocht verder al badende geschiedt.
Dinsdag 13 Maart een drukke dag voor de Colonne. Er gaan 2 wagens en 2 bakfietsen met tezamen 10 patiënten naar Beesd en Rhenoy. Te Echteld zijn twee personen verdronken door het omslaan van een roeiboot. De lijken worden met paard en wagen opgehaald en naar Zoelen overgebracht. ‘s Middags is de begrafenis, waarbij zes onzer E.H.B.O.-ers als dragers fungeeren.
Het Ziekenhuis te Rhenoy moet worden uitgebreid, doch men komt ledikanten en bedden tekort. Het is bekend, dat op de Eizenpasch te Drumpt nog een aantal ledikanten van de Duitschers aanwezig zijn, die daar geen gebruik meer van maken. Ten Gemeentehuize worden hierover besprekingen gevoerd en besloten wordt de E.H.B.O. met de bakfietsen dit werk te laten opknappen. Langs een stillen weg gelukt het 29 ledikanten met toebehooren naar Zoelen over te brengen, zonder dat deze ,,diefstal" door de Moffen opgemerkt wordt. Den volgenden dag wordt alles naar Rhenoy overgebracht en het Ziekenhuis is weer even geholpen. Dienzeifden dag zijn er transporten naar Beesd, Echteld en Avezaath.
Op 17 Maart wordt het wachtlokaal op het Kasteel in gebruik genomen en zijn twee der E.H.B.O.-ers steeds aanwezig. De E.H.B.O. beschikt thans over een eigen paardenwagen met voerman Schiltmans, welke echter op zekeren dag toch door de SS gevorderd wordt. Dr. v. d. Meulen en v. IJ zendoorn gaan er op af, hebben een hevige schermutseling met de roovers, doch komen als overwinnaars uit den strijd.
Dinsdag 20 Maart heeft er een beschieting op Kerk-Avezaath plaats. Er komen alarmeerende berichten en de Colonne gaat op pad om de post Kerk-Avezaath te assisteeren. Er worden zes gewonden aangetroffen, welke inmiddels reeds door Rijksen, in samenwerking met Dr. Rooda, zijn verbonden. Rijksen leverde hier een mooi staaltje E.H.B.O.-werk. Op dezen dag gaan er 6 transporten naar Beesd en Rhenoy.
De nacht van 20 op 21 Maart zal niet gauw vergeten worden. Er is een beschieting in de omgeving van den toren en er vallen drie gewonden. Deze worden zoo snel mogelijk verbonden en naar het Kasteel overgebracht. Dr. v. Ameijden verricht hier zijn eerste operatie en wordt door vijf onzer leden bijgestaan. Het is vier uur in den morgen als de leden nog even hun bed gaan opzoeken, want om 8 uur is de Colonne weer present. In verband met deze gebeurtenissen wordt, in overleg met de H.H. Doktoren, besloten een nachtdienst in te stellen, waaraan om beurten door de leden wordt deelgenomen.
Op 25 Maart, ‘s avonds om half elf komt er bericht, dat te Echteld zes personen doodelijk getroffen zijn en moeten deze den volgenden dag opgehaald worden. Vier der leden gaan, met een politieman, op weg. Wat bij aankomst op de plaats des onheils werd aangetroffen, is met geen pen te beschrijven. De slachtoffers waren zoodanig verminkt, dat ze met touwen en verband bij elkaar gebonden moesten worden om er nog een eenigszins behoorlijk geheel van te maken. Op deze wijze werden ze gereed gemaakt voor het kisten. Het was een vreeselijk werk, doch ook hier toonde de Colonne weer haar onmisbaarheid. Onder de dooden bevond zich den heer v. Beem, E.H.B.O.-er van de afd. Echteid, waarmede wij vele malen op het gebied van E.H.B. 0. hadden samengewerkt. Hij was een uitstekend E.H.B.O.-er en bewees nog zijn kundigheid, bij het behandelen van een drietal patiënten, die kort geleden door verdrinking om het leven gekomen waren. v. IJzendoorn regelde de verzorging der kisten en de voorbereidselen voor de begrafenis op den volgenden dag. Den avond van dezen droeven dag worden nog drie gewonden uit Ochten binnengebracht, waarvan er twee te Zoelen behandeld worden en één direct naar Beesd wordt vervoerd.
Den volgenden dag gaan er eerst nog transporten naar Geldermalsen, Buren en Echteld en ‘s middags heeft de begrafenis van vijf slachtoffers plaats. v. IJzendoorn regelt de begrafenis en de dooden worden door de E.H.B.O.-ers naar hun laatste rustplaats gebracht. Ds. Israël hield een lijkdienst en wordt onzen Colonne-leider dank gebracht voor de zorgvolle wijze waarop hij, met zijn mede-E.H.B.O.-ers, het vele werk verricht heeft.
Op 28 Maart wordt het zesde slachtoffer ten grave gedragen. Ook hier regelde v. IJzendoorn de begrafenis en werd de doode door E.H.B.O. ten grave gedragen.
De volgende dagen lezen we in het dagboek weer vele transporten naar Beesd en Rhenoy en worden er levensmiddelen bezorgd aan het adres van den ondergedoken Burgemeester van Tiel.
Op 31 Maart moet Dr. J. J. Hajonides v. d. Meulen zijn woning te Drumpt verlaten. E.H.B.O. komt volop in de weer en helpt tot ‘s avonds 7 uur mede om een trein met huisraad naar het Kasteel over te brengen. Behalve het meubilair was toen ook de geheele apotheek verhuisd.
De ondergedoken Burgemeester van Zoelen wordt per bakfiets naar Beesd vervoerd en, na onderzoek, weer naar zijn onderduikadres teruggebracht.
Hauptman Merts is met de Feldgendarmerie op het oorlogspad en grijpt onzen leider v. IJzendoorn en H. J. Vermeulen voor de arbeidsinzet. Het motief hiervoor was, dat hun papieren valsch zouden zijn en zij zich, onder bescherming van het Roode Kruis, ondergedoken hielden. Na vier uur in arrest gezeten te hebben, gelukt het Dr. v. d. Meulen beiden weer vrij te krijgen.
Op 5 April komen Dr. v. d. Meulen en v. IJzendoorn weer eens met de SS in contact. Alle bakfietsen zijn in beslag genomen: Na eenige hartelijke toespraken en onder een hevige scheldpartij van de zijde der SS, krijgen zij toch gedaan, dat de bakfieten weer vrij gegeven worden.
Vele Diphterie-gevallen doen zich voor; met groote verbetenheid wordt door de Doktoren hiertegen gestreden en de Colonne heeft druk werk om de patiënten naar Rhenoy af te voeren.
Weer moeten twee onzer leden zich onder doktersbehandeling stellen. Onze vriend v. Doorn is er slecht aan toe, de zware arbeid en de onvoldoende voeding hebben zijn krachten te veel ondermijnd. Maar ook dit zal weer in orde komen.
Van 9 tot 29 April vele transporten van zieken, gewonden, kraamvrouwen, overledenen en levensmiddelen. Papieren en documenten van de Gemeente Tiel worden naar Kerk Avezaath vervoerd.
Het snelste transport wordt gedaan op 29 April met een 2 1/2-jarig kindje per bakfiets naar Beesd. De groep is in den tijd van 2 1/4 uur weer in Zoelen terug. Van 29 April tot 5 Mei de noodige transporten en veel zwaar werk op het Kasteel.
Dan is het 5 Mei. De leden der Colonne komen dezen avond bijeen en zingen on en stoep van de Pastorie Vaderlandsche liederen. Hierna wordt een gezamelijk bezoek aan het Noodziekenhuis gebracht. Laat in den nacht worden zij door de Moffen verstoord en van den straat gejaagd.
De oorlog is voorbij, doch het werk der Colonne te Zoelen is hiermede niet geëindigd, integendeel, er wacht nog veel werk.
Op 7 Mei is het. weer een drukken dag. Na overdag verschillende transporten gedaan te hebben, trekt de Colonne er ‘s avonds om 8 uur op uit, om de stoffelijke resten van twee kinderen, die bij een mijnontploffing gedood zijn, op te halen. Dit waren de eerste slachtoffers na de Vrede. Het was verschrikkelijk om aan te zien; van lichamen kon hier niet meer gesproken worden, het waren slechts resten, die bij elkaar gezocht moesten worden. Dienzelfden avond werd nog een kraamvrouw aan de Groote Brug opgehaald, welke direct naar Beesd vervoerd moest worden.
Op 8 Mei vervoert v. IJzendoorn met het rijtuig een aantal gearresteerde N.S.B.-ers van Avezaath naar Zoelen. Waar E.H.B.O. al niet goed voor is! Bakfietstransporten gaan naar Rhenoy en IJzencloorn.
Van 10 op 11 Mei een nachtelijk transport naar Beesd, thans met Engelsche papieren. Om 3 uur ‘s nachts is de ploeg weer thuis en het lid v. Beem maakte dien dag zoodoende tweemaal de reis naar Beesd. Tot 11 Juni alle mogelijke werkzaamheden. Op het kasteel wordt een baby geboren en er gaat een ziekentransport per auto naar Utrecht, andere transporten naar Beesd en Rhenoy. De drukte in de Noodziekenhuizen wordt minder, alleen dringende gevallen worden nog opgenomen, aangezien in Tiel reeds weer patiënten behandeld kunnen worden. Op 11 Juni verleent de Colonne hulp bij een mijnontploffing te Tiel, waarbij vijf kinderen getroffen worden.
Het is 15 Juni als besloten wordt de werkzaamheden te Zoelen te beëindigen, daar het Noodziekenhuis bijna leeg is, terwijl in Tiel St. Andreas weer geopend is.
De dagen van 1 tot en met 19 Juni worden besteed om de laatste zieken naar hun woningen af te voeren en wordt de apotheek van Dr. v. d. Meulen weer naar Drumpt teruggebracht. Er wordt nog een gewonde Duitscher aangevoerd, die op het Kasteel behandeld wordt.
Woensdag 20 Juni 1945, de laatste dag van de Colonne te Zoelen. Het Noodziekenhuis wordt dien dag gesloten. In overleg met de H.H. Doktoren kwam de Colonne op dien dag nog eenmaal in zijn geheel bijeen op het Kasteel. Al degenen die de laatste maanden hier hebben samengewerkt, zijn aanwezi'g. Er worden hartelijke toespraken gehouden en wijn gedronken. De goede verstandhouding komt op dezen avond wel tot uiting. Laat ons, als E.H.B.'O.-ers, allen dank zeggen, zonder hier iemand op de voorgrond te willen noemen, voor de prettige wijze waarop wij steeds te Zoelen hebben kunnen werken en waarop zij het werk onzer Colonne mogelijk hebben gemaakt.
Als sluiting van het verslag der Zoelensche Colonne volgt hier nog een samenvatting van de verschillende werkzaamheden:
Transporten per bakfiets: 42 maal naar Beesd
26 ,, ,, Rhenoy
15 ,, ,, Tiel
77 ,, ,, Kerk- en Kapel-Avezaath
7 ,, ,, Buren
4 ,, ,, IJzendoorn
1 ,, ,, Amerongen
1 ,, ,, Wijk bij Duurstede
5 ,, ,, Geldermalsen
7 ,, ,, Culemborg
13 ,, ,, Wadenoyen
3 ,, ,, Asch
2 ,, ,, Zoelmond
2 ,, ,, Ravenswaay
3 ,, ,, Asperen
7 ,, ,, Echteld
3 ,, ,, Eck en Wiel
1 ,, ,, Ingen
1 ,, ,, Deil
2 ,, ,, Erichem
40 ,, in Zoelen.
Transporten per paard en wagen:
16 maal naar Beesd
9 ,, ,, Rhenoy
1 ,, ,, Asperen
10 ,, ,, Tiel
1 ,, ,, Hardinxveld
6 ,, ,, Drumpt.
Utrecht werd vele malen per fiets bezocht en serum en medicijnen te halen, terwijl in het geheel 26 kraamvrouwen werden vervoerd.
Tot zoover het verslag van de E.H.B.O.-Transportcolonne te Zoelen en rest thans nog een kort verslag van de werkzaamheden van het lid W. F. Rijksen, die met den bakfietsrijder R. Wouterse de E.H.B.O.-post te Kerk Avezaath bezette.
Ook Rijksen en zijn partner besteedden de eerste dagen aan het in orde brengen van hun onderkomen en van de E.H. B.O.-post.
Op 31 Januari komt de eerste patiënte, een juffrouw, die bij beschieting gewond raakte. Ze wordt verbonden en per bakfiets naar het Noodziekenhuis te Zoelen gebracht.
Uit het nauwkeurig door den heer Rijksen bijgehouden dagboek lezen we tot en met 18 Maart vele transporten naar Beesd, Rhenoy, enz. Verbanden gelegd bij personen, die zich tijdens het houthakken verwondden. We lezen van slagers, die zich in de vingers sneden, van een kapper wiens scheermes te scherp was, een man, die door het vallen van een V-1 gewond raakte; ernstige patiënten, die langzaam en liggend vervoerd moeten worden; menschen uit Rotterdam met doorgeloopen voeten, het is te veel om op te noemen. Er werden boodschappen gedaan voor het Noodziekenhuis te Mariënwaerd en rekeningen geïnd. Eenige malen werd doktershulp voor een ernstige patiënt gehaald.
Op 20 Maart is er dan de beschieting op het dorp Kerk Avezaath, waarbij zes personen meer of minder ernstig gewond worden. Twee der patiënten hebben een verbrijzelden voet. Rijksen verleende alle gewonden de eerste hulp. De patiënten werden naar Beesd en Zoelen vervoerd. Nog viermaal werd Kerk Avezaath op dien dag beschoten, echter zonder persoonlijke ongelukken.
Vanaf 21 maart lezen we weer transporten naar Beesd en Rhenoy, patiënten mee terug gebracht en opnieuw de reis aanvaard. Geregeld worden personen met alle mogelijke letsels verbondei, een kind, dat met een autoped gevallen was, een boer, die een trap van een paard gekregen had, een bakker, die het brood te heet had laten worden en brandwonden opliep. Zoo kunnen we doorgaan, maar we zullen het hierbij laten.
Ook na de bevrijding op 5 Mei blijft de post Kerk Avezaath bestaan en gaan de werkzaamheden gewoon verder.
Op 10 Mei wordt Dr. Asjes geholpen met het in orde brengen van zijn woning te Tiel. Tot 19 Mei wordt het werk te Kerk Avezaath voortgezet en wordt op dien dag, in overleg met den Burgemeester van Tiel en Dr. Asjes, besloten de post naar Tiel over te plaatsen. Deze vindt onderdak in de commandopost van den Plaatselijk Commandant. Dat dit geen overbodige luxe was, blijkt wel uit het werk, dat hier nog verricht werd. Het ruimen van puin was inmiddels op beperkten schaal begonnen en kwamen hierbij nogal eens verwondingen voor. Eenige malen werden ook verbanden gelegd bij de in de R.H.B.S. opgesloten gevangenen. Zoo gaat de tijd verder en lezen we, dat op 29 Juni assistentie wordt verleend hij een voetbalwedstrijd tusschen C.D. en stoottroepen, waarmede het dagboek eindigt.
Een samenvatting der werkzaamheden van de post Kerk Avezaath, later Tiel, geeft het volgende te zien:
Verbonden werden 31 personen, waarvan één met spuitende bloeding, één met bloedvergiftiging en één niet een trap van een paard.
Per bakfiets of paard en wagen werden 29 transporten naar Beesd en Rhenoy gedaan, 3 naar Zoelen en 1 naar IJzendoorn. Naar Beesd en Rhenoy werden overgebracht 32 patiënten en kwamen 15 patiënten mee terug.
Eénmaal werd assistentie verleend bij het kisten van een doode. Te Tiel werden na 19 Mei 17 personen verbonden en werd 1 patiënt per bakfiets naar Zoelen gebracht. Voorts nog een aantal bakfietstransporten in de stad.
Hier eindigt dan het verslag van de werkzaamheden der Tielsche E.H.B.O. in oorlogstijd. Het werd samengesteld uit de afzonderlijke verslagen of gegevens, samengesteld of verzameld door de E.H.B.O.-ers H. J. de Kruiff, W. F. Rijksen, H. Stegehuis en D. van IJzendoorn.
Voor de Afdeeling Tiel der
Nederlandsche Vereeniging
E.H.B.O.
Tiel, October 1945.
A. R. W. SEPTER, secretaris.
Op deze luchtfoto van Tiel in 1946, goed is te zien welke delen van de stad gedurende de beschietingen zijn verwoest