Inleiding
In de genealogie Vonck van Lienden, die ik via het AIC te Kesteren heb gekregen stond bij een van mijn voorouders Pelgrom Vonck van Lieden de volgende tekst vermeld: Veerman en bewoner van het oude veerhuis te Rhenen in de periode 1642-1657; gebruikte in 1643 het veerhuis ook als boerderij en stalde er koebeesten en had op eigen kosten een grote schuur " van vier gebinten" laten bouwenDTB Rhenen; Oud Rhenen november 1984; Testamenten De Marsch prot. 9 dd. 07-04-1630” Het was mijn bedoeling dit te zijner tijd verder te gaan uitzoeken. Omdat ik lid ben van de AWN ( Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland) krijg ik eens per twee maanden het tijdschrift Westerheem. Het decembernummer van 2004 was gewijd aan de afdeling Zuid-Oost Veluwe. Tot mijn verbazing werd daar melding gemaakt van een opgraving van het oude veerhuis te Rhenen. Ik heb toen een email gestuurd aan de secretaris van de werkgroep. Enige tijd later ontving ik een verslag van de opgraving en het onderzoek naar de ligging van de toegangswegen.In de literatuurlijst stonden een aantal artikelen uit het blad “Oud Rhenen” van de “Historische Vereniging Oudheidkamer Rhenen en Omstreken” Per email heb ik toen kopieën opgevraagd van de vermelde artikelen. Met behulp van deze artikelen heb ik het volgende stuk samengesteld.
De opgraving
De aanleiding tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek was de vondst in november 1983 van de resten van een put en een oude tegelvloer. Deze waren gevonden door enkele grondwerkers, die in opdracht van de gemeente Rhenen bezig waren met het egaliseren van een stuk grond ten westen van de huidige veerweg. Tijdens dit onderzoek werd een oppervlakte van enkele honderden vierkante meters onderzocht. In de waterput werden een groot aantal scherven gevonden. Voornamelijk 18e en 19e eeuws aardewerk. Verder veel pijpenkoppen en steeltjes. Speciale vondsten zijn het vrijwel gave deksel van een koperen kan op ketel, een houten borstel, een restant van een vork en de metalen kern van een kaats- of klootbal.Gezien het vrij recente aardewerk bestaat het vermoeden dat er nog een oudere put op terrein aanwezig moet zijn.De grote hoeveelheid scherven, zowel in de put als in het gedeelte dat door de opgravers werd aangeduid als keuken duidde op de aanwezigheid van een gelagkamer, of eenvoudige herberg.Op grond van de beschrijvingen van een tweetal kaarten, uit 1602 en 1603 van de Utrechtse landmeter Marcelis van Oort, aanwezig in het oud-archief van Rhenen en op grond van de beschrijving van W. van Iterson over de geschiedenis van het pontveer te Rhenen, werd al snel duidelijk dat hier sprake was van de resten van het oude veerhuis van Rhenen. Behalve de put werden er ook nog een drietal tegelvloertjes gevonden bestaande uit rood ongeglazuurd aardewerken tegels en een stenen keldertrap van vijf treden. Bij het vervolg onderzoek in 1985 en 1986 werden nog een tweetal kruissleuven gegraven. Ook werden er een aantal sleuven gegraven en proefboringen verricht om de plaats van de veerwegen te kunnen bepalen. Op een groot aantal plaatsen zijn resten van verharding met keien, stenen en aangestampt lagen van kiezel en bakstenen. De mogelijke plaats van de veerwegen van vooraf bepaald met behulp van oude kaarten.Omdat overal op het terrein op een diepte van 1,50 tot 2,00 meter diepte een laag van zandgrond gevonden. Waarschijnlijk is het veerhuis op een zandbank gebouwd.
|
De vermoedelijke ligging van de veerwegen is bepaald door een aantal kopieën van oude kaarten in te passen op een luchtfoto gemaakt in januari 1985. Deze foto is genomen naar een periode van sneeuwval. Het reliëf in het landschap wordt hierdoor versterkt. Verder kunnen lichtere plekken in een weiland wijzen op een hardere ondergrond. Deze kunnen mogelijk in verband worden gebracht met de resten van oude wegen.Er waren een drietal toegangswegen, een uit noordelijke richting vanaf de weg Elst-Rhenen, een komend van de Westpoort en een uit de richting van de Rijnpoort. Vanaf het veerhuis liep er een weg naar de aanlegplaats van het veer.
Op de volgende afbeelding zijn deze wegen en ook het insteekhaventje afgebeeld
|
|
|
Ook op de kaart van Jacob van Deventer zijn deze aangegeven
|
De geschiedenis van het veer en het veerhuis
Het gebied aan de overkant van de Rijn staat bekend als de Marspolder en was tot 1795 een hoge heerlijkheid. De rechtspraak was verdeeld tussen de Vrijheid Rhenen en Gelderland.Dit gebied behoorde bij Rhenen omdat de hoofdstroom vroeger niet langs Rhenen maar langs Lienden liep. Kort na net begin van de 13e eeuw is de hoofdtak langs Rhenen komen te liggen. Zij het dat bedding zoals vroeger gebruikelijk was nog al een van plaats veranderde. De oudste bronnen, die vermelding maken van het Rhenense veer gaan terug tot 1350. Er is dan sprake van een Aelbrecht van Hemerten, die een veerboot exploiteerde dat eigendom was van de Heren van Abcoude. Het recht op exploitatie van een veer was een van de zogenaamde heerlijke rechten. In 1462 gaat het eigendom van het over op het Karthuizer klooster Nieuwlicht bij Utrecht. Die het in 1463 overdroegen aan Bisschop David van Bourgondie, waarbij het klooster echter wel het veer in leen behield. Toen in 1528 bijna alle Stichtse kerkelijke goederen overgingen naar Karel V, behield het klooster het veer in leen. Na de afzwering van Philips II, ging de eigendom naar de Staten van Utrecht. De eeuwig durende erfpacht van het veer ging in 1665 over op de Stad Rhenen. Dit heeft, behalve een korte periode tijdens de franse bezetting) voortgeduurd tot de opheffing in 1957.Het veerrecht strekte zich uit vanaf het veer van Opheusden tot aan Veerhusen. Aangezien het systeem van de Gierpont pas eind 16e eeuw is uitgevonden, bestond het veer waarschijnlijk uit een bootje. Zoals afgebeeld op een schilderij van Jan van Goyen ( rond 1650).
|
Rhenen 1648 Jan van Goyen
|
Dit gaf vroeger minder problemen in de voorbeweging omdat de stroomsterkte en de diepte vroeger veel geringer waren. Hoe het veerhuis er heeft uitgezien is niet bekend, wel blijkt uit de opgraving dat er een drietal bouwfases zijn geweest en dat het een vrij groot gebouw is geweest. Op een aantal prenten komen heel schetsmatige en vage tekeningen voor.Wel is bekend dat het in 1672 door het franse leger is verwoest. En later op kosten van de stad Rhenen herbouwd. Van deze herbouw is een bestek aanwezig, ( hierover meer in de volgende paragraaf).Het heeft waarschijnlijk nog ongeveer 100 jaar op de oude plaats gestaan. Op een oude prekadastrale kaart van 1811 was het niet meer aanwezig. De nieuwe veerweg is in 1883 aangelegd en het voorlaatste veerhuis werd in 1850 aanbesteed en is in 1945 verwoest.
|
Pre kadastrale kaart
|
|
Rivierkaart uit 1916
|
|
Luchtfoto
|
De eigenaren, pachters en veerlieden
In het jaar 1984 zijn een tweetal nummers van Oud Rhenen, gewijd aan de historie van het oude veerhuis van Rhenen en zijn pachters. Naast de familie Vonck van Lienden. Is ook de Rhenense smedenfamilie Bovenschen bij het rhenense veer betrokken geweest. Eeuwenoude papieren met betrekking tot dit veer toebehoord hebbend aan aangetrouwde families zouden in de laatste wereldoorlog verloren zijn gegaan. De eerste Bovenschen die zich in Rhenen vestigde was de in het Graafschap Meurs(Duitsland) geboren ijzersmid Wilhelm Bovenschen. Hij was vermoedelijk meegekomen met een Pruisisch leger en trouwde in 1801 met de Rhenense Gerritje Achterberg. Wilhelm Bovenschen pachtte met ingang van 29 december 1832 het Rhenense gierpontveer. Vermeld is dat twee schoonzoons veerlieden waren, namelijk Dirk Jan van Doorn en Pelgrom Vonk. Laatstgenoemde behoorde tot de familie Vonck van Lienden die zoals verder zal blijken eeuwenlang nauw bij het Rhenense veer betrokken is geweest. Aan een gierpont zat veel ijzersmidswerk; vele rekeningen van de Bovenschens gestuurd aan de gemeente Rhenen zijn nog in het Oud Archief te vinden. De familie Bovenschen woonde in 1833 onder Lienden. Vermoedelijk was er in die tijd, en ook in 1847 nog, geen veerhuis meer in gebruik aan de Rhenense kant van het veer. G. C. Haakman Rhenen en omstreken, anno 1847 rept hier namelijk niet over in de beschrijving van zijn wandelingen anno 1847 in en om Rhenen. Wel beschrijft hij een herberg aan de Marskant, direct bij de Marsdijk aan de “binnenweg”gelegen. Het oude veerhuis, waarvan onlangs de resten in de wei westelijk van de veerweg zijn aangetroffen, was waarschijnlijk al omstreeks het midden van de 18e eeuw niet meer in gebruik als veerhuis. In de beschrijving bij een kaart van het Koningshuis en zijn tuinen anno 1748 van C.H.von Bonn wordt melding gemaakt van een “geheel vervallen gebouw” ten westen van de Koningstuin; dit was vermoedelijk het oude veerhuis.
|
Figuur 1
|
Op deze kaart(zie fig.1.)is het veerhuis niet ingetekend. Na 1764 worden in de huisgeld kohieren, aanwezig in het Oud Archief Rhenen, geen gebruikers van het veerhuis meer genoemd. De laatste gebruiker (ook bewoner?) was Johannes van Vastrick. De plaats van het oude veerhuis werd reeds aangegeven op oude kaarten uit ca.1558 en l74O. Hieruit blijkt dat het Rhenense veer vroeger circa 300 meter verder stroomafwaarts lag. Er waren drie toegangswegen door de uiterwaarden, namelijk een uit de richting van het Paardenveld, langs melatenkerk en kerkhof, een komend van de westpoort en een uit de richting van de Rijnpoort. Vanaf dit veerhuis liep er dan een weg verder naar de aanlegplaats van het veer. In 1558 werd deze aanlegplaats getekend als een krib in de Rijn; later in 1603 is deze aangegeven als een insteekhaventje. Toen begin 17e eeuw de zogenaamde “Koningstuin” behorende bij het “Koningshuis” van Winterkoning Frederik van de Paltz werd aangelegd in de wei ten westen van de huidige veerweg, kwam de oude weg van de Westpoort naar het veerhuis te vervallen. Uit de nauwkeurige kaart van 1740 blijkt dat toen de aanlegplaats van het veer verder stroomopwaarts verplaatst was (uit de archieven blijkt dat dit in l665 gebeurd moet zijn); hier zou het veer zich tot 1957 blijven bevinden. De veerweg liep toen vanaf het veerhuis onder langs de Koningstuin over de dijk naar de nieuwe aanlegplaats. Op 18e en begin 19e eeuwse prenten is bij het nieuwe veer aan de Rhenense kant slechts een klein wachthuisje te zien. Het nieuwe veerhuis op de plaats van de huidige “Stichtse Oever” werd pas na 1847 gebouwd. Over de Koningstuin kan nog vermeld worden dat het een rechthoekige ongeveer 150 meter brede tuin, was die aan drie kanten was omgeven door een brede sloot; aan de noordkant stond een schutting die doorliep tot in de sloot. Ook was aan de noordkant een promenade met bomenrijen ernaast aangelegd. Aan het einde van deze promenade, aan de westkant, stond een hovenierswoning. Op de eerdergenoemde kaarten uit 1740 en 1748 zijn nog stukjes te zien van de oude veerweg naar de westpoort. Toen het in verval geraakte Koningshuis in 1812 werd gesloopt en ook de Koningstuin kwam te vervallen, heeft men in 1833 een directe route van de westpoort naar het nieuwe veer aangelegd; dit is de huidige veerweg. Uit stukken aanwezig in het Oud Archief te Rhenen blijkt dat het oude veerhuis tenminste tweemaal grondig is gerestaureerd, namelijk in 1650 en in de periode 1675—1677. De laatste restauratie was nodig omdat de Fransen in het rampjaar 1672 het verhuis en bijgebouwen verwoest en in brand gestoken hadden. Volgens de kohieren van het haardstedengeld, een gewestelijke belasting, werd bij het veerhuiscomplex voor twee haardsteden belasting betaald.
Hoewel er steeds meer gegevens omtrent veer en veerhuis. aan het licht komen, is er tot nu toe mindér uitgebreid aandacht besteed aan de pachters van veer en veerhuis. Hieronder volgen in chronologische volgorde vanaf circa 1600 een aantal huurders van het Rhenense veer; duidelijk blijkt hoezeer de familie Vonck van Lienden bij het veer betrokken was. De Vonck van Liendens waren bastaard afstammelingen van het adellijke geslacht Van Lijnden. zij voerden hetzelfde familiewapen, namelijk een gouden kruis in een rood veld (tevens wapen van de Gemeente Lienden), echter het helmteken verschilde. Over een lid van deze familie, Hillebrant Vonck van Lienden, is bekend dat hij op 28.11.1527 vrijdom van pondschatting kreeg wegens zijn diensten bij de inneming van Rhenen. Hij kocht 12.5.1525 een Culemborgs leengoed onder Lienden en betaalde lijfrente uit zijn hofstede te Lienden in de periode l542-l567, overleed ca. l567 en was getrouwd met Margriet van Hattum. De laatstgenoemde was mogelijk verwant aan een zekere Walraven van Hattum die als laatste probeerde het veel oudere veer tussen Veerhusen en Remerden weer te gaan exploiteren. De nu volgende reeks van veerlieden begint met de kleinzoon van genoemde Hillebrant Vonck van Lienden.
I. HILLEBRANT VONCK VAN LIENDEN, Genoemd als huurder van het veer in de periode 1601—1634;vermeld is dat ook zijn vader daarvoor reeds het veer huurde (Oud Archief Rhenen No 120). Vermoedelijk is hij dezelfde Hillebrant Vonck van Lienden, die in 1619 gegoed was onder Meerten en in 1643 genoemd werd als belender te Zoelen. Deze was een zoon van Dirck Hillebrants Vonck van Lienden. Hillebrant trouwde circa 1620 als weduwnaar(van N. van Weerdenburg?) met Agneta Sweders Wtenweerde, overleden voor 1661, mede erfgename van een goed. genaamd de Sandacker onder Maurik.
II. PELGRIMVONCK VAN LIENDEN, Overleden voor 1661, genoemd als veerman en bewoner van het oude veerhuis in de periode 1642—1657. Hij trouwde achtereenvolgens met: (1) Marritje Harmans (2) o. tr. Rhenen 26.11.1637 Marritje Dircks Vermeer (3) o. tr. Rhenen 20.10.1650 Gerretgen Gosens van Laeckemondt, volgt lll. Uit het derde huwelijk o.a. de volgende kinderen: Grietien, ged.Rhenen 29.7.1655; zij(of haar moeder?) is het waarschijnlijk die in 1677 genoemd wordt als bewoonster van het oude veerhuis (achterhuis) ,dat toen weer was opgebouwd na verwoesting door de Fransen in 1672. Roelof ,volgt IV. Pelgrim Vonck van Lienden was in 1643 begonnen met het veerhuis ook als boerderij te gebruiken; zo stalde hij er”koebeesten” en had hij verder op eigen kosten een grote schuur”van vier gebinten” laten bouwen. Aangenomen moet worden dat de latere veerlieden er ook vee bij hielden.
III. GEERTJE GOOSSENS VAN LAECKEMONDT, Weduwe van Pelgrim Vonck van Lienden (zie onder II); genoemd als huurster van het veer in 1661 en als veervrouw in 1677. Zij ondertrouwde te Rhenen 16.2.1662 Dirck Geurtsz, geboren te Achterberg, overleden voor 1678. Hij werd genoemd als veerman in 1665,1670 en 1671.
IV.ROELOF VONCK VAN LIENDEN, Ged. Rhenen 12.11.1651, genoemd als veerman en bewoner van het veerhuis in 1687. Trouwde achtereenvolgens: (1) Rhenen 4.7.1683, Stephanie van de Waal, weduwe van Ot van Setten, uit de Marsch. (2) Rhenen 10.11.1684 Woutertjen Peters van Emmickhuysen. Uit het eerste huwelijk geboren o.a.Steven, volgt V.
V. STEVEN VONCK VAN LIENDEN, ged .Rhenen 17.2.1684, overl. voor 20.5.1735. Hij werd genoemd als veerman en veerhuisbewoner in de periode 17O4-173O. Hij bezat verder grond aan de Marschkant tussen Leegenweert en Verhuysen. Trouwde: (1) Amerongen 26.4.1705 Jacomijntje Huygen van Lagerwey. (2 Lienden 24.7.1712 Elisabeth van Lutterveld, ged. Lienden 1.7.1683, dochter van Arien Teunisse van Luttervelt en Angenietje ven Westreenen.
VI. GOEBEL AERTSEN VINK, Geboren te Lienden, zoon van Aert Vink, schepen aldaar, en Neeltje van Versendaal; zij hertrouwde later met Ds. Petrus Bisschop. Goebel werd genoemd als veerman en veerhuisbewoner in 1729 en in de periode 1732—1741. Niet bekend is of er enige relatie bestond met de familie Vonck van Lienden. Hij trouwde te Lienden op 8.10.1724 met Cornelia van Ingen, uit de Marsch; zij was eerder te Lienden op 3.4.1719 in het huwelijk getreden met Gerrit Amberg, weduwnaar van Willemke Cornelisse van Grootveld.
VII. JOHANNES VAN VASTRICK(VASTRIGT), Ged. Randwijk 28.1O.1717, trouwde te Ochten op 7.12.1738 (ondertr. Lienden 11.11.1738) Neeltje de Kat. Zij gebruikten het oude veerhuis in de periode 1742-1764. Johannes was een zoon van Peter van Vastrick en Anne Roest. Niet bekend is of hij ook veerman was, of het veerhuis slechts als boerderij gebruikte. In de periode 1765-1793 worden geen bewoners van het oude veerhuis meer genoemd in de huis- en familiegeldkohieren. Waarschijnlijk was het veerhuiskomplex inmiddels volledig vervallen geraakt. Bij het nieuwe veer bevond zich aanvankelijk aan de Rhenense kant slechts een wachthuisje dat nog op oude prenten te zien is. Het echte veerhuis stond waarschijnlijk aan de Marschkant(herberg?).
VIII.ANTONIJ VAN OMMEREN Ged. Lienden 2.12.1753 als zoon van Gerrit van Ommeren en Alida Vink. Hij woonde in de Marsch en trouwde Lienden 2.5.1779 met Maria van de Bijl, geboren in de Oudeweert bij Lienden. Hij pachtte het Rhenense veer in de periode 1781—1786,en vertrok in 1785 naar Overlangbroek.
IX. WILLEM VAN SCHENKHOF (F) Woonde onder Lienden en trouwde Maria van Luttervelt. Uit dit huwelijk o.a. Jan Reyer(d)se van Schenkhof, volgt XI. Willem van Schenkhof was pachter van het veer in de periode 1787—1798.
X. JAN VAN DOORN Ged. Tiel 8.1.1764 als zoon van Seger van Doorn en Maria de Keer. Hij kwam in 1791 naar Lienden en is daar 4.9.1823 overleden. Hij trouwde achtereenvolgens: (1) Lienden 22.1.1792 Neeltje Johanna van Ommeren, overleden bij geboorte van zoon Nellis Johannis van Doorn te Lienden op 28. 3.1793 (2) Lienden 24.1.1796 Hendrijna van Heteren, geb. te Meerten; zij hertrouwde 28.3.1817 Gijsbert van Maanen. Jan van Doorn woonde onder Meerten en pachtte het Rhenense veer in de periode 1799—1808. XI. JAN REYER(D)SE VAN SCHENKHOF Geb. Lienden 5.2.1775(Marsch) en woonde te Tiel. Hij trouwde Rhenen 15.1.1800 Maria Puijk geb. te Utrecht, en is genoemd als pachter in de periode 1808—1820. XII.JAN DIRK DE HAAS Geb. Kesteren 26.2.1777, overl. Lienden 1.4.1834; zoon van Dirk de Haas, overl. Kesteren 1811, en Jantje Gertsen. Hij trouwde Lienden 6.5.1812 met Maria Willemina Stam, d.v. Dirk Stam, landbouwer, en Jantje van Ochten. Jan Dirk de Haas was pachter van het veer in de periode 1820-1832. XII. WILHELM BOVENSCHEN, Geboren te Werthausen, ged.Hoch-Emmerich(in Duitsland) 18. 2.1777, ijzersmid, overl. Lienden 30.7.1833. Hij was een zoon van Hendrich Bovenschen en Trincken Kuckes. Hij pachtte met ingang van 29.12.1832 het veer te Rhenen. Hij trouwde te Rhenen op 25.10.1801 Gerritje Achterberg, ged. Rhenen 4.10.1778 overl. Lienden 20.1.1839, dochter van Jacobus Achterberg en Johanna Gadermans. Kinderen o.a.: Johanna, geb/ged. Rhenen l4/25.8.1805, overl. Lienden 4.4.1832. Zij trouwde te Rhenen op 21.3.1827 Dirk Jan van Doorn, geb/ged. Lienden 9/16.4.1797, schipper en veerman, overl. Lienden 23.3.1833. Hij was een zoon uit het tweede huwelijk van Johannes van Doorn herbergier (van het veerhuis in de Marsch?) en Margaretha Berendina de Haas. Catharina, volgt X.
XIV. PELGROM VONK(VAN LIENDEN), Geb. Lienden 14.2.1806, veerman, overl. Lienden 22.8.1880. Hij was een zoon van Willem Vonck van Lienden die te Lienden op 10.6.1792 trouwde met Johanna Veldkamp, geboren te Zoelmond. Pelgrom trouwde Catharina(Trijntje) Bovenschen, geb./ged.Rhenen 7/28.5.1806 overl. Lienden 29.12.1877. Hij nam in 1833 de pacht van het Rhenense veer over na de dood van zijn schoonvader Wilhelm Bovenschen.
XV.OTTO STRAMM en JAN TER HAAR Borgen voor Pachtbetaling van Pelgrom Vonk; zij hadden waarschijnlijk ook commerciële belangen bij het Rhenense veer (groentewjnkel en karman). Genoemd als pachtbetalers in 1851. XVI.KAREL DE JONG Geb. Rhenen 15.4.1825, schipper/veerman overl. Rhenen 24.9.1871; zoon van Gerrit de Jong, tabakspanter Johanna Willemijna van Lent. Karel de Jong trouwde met Anna Maria van Dolderen, geb. Lienden 5.7.1826 en pachtte het veer vanaf 1.8.1851. XVII.WILLEM UDO Geb. Maurik 18.10.1833, landbouwer te Rijswijk en later veerman, overl. Rhenen 13.8.l884: hij was een zoon van Aart Udo, landbouwer, en Dirkje van Keulen en woonde in het veerhuis bij het nieuwe veer. Willem Udo was gehuwd met Willemina van de Geer, geb. Maurik 26.8.1842, overl. Rhenen 8.5.1920.Hij kwam in 1862 aan het veer als hoogste bieder voor de pacht en wel f 1200 tegen o.a. Karel de Jong die f 850 per jaar bood. Na zijn dood was zijn weduwe pachtster tot 1896.
XVIII. AART UDO Geb. Rhenen 12.3.1866, veerpachter en cafehouder rn.i.v.1.8.1896: hij was gehuwd met Geertruida Willemina Stam, geb. Lienden 22.2.1865. Het gezin Udo woonde in het veerhuis. In 1905 kwam Janus Onink naar Rhenen; hij was aanvankelijk veerknecht, later veerman en woonde in een schuit “Nooitgedacht” gelegen bij de Liendense kant van het veer. Adrianus(Janus) Thomas Onink was geboren te Maurik 2.11.1861 en was gehuwd met Catharina(Kaat) Oeiken van Kalkeren, geb. Zoelen 31.10.1867, en was veerman tot ca.1935.
XIX/XX. DE LAATSTE PACHTERS EN VEERLIEDEN De laatste pachters van het Rhenense veer waren achtereenvolgens Huisman uit de Zaanstreek en Tijhuis uit Rijssen. De familie Huisman heeft na de Udo’s tot 1935 op het veerhuis gewoond, Janus Onink was nog veerman in die tijd. Per augustus 1935 betrok het gezin van Gerrit van Dijk het veerhuis en zijn daar tot 1958 blijven wonen. Gerrit van Dijk, geb. Rhenen 24.6.1893, was gehuwd met Elisabeth Baars, en was een zoon van Gerrit van Dijk, veldwachter, en Kuintje van Veldhuizen. Hij was bedrijfsleider en boekhouder op het Rhenense veer en had het agentschap voor de “Reederij op de Lek” uit Rotterdam. Er voeren in die tijd grote raderboten op de Rijn tussen Rotterdam en Mannheim in Duitsland, en vervoerden voornamelijk passagiers. Ze werden in Rhenen de “Pruisse boten” genoemd en hadden een vaste aanlegplaats aan de steiger bij het veer in Rhenen. Deze boten zijn ook ingezet bij de evacuatie van Rhenenaren in de oorlog. Daarnaast legden ook vracht -en stukgoedvervoerboten zoals de “Concordia” aan bij de steiger van het veerhuis. Na 1957 werd het veerhuis annex café omgebouwd tot het horecabedrijf “De Stichtse Oever”, tot op heden geëxploiteerd door Mw. L.van Essen. Laatste veerman was de in Rhenen zeer bekende Willem “Callas” van den Berg. Willem de veerman werd geboren te Rhenen 4.12.1906 en was een zoon van Johannes Carolus van den Berg en Dientje Nachtegaal. Hij was getrouwd met Geertrui van Ewijk. Naast deze veerman werkten ook de zoon van Gerrit van Dijk, Baan van Dijk, en Chris Opperman op het veer. Met de opening van de nieuwe verkeersbrug te Rhenen op 27.11.1957 viel het doek voor het eeuwenoude veer te Rhenen.
De oudste pachters van het veer
Over de oudste eigenaren en pachters van het veer bij Rhenen is uitgebreid geschreven door Van Iterson. In het Rijksarchief te Utrecht is een overzicht uit de 15e eeuw te vinden van charters rn.b.t. de pacht en van het veer in de late middeleeuwen. Het veer bij Rhenen is waarschijnlijk midden 14e eeuw gesticht. In 1601 kreeg de Stad Rhenen va het Carthuizer klooster Nieuwlicht bij Utrecht het recht van veer en gebruik daarvan in pacht. Mede in verband hiermee werden waarschijnlijk door Marcelis van Oort gedetailleerde kaarten van het veer vervaardigd. De Stad Rhenen verpachtte het veer weer door. Omstreeks die tijd vinden we de volgende aantekening in het Oud Archief te Rhenen: “Andere ontfanck vant veer voor die westpoort deeser stede Rhenen leggende. Hillebrant Vonck heeft van Regeerders deeser stede Rhenen in pacht het veer voor Rhenen gelege voor dije tijt van vier jaere ingaende de den 1e Mey. anno 1602 ‘s jaers voor guldens LX te betaelen aen twee termijnen d’ eene helfte den 1sten November en d’anderen helfte den 1 sten Mey en is dit hierover...” In de stadsrekeningen van Rhenen vinden we jaarlijks sindsdien de pacht betalingen vermeld. Merkwaardig is een telkens weerkerende “Amerongse tol” betaling met betrekking tot het Rhenense veer. Dit blijkt een tol te zijn die betaald moest worden aan de familie Van Amerongen. Zo werd er ook jaarlijks geld van “de toll in de Grebb” betaald, ook een “Amerongse toll”.De Amerongse tol werd geïnd door de Stad Rhenen en vervolgens weer af gedragen aan de familie Van Amerongen.Interessant is de periode tijdens de bezetting door de Fransen in 1672.
Hierover vinden we in het Oud Archief te Rhenen:
“Den Amerongsen Toll(lees: in de Grebbe) bij Willem. Hol in continuatie voor een jaer voor een honderd vijf en vijftig gulden, verschenen den eersten September 1672.Dogh alsoo in dat jaer door de ongelegentheyt en vroventuer der fransen den paghter niets ofter seer weinigh hade ontfangen is uyt die consideratie met de heeren van de magistraede geaccordeert dat in plaetse van de voorgemelte somme soude betaelen zestigh gulden. Welcke so weder om bij den rendant als in uytgift soude blijcken aen de Vrouwe van Amerongen in voldoeninge van het voorsegde jaer volgens gemaeckt accoordt dient halven is betaelt dus alhier 60-0-0.“Dirck Guertsen veerman oock van den Amerongese Toll vijftien gulden voor een jaer paghte van het veer verscheenen Mey 1672 inbegrepen de verhooginghe waer van doch de verpagtingh is geschiet voor elf maanden oock de opslage van de weduwe van Dirck Geurtse als pachterse ontfangen de sornme van driehondert vijf en twintig gulden 325—0—0 Direk Geurtsz de veerman was de tweede man van Geertje Goossens van Laeckemondt, de weduwe van Pelgrim Vonck van Lienden; Dirck Geurtsz is waarschijnlijk bij de inval van de Fransen in 1672 om het lenen gekomen. Wat precies de Amerongse Tol inhield is (nog?) niet bekend, rnaar had mogelijk betrekking op het oude veerhuis.Dit was eind 18e eeuw vervallen geraakt en werd niet meer bewoond. Zo vinden we in de stadsrekeningen van 1782 de volgende betaling: “Antonij van Ornmeren, pacht van het veer uitgezonderd veerhuis met de tol op hetzelve 650-0—0
Hier onder volgen tenslotte in chronologische volgorde een aantal eigenaren, pachters en veerlieden van het Rhenense veer over de periode 1350—1958
Periode/jaar
|
Eigenaar/ leenheer
|
Leenman/pachter/ exploitant/veerman
|
25-9-1350
|
Familie van Zuylen
|
Aelbrecht van Hemerten
|
30-11-1391
|
Willem van Zuylen, Heer van Abcoude en Duurstede
|
Willem van Hemerten
|
1408
|
Geslacht van Zuylen, Heren van Abcoude en Gaesbeek
|
Willem van Hemerten
|
8-7-1416
|
Geslacht van Zuylen, Heren van Abcoude en Gaesbeek
|
Jan Bor van Hemerten
|
Tot 1450
|
Jacob, Heer van Gaesbeek
|
Jan Pot
|
28-11-1450
|
Jacob, Heer van Gaesbeek
|
Willem van Boxmeer
|
Tot 1457
|
Jacob, Heer van Gaesbeek
|
|
14-8-1457
|
Philips Codde
|
|
4-9-1459
|
Melys Utenenghe ( wed. van Jacob van Gaesbeek)
|
|
22-6-1462
|
Carthuyser klooster Nieuwlicht bij Utrecht
|
|
30-3-1463
|
Bisschop David van Bourgondie / Carthuysers
|
Hendrik van Heeswijk
|
1466 - 1470
|
Bisschop David van Bourgondie / Carthuysers
|
Henric Mom / Willem die Bruyn
|
1498 - 1507
|
Bisschop David van Bourgondie / Carthuysers
|
Gerrit Gaertsz
|
1528
|
Karel V / Carthuysers
|
|
10-2-1571
|
Carthuysers
|
Harman Cornelisz
|
13-5-1572
|
Carthuysers / Stad Rhenen
|
|
13-9-1601 / 1-5-1602
|
Carthuysers / Stad Rhenen
|
Hillebrant Vonck van Lienden
|
1-5-1642
|
Carthuysers / Stad Rhenen
|
Pilgrim Vonck van Lienden
|
1-5-1662
|
|
Dirck Geurtsz, gehuwd met Gerrirgen Gosens van Laeckemondt, weduwe van Pilgrim Vonck van Lienden
|
1-5-1672
|
|
Gerretgen Gosens van Laeckemondt
|
1-5-1681
|
|
Roelof Vonck van Lienden
|
1-5-1709
|
|
Steven Vonck van Lienden
|
1-5-1729
|
|
Goebel Aertsen Vink
|
1-5-1742
|
|
Johannes van Vastrick
|
1-5-1781
|
|
Antonij van Ommeren
|
1-3-1798
|
|
Willem van Schenkhoff
|
1799
|
Domeinen, Stad Rhenen
|
Jan van Doorn
|
3-9-1808
|
|
Jan Reyerdse van Schenkhof
|
2-12-1820
|
|
Jan Dirk de Haas
|
29-12-1832
|
|
Wilhelm Bovenschen
|
30-7-1833
|
|
Gerritje Achterberg, weduwe van Wilhelm Bovenschen
|
24-9-1842
|
Stad Rhenen
|
|
1-2-1846
|
|
Pelgrom Vonk ( van Lienden)
|
1-2-1851
|
|
Otto Schram / Jan ter Haar ( borgen)
|
1-8-1851
|
|
Karel de Jong
|
1862-1896
|
|
Willem Udo en zijn erven
|
1896 e.v.
|
|
Aart Udo, Adrianus Thomas Onink
|
Circa 1930
|
|
Huisman uit zaandam
|
1935-1958
|
|
Veerhuis : G. van DijkVeerman: Willem van den Berg
|
De verwoesting in 1672 en de herbouw
Voor dit gedeelte is hieronder de tekst van het artikel in Oud-Rhenen jaargang 85-3 integraal overgenomen.
HET OUDE VEERHUIS TE RHENEN ( door H.P. Deys)
Bij het analyseren van alle vondsten van het Oude veerhuis te Rhenen, vooral wat betreft de bouwkundige resten doen zich nog vele vragen voor. Wel zijn inmiddels belangrijke gegevens in het Oud Archief te Rhenen gevonden die ons een eind verder op weg helpen. Zo vonden de schrijvers van dit stuk enkele tot nu toe onbekende gegevens betreffende de definitieve afbraak. Op 17 Febr. 1772 namelijk werd door de vroedschap besloten “om den afbraak van ‘t veerhuijs staande buijten deser Stads Westpoort publicq te verkopen” op een bepaalde met name aangeduide dag. 0p 9 maart d.a.v. wordt deze resolutie in zoverre gewijzigd, dat “het selve ten kosten van de stad sal worden afgebroken, en de steenen daer van komende, op een versekerde plaats ten gebruijke van de stad sullen worden bewaart, en dat de overige materialen publicq sullen worden verkogt”. Op de 30e Maart komt men hier wederom op terug, omdat namelijk gebleken was, dat iemand reeds een bod van 250 gulden voor de afbraak had geboden, “en dienvolgende geconsidereert dat de verkoping van ‘t selve tot meerder interesse voor de stad zal strekken dan dat het selve afgebroken zijnde, van de materialen zoude konnen komen”. Aldus wordt besloten, de verkoop toch publiek te laten geschieden op 2 April.
Van veel meer belang voor de reconstructie van het bouwwerk zelf zijn de terug gevonden bestekken van de herbouw van het veerhuis, na de vernielingen in 1672 door de vertrekkende Fransen. Merkwaardigerwijs hebben deze bestekken betrekking over een aantal jaren, namelijk van 1674 tot 1677. Het heeft dus kennelijk lang geduurd, voordat men aan een wederopbouw toe was. Er bevinden zich verschillende versies van dé bestekken alsmede van afrekeningen in het Oud—Archief van Rhenen, zowel in het net als in klad—versie. Hierbij is sprake van het veerhuis, het achterhuis en de veerschuur. Omdat het niet bekend is, welke versie uiteindelijk heeft gediend bij de uiteindelijke wederopbouw en de versies slechts in onderdelen van elkaar verschillen, is in de hiernavolgende weergave van de belangrijkste stukken een compilatie van de varianten weergegeven. Tussen haakjes is soms de tekst van de andere versie vermeld. Voor het grootste deel is de tekst naar hedendaags Nederlands qetranscribeerd, in enkele gevallen heb is de oude tekst aangehouden. Een niet onbelangrijk detail is voorts de vermelding van de veervrouw Gartje of Geertje Gosens. Aangenomen word, dat de veerman Dirck Geurtsz omstreeks 1672, wellicht als gevolg van de gewelddaden, gepleegd door de Fransen, overleden is.
Veerhuis
Bestek van het timmerwerk te doen maken aan het Veerhuis staande buiten Rhenen.
1. In de eerste plaats zal de aannemer gehouden wezen te maken een haspelraam in het dak, te stellen hoog 3 voet, breed 4 voet met een venster daar in van grenenhout en met sparren en latten af te kleien.
2. Idem nog een haspelraam hoog 3 voet, breed 4 voet buitenwerks om in plaats van het kruisraam te stellen in de gevel daar het uit gevallen is, met een venster daar in van grenen hout.
3. Idem nog een kelderraampje hoog en breed naar vereist.
4. Nog te vernieuwen en te leggen eiken dorpels onder de deurkozijnen, zwaar 6 en 4 duims.
5. Nog te maken twee glasramen van grenenhout, hoog en breed naar vereist.
6. Nog een las met een overstek te maken aan een kruisraam.
7. Idem de zolder te repareren met nieuwe grenen delen met een luik daar in.
8. Het hout tot deze genoemde ramen zal zwaar moeten wezen 6 en 4 duim van goed eikenhout. - 9. Nog te maken twee deuren van grenenhout met drie klampen daar op. X. Nog te leveren een stander aan de put, lang naar vereist, zwaar 7 en 9 duim met een balans en een vleugel om mede te putten. Dit te maken van grenenhout.
XI. Nog zal de aannemer maken en stellen tot bevrijding (afscherming) voor aan het huis een staketting. De aannemer zal gehouden wezen tot dit bedoelde, werk te leveren alle spijkers en het ijzerwerk dat daarvoor nodig is en alles wel te spijkeren naar de vereiste van het werk. Nog te (leveren) 4 nieuwe glazen van slecht (=eenvoudig) glas dat goet is, groot en breed naar de eis van de ramen met de oude te stoppen. Nog moet er komen een schoorsteenmantel op de qeut (=ovenvloer) zo groot als de eijst (= eest= droogvloer), van grenenhout. Bestek van het geen in het veerhuis staande buiten Rhenen door de Fransen is geruineerd en waarnaar het weer zal moeten worden gerepareerd. (19 Mei 1676 en 15 Mei 1677) (aen veerhuijs aengenomen te maken daer geertien pelvoncken woont) Vooreerst een nieuw kruisraam te maken. Twee deurramen. Een “versteecke” trap. De zolder weer met nieuwe delen dicht te maken. (met dertigh delen, seven vensters, drie dueren) Seven vensters, drie deuren, een kelderraam en twee bedsteden te maken. Hiertoe het hout en spijkers te leveren en te werkenop eigen kosten bier. Dit voornoemde werk heb ik, ondergetekende Jan Righolt, timmerman van de Heeren Borgemeesters aangenomen te maken op mijn éigen kost en bier, inclusief de materialen, als hout en spijkers daartoe te leveren voor de som van een honderd en zeventig gulden. November 1674. Ik, ondergetekende, glazenmaker heb aangenomen de glazen in het voornoemde veerhuis weer te maken voor de som van zesendertig gulden. Gedateerd als boven, Frederick Stuck. Peter Jan Eijck, metselaar heeft aangenomen de gebroken vloeren weer te leggen, mitsgaders de ramen aan te strijken, muren te strijken en voorts alles te repareren hetgeen aan. het veerhuis verbroken is, voor de som van vijfentwintig gulden. Dato als boven, was ondertekend met H waar om geschreven stond ‘dit merck is gestelt bij peter Jansz Eijck’.
Bestek van het metselwerk te doen aan het veerhuis staande buiten Rhenen, gemaakt in opdracht van Rentmeester Van Beeck (van de Carthysers te Utrecht)
Ten eerste zal de aannemer gehouden wezen te bemetselen het raam dat in het dak gesteld zal worden, twee voet borstwering met, twee vleugels aan de zijkanten.
Nog op de zolder, waar het kruisraam uit gevallen is, het nieuwe er in te metselen.
Nog een zelfde kruisraam dat vergaan is, staande in de ‘ceucken’, met een steen toe te metselen.
Nog te leggen een nieuwe vloer in de keucken van hele ‘backen’ (= vloertegels, estrikken, plavuizen), kalk en met de oude die nog goed zijn de andere vloeren mede aan te stoppen.
Nog zal de aannemer gehouden zijn de vloer te leggen in de geut (= ovenvloer) van klinkers.
Nog twee trappen te metselen om in het achterhuis te gaan. Nog aan te stoppen alle dorpels die in het huis gelegd zullen worden.
Nog op de kelderkamer waar het ‘verwulfsel’ (=gewelf ) ingevallen is “weder toe te slaen ende overvloeren”. Voor het huis van buiten rondom aan te schoeien en te stoppen.
Nog zal hij gehouden zijn in plaats van de afgewaaide pannen als worsten nieuwe in de plaatsen in te steken en op te zetten.
Nog te bemetselen een kantlaag rondom de waterput en de gaten aan te stoppen met bastert cement. Nog zal de aannemer gehouden wezen. het gehele huis van binnen te bestrijken.
Nog worsten op de schoorsteen te zetten. Nog zal de aannemer gehouden wezen een kleine schoorsteen te maken op de geut, 3 voet hoog boven het dak uit. Nog zal de aannemer gehouden wezen het gat in de achtergevel toe te metselen waar het raam in gezeten heeft, nog een haard op een kamer te maken.
Nog de put hoger te maken, een voet hoger dan men nu ziet.
Hier toe zal de aannemer gehouden wezen te leveren kalk, steen, (= vloertegels, etc.), pannen en worsten en wat daar verder toe van doen zou mogen wezen volgens dit bestek alsmede arbeidsloon, kost en bier zonder daar van ‘eenigh buijten loon te eijsschen’.
Het Achterhuis
1677. Bestek waar naar Heeren Borgemeesters hebben aanbesteed het arbeidsloon van het achterhuis aan het veerhuis van veertig voet lang. (van achterhuis daar geertien pelvoncken woont).
Vooreerst vier gebinten en de korbelen daarin. Twee deurkozijnen met de deuren daaraan als voren (voorheen ?). De platen op de muur te leggen waar de posten in gewerkt moeten worden als voren en de posten (elf posten) achteraan de koeienstal. Nog vier (drie) vlierqebinten op de (oude) hoogte als voren. Nog vier spanten boven in de kap als voren. Nog de kap af te kleden en een afdak daaraan. Nog twee platen op de stijlen (op de lengte als voren), en twee platen op de vliergebinten. Nog twee gordingen (boven de platen) en een naald. Nog een gording onder het afdak (als voren) en een plaat. Nog het afdak te beplanken en een luik (twee luiken) daar aan als voren. De achtergevel te beplanken tot aan de kap toe als voren, met een haakvenster daar aan. Nog een schild achter op kap als voren. Nog vier intangen aan de stijlen. Nog een sul (= glijgoot) en een rel aan de koestal en de stalrepen daarin ( te maken) als voren. Nog de spreibanden daaraan (aan de vliersteilen) te maken als voren.Nog zestien spreibanden aan de vlierstijlen, als voren. Nog zes hanebalken boven in de kap. Nog acht blokkelen (= balkjes ter verbinding van een kreupele stijl met de bouwmuur) aan de vlierstijlen. Des moeten mijn de aanbesteders het hout bij het werk leveren.Dit werk is aangenomen voor de somma van twee en veertig gulden en drie kinties (een kinnetje= een half vat= 39 liter bier) op den 26e Mey. (21e Mey 1674 door Jan Richolt).
De Schuur
Bestek waar naar de schuur aan het veerhuis buiten Rhenen, door de Fransen afgebroken, weer zal worden opgebouwd. Zal moeten opgeleverd worden in zodanige lengte, wijtte (breedte) en hoogte deselve voorheen geweest is. En alzulks daarin gemaakt en daartoe geleverd worden door de timmerman drie gebinten. De balken en stijlen zullen een zwaarte moeten hebben naar de eis van het werk. Nog twee platen van. 40 voet lang. Drie vliergebinten. Vier gordingen en een naald. Twee vlierplaten. Een gros honderd revelaars van 23 voet lang 40 boomse sparren. Drie ramen in het achterhuis en de deuren daartoe behorend. Nog een haakvenster met een raam daar men (het koren) door schoot op de balk. Zes hanebalken. Drie kwartieren grenen delen om de achtergevel mede te beplanken en achter de koebeesten d’ene neus.(haak voor klink ?). (Nog voor 20 gulden aan spijkers). De aannemer zal hier toe het hout op zijn kosten moeten leveren, ook op eigen kost en bier bewerken, en de schuur vast en hecht op te leveren als ook de spijkers daar toe te doen en de vrachten zelf te bekostigen. Ik onderget. Jan Richolt timmerman heb het bovenbeschreven timmerwerk op condities als beschreven aangenomen voor de somma van driehonderd gulden en een ducaat voor mijn vrouw, gedateerd 24 Junij 1675. Bestek van het metselwerk waar naar de schuur aan het veerhuis zal worden gemaakt. Ten eerste zal de aannemer gehouden wezen een muur te maken naast de hof van 40 voet lang en 17 voet hoog boven de grond. Nog zal de aannemer gehouden wezen de muur van de achtergevel zo hoog te maken als deze van ouds geweest is. Nog zal de aannemer gehouden wezen de zijmuur naast de westzijde zo hoog te maken als deze van ouds geweest is, ook 40 voet lang, nog een vleugel af te breken van omtrent 12 voet lang en weder op te maken als deze van ouds geweest is. De aannemer zal gehouden wezen kalk, steen, zand, leem en alle materialen op zijn kosten bij het werk te leveren, ook op zijn eigen kost en bier. Het bovenbeschreven werk heb ik, ondergetekende, op conditien als voren aIls aangenomen, voor een honderd en negentig gulden. Getekend 24 Junij 1675 (was ondertekend met dusdanig merk H, waarom geschreven stond dit merck gestelt bij peter Jansz Eijcke). Was ondertekend door burg. C.Klerck. ( De bedragen zijn in gulden-stuivers-duiten) 1677 specificatie van hetgeen ik aan hout verdiend heb van om houwen en van beslaan en van hier te halen aan veerhuis:
op den 12 Februarij tien dagen
|
10- 0-0
|
|
nog drie dagen gezaagd op de 24e maart
|
3- 0-0
|
|
nog vier dagen drie schoft op den lesten Maart
|
4-15-0
|
|
nog drie dagen op den 6 April
|
3- 0-0
|
|
1677 Coendert gewerckt op den 12 februarij twee dagen
|
1-10-0
|
|
nog drie dagen op den 24 Maart
|
2- 5-0
|
|
nog vier dagen drie schoft op de lesten Maart
|
3-12-0
|
|
nog drie dagen op den 6 April
|
2- 5-0
|
|
De Reparatie vant Veerhuijs heeft gekost als volcht
|
|
|
Aan timmerwerck hout enz.
|
170- 0-0
|
|
Van de glasen
|
36- 0-0
|
|
van metselwerck
|
15- 0-0
|
|
subtotaal
|
221- 0-0
|
|
Het weder optimmeren vande schuijr soo van hout, timmerwerck enz
|
305- 0-0
|
|
metselwerck,. kalck, steen enz
|
190- 0-0
|
|
subtotaal
|
495- 0-0
|
|
totaal
|
|
716- 0-0
|
“van het veerhuijs door last van de heerre borgemeesters Vonck en Weijkersloedt” Gelevert Aen veerhuijs door last van de heer borgemeester vonck en de heer borgemeester wijckersloedt den 7 ijunius 1677
suewen mued kalck tegen het hoedt 8 gulde tot
|
7— 0—0
|
den 8 dito noch twee hoedt kalck tot
|
16— 0—0
|
den 13 dito noch Ander half hoedt tot
|
12— 0—0
|
den 15 dito noch vijf mued kalck tot
|
5— 0—0
|
den 17 dito noch twee tobben kalck tot
|
1— 8—0
|
den 1 Augustus vijfentwintig vorste het stuck een stuij(ver) acht pen(nningen) tot
|
1—17—8
|
op dito noch twintich vorste tot
|
1—10—0
|
den 3 dito noch vijftien vorste tot
|
1— 2—8
|
den 4 dito noch een mued kalck tot
|
1— 1—0
|
den 7 dito noch een mued kalck tot
|
1— 1—0
|
den 13 Augustus noch een mued tot
|
1— 1—0
|
voor het seegel
|
— 3—0
|
kompt
|
49— 4—0
|
bij mijn hendrick van de Wael
|
|
|
|
De magistraet der stadt Rhenen ordonneert de veervrouw aen vande Wael te betaelen de bovenstaende 49.gl.4.st het sal haer strecken in minderingh van haer verschuldigde pacht vant veer, actum den 10 10ber 1677In naem van deselve KlerckDese boven staende rekeninge met de ordonnantie vande magistraet heb ick onderschr. duerwr. geinsinueer aen de veervrouw geertgen voncken die mij tot antwr. gaf dat sij daer geen gelt toe en hadt om te betaelen en .... oock niet wanneer maer willencie eerst sien hoe sij noch te betaelen hadde. Actum den —2—Janr. 1678. W.Lijster duerwr. “Liquidatie met de Veervrouw” De optimmering van de veerschuijr heeft gekost de som van 410—0—0 welcke Gartje Gosens wed. van Dirck Geurtsz heeft aengenomen te betaelen, in minderinge vande pacht van’t veer, des daer van aen haer verschuldigde pacht
aen den Cameraer V Gheijn sal komen
|
150—0—0
|
aen den Cameraer Verweij
|
210—0—0
|
aen den Cameraer Boonsaijer
|
50—0—0
|
|
410—0—0
|
heeft betaelt wegens den Cameraer (doorgehaald) als volght, en sijn daer van de quitantie overgenomen en ter secretarije berustende
volgens quits van Govert Henricksz voor vracht van ‘t hout betaelt
|
7—10—0
|
bij quits 14 gl aen.Vande Wael bet
|
49— 0—0
|
bij quits aen Gerrit van Hoeven smith
|
13— 8—0
|
bij quits aende wed. Kupius
|
15—14—0
|
bij quits aen den Leijdekker
|
7— 0—0
|
bij quits aen Gerrit van Driel
|
3—11—0
|
bij quits aen Righolt
|
66— 6—0
|
bij quits aen den metselaer
|
30— 0—0
|
bij quits van vracht van pannen
|
9—12—0
|
Noch aen vracht bet. 13 gl 4 st edoch is daer van bij opneemingh vande kosten van optimmeringh daer van maer uitgetrokken
|
7—15—0
|
tsaemen
|
210— 0—0
|
des de 5 gl. 9 st bij de pachterse boven de voors. 7 gl 15 st aen vracht bet., haer door den Cameraer Verweij mede in minderingh van haer pacht sullen werden gevalideert, volgens verleend…….
Bronnen:
- Het oude veerhuis van Rhenen met haar toegangswegen Bennekom, december 1987, Wim Angenent - Het Oude Veerhuis van Rhenen teruggevonden H.P. Deys, Oud Rhenen 1984 deel 1 .
- Over het oude Rhenense veer en zijn veerlieden A.J. de Jong, Oud Rhenen 1984 deel 3
- Het oude veerhuis te Rhenen H.P. Deys, Oud Rhenen 1985 deel 3
- Zes eeuwen eigenaren, pachters en veerlieden van het Rhenense veer periode 1350-1958 A.J. de Jong, Oud Rhenen 1987 deel 1
|