A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W Z
A
Abolitie
|
strafvrijstelling door de soeverein verleend voor geringe delicten van niet-dodelijk geweld, waarbij de gevolgen van het delict of medeplichtigheid werden uitgewist
|
Aenbesterven
|
door erfenis (dood) in eigendom krijgen.
|
Aenlegger(s)
|
eisende partij in een proces.
|
Aentale (aentael)
|
aanspraak in rechte, eis
|
Aenvaen
|
in bezit nemen, aanvaarden, aannemen, beslag leggen op, aanhouden, aanvangen
|
Accijns (excijs)
|
zie cijns
|
Achtervolgen
|
nakomen, naleven, navolgen (van een verplichting, een wet, een overeenkomst)
|
Actie vercrijgen
|
opvolgen als eigenaar of rechthebbende.
|
Actum
|
(latijn) opgemaakt, gepasseerd te plaats A op datum B
|
Adverteren
|
berichten, mededelen, (in ’t openbaar) kennis geven
|
Af, (of)
|
van. Bijv. daeraf, daerof: daarvan
|
Aflijvig
|
dood
|
Afslag
|
(ver)mindering, compensatie. Bijv. hore contributie afslach strecken zullen: in mindering gebracht zullen worden op hun bijdrage, (ter compensatie) verrekend zullen worden met hun gewone bijdragen.
|
Aling
|
geheel, volkomen.
|
Allegeren
|
in rechte (ad legem) beweren, als argument in een proces aanvoeren.
|
Alsoo( .), soo is 't( . .)
|
omdat (dit of dat het geval is)~ besluiten wij (dit of dat te doen).
|
Ambacht(sheerlijkheid)
|
het gewone bestuursgebied op het platteland in westelijk Nederland. Het hoogste feitelijke gezag aldaar was de ambachtsheer met onder zich de schout en daarnaast een bestuur van ambachtsbewaarders en een college van schepenen uit de bevolking.
|
Ambt
|
vergelijkbaar met Ambacht, alleen in Gelderland
|
Ambtgeld
|
geld, dat ambtenaren ten tijde van de republiek in de schatkist moesten storten voor de ambtsaanvaarding
|
Ambtman
|
de hoogste bestuurder in een Ambt
|
Ampliatie
|
aanvulling
|
Annus
|
(latijn) jaar. Anno Domini: in het jaar des (of onzes) Heren (zie verder bij getallen). Huius anni: van (in)dit jaar. Anno passato: (in) het afgelopen jaar. Eodem anno: in hetzelfde jaar.
|
Appoinctement
|
dagvaarding, mededeling aan een gedaagde of verdachte, dat hij op een bepaald tijdstip voor de rechter moet verschijnen
|
Apprehenderen, (apprehensie)
|
gevangen nemen (gevangenschap, (voor)arrest).
|
Approbatie
|
goedkeuring
|
Approbatierecht
|
toetsing in criminele zaken door her Hof van tussenvonnissen, waarbij tortuur was opgelegd, en van eindvonnissen
|
Arbitrale correctie
|
terechtzetting. In strafrecht bijv. Opte pene van arbitrale correctie: op straffe van voor de rechter te worden gesleept en veroordeeld
|
Arbiter
|
(latijn): (scheids)rechter
|
sonder argelist (sonder arg ende list)
|
(aldus) te goeder trouw (gedaan), 'zonder kwade bedoelingen, bedrog, smoezen en trucs'.
|
Arrestant
|
vordering
|
Assestant
|
die een verklaring aflegt
|
Attesteren (attestant, attestatie)
|
(officieel) getuigen, (in rechte) verklaren (getuige, getuigenis). Quod attestor (rogatus et requisitus):hetgeen ik getuig (desgevraagd en verzocht). Teste me: met mij als getuige. Presentibus testibus. . .: waarbij als getuigen aanwezig waren
|
Autaer
|
altaar.
|
Avond
|
de dag voor het feest, bijv. het feest van Sint Nicolaas is 6 december, Sint Nicolaasavond is 5 december;Korstavont:de dag voor Kerstmis, dus 24 december
|
Terug
B
behoudelijck
|
met uitzondering van.
|
belegen hebben
|
als belendingen hebben. Bijv. streckende uter strate (tot) aen 't convent, ende belegen hebben aen die oostside Aert Pontier ende aen die westside Marius den Draeck.
|
Belender
|
eigenaar van naastgelegen stuk grond
|
Belending
|
het naast een bepaald stuk grond liggen
|
beschrijvinge
|
'beschrijvingsbrief', convocatie met vergaderstukken; het bijeenroepen van een vergadering.
|
besoigneren (besoigne)
|
beraadslagen, overwegen, met elkaar nadenken over (beraadslaging, vergadering).
|
Besolliciteren
|
te bewerkstelligen
|
Bestoeren
|
gerechtelijk protest aantekenen tegen
|
bet an der tijt
|
tot aan de tijd dat.
|
betaelt den lesten penninck met(en eersten; den eersten penninck metten lesten
|
volledig betaald. Kwiteringsformule in ondermeer akten van eigendomsoverdracht.Bewijsen o.m. rente of hypotheek vestigen op een 'aangewezen' stuk land.
|
Bevaren
|
inspectie volgens het Gelders Waterrecht van een opwas of een 'middelsand' in een rivier, waarbij werd vastgesteld of dit door een aangelande(eigenaar van aangrenzend land) aan de oever mocht worden in bezit genomen of dat het aan de Landsheer(het gewest) toekwam
|
bidden (bede)
|
verzoeken (verzoek)
|
binnen veertien nachten
|
binnen twee weken.
|
Blijckende penning
|
baar geld
|
boeren, beuren
|
Oo.m. in ontvangst nemen; heffen bijv. van rente.
|
Braeck
|
pmgeploegd land dat men onbebouwd laat liggen
|
Brief (open)
|
(((openbare) akte of oorkonde.
|
Broken, breuken
|
o.m. strafrechtelijke overtredingen en misdrijven. Letterlijk: inbreuk maken op de rechtsorde.
|
Bij
|
o.m. door
|
Terug
C
Calange
|
aanspraak, eis.
|
Castelein
|
slotvoogd,burchtvoogd,burggraaf
|
ter Cause van
|
ter zake van, op grond van, uit hoofde van. (latijn: causa, reden, oorzaak, grond).
|
Cautie
|
zekerheid, feitelijke garantie, vandaar borgtocht, borgsom.
|
Cederen
|
afstand doen
|
Cedule
|
heffingslijst met belastingopgave
|
Certificeren
|
getuigen in rechte, (voor waar) verklaren dat (latijn: certum facere, zeker maken, voor waar verklaren dat
|
Cesseren
|
O o.m. ophouden, staken.
|
Citatie
|
dagvaarding
|
Comes
|
(latijn), graaf; comitis, van de graaf; comitem, lijdend voorwerp.
|
Committeren
|
last geven, afvaardigen, delegeren. Committent: lastgever. Gecommitteerde: lasthebber, vertegenwoordiger; ook dagelijks bestuurder (gecommitteerde raden), dan gelijk aan gedeputeerde of deputaat
|
Communiceren
|
T ter kennis brengen, mededelen.
|
Compareren
|
ter vergadering komen; voor het gerecht, de notaris e.d. verschijnen om een akte te laten opmaken.
|
Comparant:
|
hij die compareert.
|
Competeert
|
toekomende
|
Comptoir
|
kantoor, letterlijk: rekenkamer
|
Concordat
|
(latijn), stemt overeen met. Concordat collata: is gecollationeerd en stemt (woordelijk) overeen. Concordat cum suo originali (principali): is gelijk aan het origineel. Concordat collata cum suo originali (principali): (Dit afschrift) stemt, na te zijn gecollationeerd (woordelijk) overeen met zijn origineel.
|
Condem(p)neren
|
veroordelen.
|
Condschap, beëdigde
|
getuigenis voor het gerecht
|
Confesseren (confessie)
|
bekennen (bekentenis).
|
Confirmeren (confirmatie)
|
bekrachtigen, bevestigen bijv. van een akte of een rechtstoestand (bekrachtiging, ratificatie).
|
Consent
|
Toestemming
|
Consenteren
|
toestaan, vergunnen, toestemmen, bijv. oerloven ende….
|
Considereren
|
beschouwen, overwegen. Vandaar: (na goede overweging concluderen en) begrijpen.
|
Consul
|
(latijn), o.m. schout. Consulis: van de schout. Coram consule (et scabinis): ten overstaan van (voor) schout (en schepenen).
|
Contrarolleur
|
controleur, 'hij die de (boekhoudkundige) contrarol houdt om te checken'. Rol komt van het Latijnse rotulus: oprolbaar geschrift.
|
Contrarie
|
in strijd met. Ter contrarie, in strijd daarmee, integendeel.
|
Contravieerende
|
er tegen in gaan
|
Convent
|
klooster.
|
Conversatie
|
(maatschappelijke) omgang, gedrag (jegens). Vleeschelijcke conversatie: geslachtsgemeenschap.
|
Convooien en licenten
|
oorspronkelijk een betaling voor vrijgeleide voor koopvaardijschepen; later: belasting op in- en uitgaande goederen.
|
Copia copi(a)e
|
(latijn) afschrift van een afschrift. Per copiam: bij afschrift, in de vorm van een afschrift. Ook: copiëlijek:bij afschrift.
|
Coram
|
(latijn) ten overstaan van. Zie: consul; scabini; notaris.
|
Corrobatien
|
bevestiging
|
Correspondentie
|
o.m. contacten, relaties, verbindingen.
|
Costume
|
gewoonterecht; gewoonte. Rechte ende ...
|
Costuymen
|
gewoonterecht
|
Creseme (crisdom)
|
diocees, bisdom
|
Cureit
|
pastoor. Latijn: curatus, hij die met de (ziel)zorg is belast.
|
Cijns
|
belasting, schatting, maar ook vaak pacht, rente. Van latijn: census. Vgl; ons accijns. Ook tins, tijns e.a. varianten.
|
Terug
D
Daet
|
o.m. rechtshandeling, vastlegging van een rechtshandeling in een akte.
|
Daer
|
o.m. waar, bijv. in den huyse daer sijn broeder woent: in het huis waar zijn broer woont.
|
Daermede
|
(noord- en oost ned.) opdat daarmee of daardoor, om daarmee te bereiken da
|
Dadungsluden, -frunden
|
Scheidsrechters,Goedemannen;vertegenwoordigers van twee partijen die een juridisch geschil moeten bijleggen; vertegenwoordigers, afgevaardigden in rechte. Ook varianten als dagesfrunden, degensluden.
|
Dagvaert
|
vergadering, landdag, rechtszitting. (Letterlijk, dagreis).
|
Datum
|
(latijn). Letterlijk het voltooid deelwoord 'gegeven'. Hetzelfde als actum: gedaan, opgemaakt, gepasseerd te plaats A op datum B in akten en brieven.
|
Debvoir
|
Modern frans devoir: moeite, toewijding, inzet, (dienst)ijver, inspanning. Bijv. 't goed debvoîr bij hem gedaen.
|
Deductie
|
in competentiegeschillen richtte een der strijdende partijen zich met een rekest, remonstrantie of deductie tot de Staten om een beslissing in het geschil
|
Deponeren
|
in rechte verklaren dat iets is gebeurd of het geval is. Ook: deponent of deposant: hij die verklaart en depositie: verklaring.
|
Deductie
|
vertoogschrift
|
Deponent
|
getuige
|
Derdehalf (derdalf)
|
'De derde half', dus twee-en-een-half. In modern nederlands nog in anderhalf: (de ene heel), de ander half. Geldt ook voor vierdehalf etc.
|
Dessein
|
oogmerk, doel, plan. Vgl. dessin (frans), design (engels) voor ontwerp, tekening.
|
Dezelve (hetzelve, 'tzelve)
|
Deze, die, dit, zulks e.d., zoals reeds genoemd. Bijv. ende dezelve te vercopen: en deze te verkopen; ende 'tselve te observeren: en dit in acht te nemen.
|
Die een den ander
|
elkaar. Vgl. l'un(e) l'autre (frans).
|
Different
|
geschil, onenigheid, kwestie.
|
Dicke
|
dikwijls, vaak.
|
Diligentie
|
ijver, inspanning, aandacht. In diligentie: met ijver, met spoed, met inzet, in waakzaamheid. Kortom al die eigenschappen die de overheidsdienaar betamen. Ongeveer hetzelfde als debvoir.
|
Ding
|
behalve 'ding' in het algemeen: (volks)vergadering (vgl. noors folketing: Parlement), rechtszaak (-geding); rechtszitting, rechtshandeling, besluit, akte, rechtsgebied. Vgl. modern nederlands 'dingen naar': letterlijk, '(in rechte) opeisen, procederen over'. Ook, dingtalen: procederen (in de vereiste formulering), in modern nederlands nog in: 'Drank? Hij taalt er niet naar. Zie ook talen.
|
Dingspel
|
de naam van de zes rechtsgebieden waarin Drenthe oudtijds was verdeeld. Er bestond dingplicht; ieder huis moest iemand naar de drie jaarlijkse dingen afvaardigen.
|
Disapprobatie
|
Afkeuring
|
Discretie (tot... van)
|
ter bepaling door, bijv. het gerecht.
|
Dissolutie
|
ontbinding
|
Doe
|
toen.
|
Dorch, Durch
|
(noord- en oostned.) door, als duits.
|
Doublet
|
dubbelexemplaar, bijv. van een rekening.
|
Drossaert
|
drost. Een hoge rechterlijke ambtenaar, te vergelijken met een baljuw.
|
Dupliek
|
Reactie op de repliek
|
Terug
E
Edict
|
bekendmaking van de bevoegde macht
|
Eenre (ter ..., ter andere zijden)
|
partij A tegenover partij B (in overeenkomsten en in processtukken.
|
Enckede (enckel)
|
goed, juist.
|
Ende, unde,unnd
|
(noord- en oostned.) en. Deze laatste moderne vorm verdringt via slijtageproces tegen 1700 ende. Noorden oostnederlands unde.
|
Erffenis(se)
|
grondeigendom
|
Ergo
|
dus
|
Erentfest
|
achtbaar. Aanschrijvingstitel van personen, in combinatie met woorden als: wijse, eerbare, edele, dijscrete, lieve, bijsondere, voorzienige.
|
Extimeren
|
taxeren, schatten.
|
Exhibitum
|
(latijn) letterlijk, 'getoond'. Ontvangen, overlegd, geopend (in datering van administratieve stukken).
|
Terug
F
Facit
|
(latijn) letterlijk 'maakt, is'. In boekhoudingen bijv. facit 20 schellingen: is bij elkaar 20 schellingen.
|
Faulte
|
o.m. in gebreke blijven, het niet nakomen. Verwant: fout, falen, feilbaar.
|
Feria prima (secunda, tertia, quarta, quinta, sexta)
|
eerste - zesde dag van de week. Feria prima:zondag.
Feria tertia post (= na) Nicolai is in 1984 dinsdag 11 december.
|
Filius (Filia)
|
(latijn) zoon (dochter). In nederlandstalige teksten mogen we f. transeriberen als -szoon of -sdochter, zoals het ongetwijfeld uitgesproken werd. Bijv. Jan f.Everaert; Jan Everaertszoon, Maria f.Rignards; Maria Rignardsdochter.
|
Fiscaal
|
zowel advocaat als procureur, was betrokken bij het vooronderzoek en trad in naam van de ambtman op als klager tijdens rechtszittingen
|
Folio
|
(latijn) blad. Recto (voorzijde), verso (ommezijde). 'Verte' onder aan een blad betekent: keer om (dat blad), zie ommezijde. Huius folii: van dit blad.
|
Terug
G
Gagie
|
niet zozeer gage als wel meer in het algemeen, salaris.
|
Gangachtig
|
in omloop, gangbaar, officieel geldig. Bijv. gange ende gave: gangbaar en onversneden.
gave ende ongecancelleert (ongeraseert) ongeschonden, zonder nietig te zijn gemaakt via kerven met een mes (zoals wel gebeurde met akten van schuldbekentenis na de inlossing van de schuld) of via doorhaling of afschrapen (dit laatste om het perkament opnieuw te gebruiken)
|
Geadmitteert
|
aangesteld
|
Geattesteerd
|
verklaring afgelegd
|
Geboerlie (gebuerlic)
|
behoorlijk.
|
Gebreken
|
ontbreken, missen, te kort schieten; nodig hebben. Bijv. waer 't zake dat iet gebrake: indien dit niet voldoende zou zijn, indien de bepalingen van deze akte niet zouden worden nageleefd. Vermits in den lande groot gebreek is.. .: omdat het in het algemeen ’s lands) belang nodig is... (volgt een nieuwe wettelijke bepaling.)
|
Geconsitueerde
|
die aangesteld is
|
Gegoed
|
bemiddeld
|
Geld
|
als rekeneenheden in boekhoudingen komen we o.m. tegen: 1 l(ibra) = 20 s(olidi) = 12 of 16 d(enarii), wat we in Nederlandse transcripties mogen opnemen als ponden, schellingen en penningen. Spreekt de tekst van guldens (floreni) dan is de verdeling: guldens, stuivers en penningen. Bij ponden vaak toevoegingen als: groot; groten Vlaemsche munte; van 40 groten 't stuk. Bij gulden vaak: Carolusguldens.
|
Geld tellen
|
uitbetalen van je een, twee, drie, vier enz. (latijn:numerare pecuniam).
|
Gelden
|
o.m. betalen.
|
Geleisten
|
presteren, nakomen, voldoen.
|
Geloofwaerdig (lofwaerdig)
|
gezegd van iemand wiens spreken of doen als juridische waarheid of rechtsfeit moet worden beschouwd, met dienovereenkomstig rechtsgevolg, bijv. geloofwaerdîge (of lofwerdige e.d.) getuygen: getuigen waaraan geloof moet worden gehecht. Verwantschap met geloofsbrief.
|
Geloven
|
o.m. beloven (vgl. gelofte), verzekeren, garanderen.
|
Gemeynt
|
gemeenschappelijke gronden
|
Genadig (genedig)
|
genadige (heer), afkorting g.h., betiteling van o.m. graaf en hertog. Ook: uwe furstliche genade en varianten daarvan.
|
Generaelijck
|
in het algemeen, over het geheel genomen. Specialijck: in het bijzonder. Dergelijke bijwoordelijke vormen in het modern nederlands grotendeels verdwenen, bijv. 'lichtelijk' en nog meer verouderd in 'bepaaldelijk'.
|
Geperpeteert
|
begaan
|
Gestaetheyt
|
staat, stand, vermogen
|
Getallen (latijn)
|
veelal in jaartallen en data, in bijvoegelijke vorm: -us (manlijk, 1ste naamval), -i (van-vorm), -o (in-vorm);
-a (vrouwelijk, 1ste naamval, tevens in-vorm), -ae of -e (van-vorm). Bijv. anno Domini MOCCOLXO quinto (millesimo trecentesimo sexagesimo quinto): in liet jaar onzes Heren 1365, letterlijk 'in het duizendste driehondcrdste zestigste vijfde jaar des Heren'. Zie voorts feria.
|
Geuseerd
|
gewoon zijn
|
Ghebode
|
bevel, verordening
|
Gheestland
|
onvruchtbare grond
|
Goed
|
stuk land
|
Grafelijkheid
|
het grafelijk gezag; rechten en plichten. Toen er vanaf de 8ojarige oorlog geen graaf meer was ging bijv. in Holland het grafelijke soevereine gezag over op de Staten van Holland. Deze erfenis werd wel aangeduid als grafelijkheid, o.m. in: grafelijkheidsrekenkamer, een leen van de grafelijkheid. Grafelijkheid is dan synoniem met het moderne woord graafschap.
|
't Gunt
|
hetgeen.
|
Terug
H
Halme (ende gifte) geven
|
via de formele handeling van een halm iemand de eigendom van land overdragen (o.a. zuidned.). Ook:door een halm weg te werpen formeel afstand doen van eigendom.
|
Haeffelijke (goederen)
|
roerende goederen
|
Halfscheid
|
helft, half.
|
Hank
|
kreek, doodlopende rivier
|
Hanteringe
|
omgang, vandaar o.m. handel.
|
Halfwinning
|
het recht om te profiteren van de helft van de vruchten , gewassen op zekere gronden
|
Halsheerlijkheid
|
een heerlijkheid met laag en hoog gerecht, het recht om doodsstraffen e.d. uit te spreken.
|
Hanteringe
|
omgang
|
Heer
|
in de middeleeuwen alleen voor edellieden en geestelijken. Daarna ook voor aanzienlijke stedelingen, burgers (van: burg, poort, stad) en uiteindelijk voor alle mannen. Latijn: dominus ('de baas in huis' (domus = huis), heerser die domineert, het voor het zeggen heeft). Vanwaar ons d(ominu)s voor predikant, evenwel uitgesproken in de aanspreekvorm 'domine'. Vanaf de 16de eeuw ook 'seigneur' (frans), van 'senior' (latijn: oudere, oudste>. Domina: vrouw(e).
|
Heerlijkheid
|
Een bepaald gebied met een overheidsgezag, verbonden aan een persoon of familie, die eigenaar was van de bij de heerlijkheid horende rechten. Te onderscheiden in hoge, met rechtspraak in halszaken en lage heerlijkheid met rechtspraak in civiele en kleine strafzaken.
|
Hem (Haer)
|
zich. Bijv. hem (haer) generen met: zich bezighouden met; hem verweren: zich verdedigen.
|
Hoed
|
inhoudsmaat voor m.n. graan en steenkool.
|
Hoedekine
|
huidige, tegenwoordige.
|
Huis
|
o.m. kasteel, slot.
|
Huisman, (-luiden)
|
boer(en).
|
Hulde (ende manschap)
|
in akten van belening met een leengoed. De nieuwe leenman verklaart het goed van zijn leenheer in leen te houden en zich dienovereenkomstig te gedragen. M.a.w. de leenman 'houdt van' de leenheer, vanwaar ons modern nederlands 'van iemand houden' en 'huldigen'. Overigens moeten we, zeker na de middeleeuwen, bij leengoed als regel niet denken aan de leenman-ridder (vazal) die zijn heer als krijgsman te paard bijstaat. Leengoed was gewoon boerenland en de leenman een boer die het in gebruik kreeg tegen een geringe symbolische tegenprestatie, het zgn. 'heergewaad' dat oorspronkelijk ridderlijk uniform betekende, maar later niet meer was dan het symbolische geschenk dat de nieuwe leenman zijn heer gaf, vaak in geld.
|
Hulder
|
Iemand die een goed in leen houd
|
Terug
I
Impetrant
|
eiser.
|
Impetreren
|
verkrijgen
|
Impost
|
belasting, heffing
|
In nomine Patris et Filji et Spiritus Sancti
|
(latijn) in de naam des vaders, des zoons en des Heiligen Geestes. Aanhef van belangrijke documenten. Vnl. middeleeuws, bijv. een testament, een rechtsboek, een rekening .
|
Indemneren (indemniteit)
|
vrijwaren (vrijwaring) van schade; 'het schadevrij of schadeloos houden van iemand' en de formele garantie daarvan. Aldus ook borgtocht. In het bijzonder akte (van idemniteit) waarbij stad of ambacht A (persoon B, parochie of kerkelijke gemeente C) verklaart stad of ambacht X schadeloos te zullen houden indien persoon Y, verhuisd naar X, onverhoopt tot armlastigheid mocht vervallen; een garantie dus terzake van sociale uitkeringen .
|
Injurieren
|
beledigen
|
Inlaag
|
dijk, aangelegd binnenwaards van een dijk die sterk bedreigd is
|
Insinuatie
|
aanzegging.
|
Instandichede
|
teruggave of vergoeding
|
Intendit
|
eis,strafvordering
|
Item
|
(latijn) idem, vervolgens, eveneens. Veel als aanhef van posten in rekeningen, andere specificatie.
|
Iussu (domini comitis, domini ducis)
|
(latijn) op bevel van, in opdracht van (de heer graaf, de heer hertog).
|
IJken, Troyssch
|
het ijken van weegschalen volgens het uit Troyes ( frankrijk) stammende stelsel van gewichten, Troisch gewicht
|
Terug
J
Jaergetide
|
het jaarlijks op iemands sterfdag lezen van een mis voor het zieleheil.
|
'(t)s Jaers
|
per jaar ('des jaars').
|
Jurisdictie
|
o.m. rechtsgebied.
|
Jus de non evocando
|
het recht alleen voor rechtbanken in het eigen land te hoeven verschijnen, door keizer Hendrik VII op 5 september 1310 verleend aan de Geldersen
|
Justitie
|
rechtspraak; terechtstelling. Zie ook policie.
|
Terug
K
Kapittel
|
een college van geestelijken (kanunniken) dat gezamenlijk de zielszorg in een parochie uitoefent (kapittelkerk; 'een stem in 't kapittel hebben'); hoofdstuk, artikel van een reglement. Vgl. capitulum (latijn) en chapitre (frans).
|
Kennen
|
(in rechte) bekennen, verklaren.
|
Kerspel, ook karspel, carspel of carspil,
|
oorspronkelijk de benaming voor kerkgemeente, parochie, werd omstreeks de 16de eeuw ook gebruikt ter aanduiding van wat men later de ‘burgerlijke gemeente’ zou gaan noemen. Na 1600 ging deze laatste betekenis in verschillende delen van de Republiek der Verenigde Nederlanden zelfs overheersen en werd de term dikwijls gebruikt naast de meer typische streekeigen uitdrukkingen als ambacht, schultambt (zie schout), buurschap en marke. Soms bestond een ambacht of schultambt uit verschillende kerspelen, soms ook omvatte een kerspel verschillende buurschappen of marken. Het begrip kerspel kan slaan op het territoir of op de inwoners of leden van de ‘gemeente’, hetzij als collectiviteit, hetzij als rechtspersoon. De taakverdeling tussen het kerspel en de grote of kleinere eenheden of collectiviteiten is dikwijls weinig scherp; herhaaldelijk werden de functies van bijv. kerspel en schultambt of kerspel en buurschap nauwelijks uiteengehouden.
|
Keuren (keure)
|
o.m. kiezen (keuze). Bijv. zijn keure hebben: de keus hebben. Gekoren: (uit vrije wil) gekozen, bijv. een voogd, tegenover een op grond van het recht automatisch en bij voorbaat aangewezen voogd. Nog in: uitverkoren. Zie ook: (wille)keuren
|
Klaringe
|
behalve verklaring ook: beslissing, vonnis, uitspraak.
|
Klokkenslag
|
oproeping van dijkplichtigen o.a. bij dreigende dijkdoorbraak
|
Knechtken
|
jongetje.
|
Koman
|
koopman.
|
Comans payment
|
koopmans geld, de rekeneenheid die onder kooplieden gebruikelijk is.
|
Koopmanschappen
|
handelswaar, koopmansgoederen.
|
Kopen, gecoft (vercoft)
|
gekocht (verkocht), vgl. lucht met duits luft, gracht met graft, ochte en ofte (of), gift en gicht (limburgs). Gecoft jegen: gekocht van.
|
Terug
L
Landmaten
|
roede (ca. 14 m2); morgen of mergen, letterlijk zoveel land als voor de middag kan worden geploegd (ca 0,8-1,1 ha., verschillend per streek), vaak gelijk aan 6 hond; hond (ca. 100 roeden, 1400 m2); pondemaat, friese vlaktemaat (36,78 are, iets meer dan 1/3 ha); (koe)gras, meervoud grazen, o.m. Friesland en Groningen, zoveel land als een koe nodig heeft (ruwweg 0,45-0,5ha)
|
Landwinning
|
vergunning voor de pleger van een delict om voor een bepaalde tijd terug te keren tot zijn woonplaats ten einde in die periode remissie te verzoeken
|
Laten ligghen
|
opzeggen
|
Last-veilgeld
|
belasting geheven ter bestrijding van de kosten ter beveiliging van zeewegen
|
Logies- of serviesgelden
|
vergoeding voor inkwartiering
|
Lichtelijck meer of lichtelijck min
|
(ook omgekeerd) om en nabij, ongeveer. Bij groottebepaling van land: 'met de mogelijkheid van een beetje over- of ondermaat'.
|
Luttel (luttich)
|
klein (weinig).
|
Terug
M
Maeg
|
verwant.
|
Maegschap
|
verwantschap
|
Magescheidinge
|
boedelscheiding
|
Maanden
|
vaak weergegeven in het latijn. In de eerste naamval:
januarius, februarius, martius, aprilis, maius (mayus),junius,julius, augustus, september, oktober, november, december.
Van-vorm: januani, februani, martii, aprilis, maii (mayi), junii, juhi, augusti, septembris, octobris, novembris, decembris.
In-vorm: in januario, februario, martio, aprili, maio (mayo), junio, julio, augusto, septembri, octobri, novembri, decembri. De huidige nederlandse vormen verdringen tenslotte de latijnse variëteiten met als bijzondere varianten tot in de 19de eeuw toe gebruikt:
january, february, mey of may, juny, july.
|
in zulker Manieren so wanneer
|
op de volgende voorwaarden
|
im Margine
|
(latijn) in de marge. In margine folii: in de marge van het blad. Ook: in mergine.
|
Mechtig maecken
|
machtigen
|
Marke
|
oorspronkelijk grens betekenend, werd in de late middeleeuwen en daarna gebruikt ter aanduiding van het door de inwoners van een nederzetting gemeenschappelijk gebruikte deel van het areaal van de nederzetting, waarop door de heer gebruiksrechten waren toegestaan.
|
Meente
|
gemeente, burgerij.
|
Meeten, Meetgeld
|
belasting die naar de inhoudmaat werd geheven
|
Meetland
|
weide- of hooiland. Ook 'mede'.
|
Memorie
|
geschrift waarin de feiten op juridische gronden worden beoordeeld
|
Met (mit)
|
metten: niet den. Metter; met der (nog in metterdaad).
|
Metten eersten
|
'liet de eerste gelegenheid die zich voordoet, zo spoedig mogelijk.
|
Miles
|
(latijn) letterlijk soldaat, dus gewoon 'ridder'. Vanvorm: militis, meervoud: milites. Veel in de middeleeuwse ambtelijke stukken die van de grafelijke kanselarij in Holland zijn uitgegaan.
|
Misen
|
(frans) kosten. Bijv. costen ende misen van de justitie: de kosten van het geding, het strafproces en de ten uitvoerlegging van het vonnis. Zie ook bij ofte.
|
Mitigeren (Mitigatie)
|
verzachten, verlichten, matigen.
|
Moeie
|
tante, Vgl. in het fries muoike.
|
Mogen
|
o.m. kunnen. Bijv. die daer zoude mogen sijn: die daar zou kunnen zijn.
|
Momber
|
voogd over onmondigen. Zie ook: mondigheid. Mondigheid (on)handelingsbekwaamheid. Onbevoegd tot het verrichten van rechtshandclingen waren: minderjarigen (ongehuwde kinderen beneden 25 jaar), gehuwde vrouwen, onder curatele gestelden.
|
Mortificeren
|
tot geestelijk goed maken, in de dode hand brengen. Zie ook sterfhand.
|
Munimenten
|
bijlagen, 'ondersteunende bescheiden'. Niet te verwarren met het latijnse munimentum: vesting, schans e.d.
|
Terug
N
Na, Naar
|
beide woorden kunnen zowel na als naar betekenen
|
Nakomelingen (erven ende....)
|
rechtsopvolgers, erfgenamen.
|
Namptissement
|
betaling vooraf (tot zekerheid).
|
N(a)erstelike
|
met nadruk, met klem, ernstig.
|
Niet... en (en... niet)
|
niet. Bijv. 'tgunt niet en is: wat niet het geval is; ghij en sult niet: ghij zult niet. Ook: nyemant . . en; en. .. nyemant.
|
Notaris
|
n.n., openbaar notaris (ook: notaris publicq e.d. uit het frans stammende vormen). Bijv. notarius publicus (latijn), bij den Hove van Holland geadmitteert, residerende binnen der sted A: n.n., openbaar notaris, tot zijn ambt toegelaten door het hof van Holland, ter standplaats A. Notaris apostolyck: kerkelijk notans. Notaris imperiael: keizerlijk notaris.
|
Terug
O
Obiit
|
is overleden
|
Observeren
|
nakomen, naleven, navolgen (van een regel, een wet, een verplichting, een overeenkomst).
|
Octrooi (akte van)
|
vergunning van de landsregering, m.n.
de Staten van Holland.
|
Oder
|
(noord- en oostned.) of
|
Oer
|
(noord- en oostned.) hun, haar.
|
Oevel(l)
|
slecht
|
Of
|
indien (engels: if). Bijv. of 't geviele. . .: indien het gebeurt...
|
Ofte, oft, of
|
of. Deze laatste moderne vorm, slijtage, verdringt ca 1700 de andere. Vaak in combinaties als: uuytstel ofte dilay; negligentie ofte onachtsaemheyt. Het nederlands was een jonge cultuurtaal. Franse begrippen vonden pas geleidelijk nederlandse equivalenten. Voor de juridische zekerheid werden nog lang het nederlandse en franse woord samen gebruikt, elkaar aanvullend. Varianten: iof (middeleeuws) en ochte. Voor verwisseling f en ch zie bij kopen.
|
Ombieden
|
mededelen, aanzeggen, gebieden, ontbieden.
|
-Ong(e), -ung(e)
|
(noord- en oostned.) voor -ing(e). Bijv. schelunge, erffscheidonge.
|
Ongelden
|
lasten, belastingen.
|
Onraet
|
accijns.
|
Oorbaar
|
nut, voordeel, (algemeen) belang, welzijn, noodzaak.
|
Oorkonde
|
openbare, uitgaande versie van een (belangrijke) akte, die (daarom) op perkament is geschreven en ter bekrachtiging bezegeld (open brief). Rechtsgeldige verklaring dat een rechtsfeit bestaat of dat een rechts-handeling heeft plaatsgevonden (variant: orkondschap).
|
Oorkonden
|
een oorkonde uitvaardigen; tot rechtsgeldigheid, als bewijs verklaren. Bijv. des t'oirconden bezeghelt (eindformule oorkonde): 'tot bewijskrachtige getuigenis van het voorafgaande (des) bezegeld'. De bewijskracht van akten lag naar middeleeuwse opvatting in het zegel; nog volgens Hugo de Groot vormden 'zegel en brief' het eigendomsbewijs van onroerend goed.
|
Opdragen (opdracht)
|
in eigendom overdragen (eigendomsoverdracht).
|
Opgestaen
|
onstaan b.v. geschil
|
Ordel
|
belast met het zelfstandig formuleren van het voorstel voor een vonnis, nadat hij rechtsgeleerd advies had ingewonnen bij onpartijdige juristen. Het aan het gerecht overgelegde rechtsgeleerde advies was bindend, kwam in Gelderland alleen voor in het kwartier van Zutphen
|
Ordelwijzer
|
deze persoon was vrij in het formuleren van een vonnisvoorstel. Het aan het gerecht overgelegde advies was niet bindend. Kwam voor in het kwartier van Nijmegen en in het kwartier van Veluwe
|
Ordinaris
|
gewoon. Ordinarie (bijwoord latijn): gewoon(lijk). Extraordinair: buitengewoon.
|
ter Ordonnantie van
|
in opdracht van. .. In wetten, akten en bevelschriften. Vergelijkbaar met: de minister A., namens deze B.
|
Ordonneren (ende willekeuren)
|
verordenen, een verordening of keur uitvaardigen.
|
Overeendragen (overeendracht)
|
overeenkomen (overeen komst, verdrag).
|
Overkomen (ende verdragen)
|
overeenkomen.
|
Terug
P
Panden
|
beslag leggen op, gijzelen. Ook, penden.
|
Pandinghe
|
het opleggen van een boete met een onderpand
|
Pandkeringe
|
verzet in rechte tegen gerechtelijke panding
|
Paspoort
|
o.m. geleidebiljetten voor goederen
|
Persisteren
|
volhouden,volharden
|
Policie
|
bestuur, regering.
|
Prehende, Provende
|
eigenlijk recht op proviand, mondkost, ook op rente. Vandaar recht op renten voorkomend uit kapitaal of land, vastgezet op een geestelijke stichting; vandaar, vaste inkomsten uit een geestelijke stichting. Zo kon bijv. aan een altaar een prebende verbonden zijn waarop de bediener van dat altaar recht had.
|
Payen
|
betalingstermijn
|
Pagamentum
|
betaalmiddel
|
Poorterbrief
|
een door de overheid uitgereikte verklaring dat de vermelde persoon burger is van een stad
|
Prejudite
|
nadeel
|
Pretenderen
|
vorderen
|
Pretentie
|
aanspraak., vordering
|
Prescriptie
|
verjaring
|
Principael
|
origineel
|
Principael sculder
|
hoofdelijk schuldenaar
|
Terug
Q
Quite weren
|
vrijwaren. Vgl. kwitantie.
|
Quiteren
|
kwijtschelden
|
Terug
R
Recipisse
|
kwitantie, ontvangstbewijs.
|
Ridderschap
|
Stand der edelen, In de Republiek der Verenigde Nederlanden vormde re ridderschap een van de leden van de Statenvergaderingen
|
Remissie
|
kwijtschelding van straf
|
Remitteren
|
kwijtschelden
|
Remonstrantie (remonstrant)
|
protest, verweerschrift (opsteller daarvan).
|
Relaxatie
|
ontslag uit hechtenis
|
Renten verkopen
|
tegen ontvangst van een grote geldsom ineens de geldgever recht geven op een jaarlijkse 'rente' op een onroerend goed, doorgaans eeuwigdurend en dus erfelijk. De middeleeuwse kerkelijke opvatting beschouwde geld uitlenen tegen rente als onzedelijk, als woeker. Vandaar de vestiging van erf- en grondrenten met dezelfde maatschappelijke functie als de moderne geldlening op hypotheek.
|
Renuncieren
|
afzien van
|
Renvooi
|
verwijzing van de zaak naar bevoegde rechter
|
Repliek
|
antwoord op een dagvaarding
|
Requireren (requirant)
|
verzoeken (verzoeker)
|
Resolveren (resolutie)
|
besluiten (besluit van een doorgaans collegiaal bestuursorgaan, bijv. Staten, vroedschap).
|
Revisie
|
herziening van uitspraken in strafzaken
|
Richten
|
in bezit stellen
|
Richter
|
schout
|
Roerende
|
betreffende. Geroerde (noord- en oostned.): reeds genoemd.
|
Ruwaard
|
o.m. waarnemer van het landsheerlijk gezag, regent.
|
Terug
S
Scabini
|
(latijn) schepenen. van-vorm: scabinorum. Coram scabinis: ten overstaan van schepenen. Ook: scabinale brief of akte: akte gepasseerd ten overstaan van of door schepenen.
|
Scaren
|
oogst
|
Scheling(e)
|
geschil, civiele rechtzaak. Schelachtig: in een geschil, een proces verwikkeld.
|
Schepen
|
jaarlijks benoemde lokale bestuurder
|
Schikken
|
sturen, zenden
|
Schutlaken
|
dwarsdam met afsluitbare koker in weteringen
|
Secluderen (seclusie)
|
afzonderen, uitsluiten (uitsluiting), bijv. seclusie van de weeskamer: uitsluiting van de weeskamer terzake van het beheer van aan minderjarigen (onmondigen) opgekomen erfenissen.
|
Sententie
|
vonnis.
|
Sigil(l)um
|
zegel. Sigillatum: is bezegeld. Sigillatur: wordt of is bezegeld. Sigillavit: hij heeft bezegeld.
|
Signature
|
handtekening, ondertekening. Signavit: hij heeft ondertekend.
|
Sint(e)
|
de heilige... Latijn: sanctus en afgeleide daarvan naamvalsvormen: van-vorm: sancti; vrouwelijk: sancta met van-vorm, sanctae of sancte.
|
Sisteren
|
verschijnen in rechte
|
Sinxen
|
pinksteren
|
Solvit
|
(latijn) heeft betaald (in boekhoudingen).
|
Specialyck
|
in het bijzonder. Zie ook generalyck. staan over
(een akte) Als openbaar gezag en als voor de rechtsgeldigheid vereiste garantie bij het passeren van een akte aanwezig zijn. Vandaar: ten overstaan van de notaris e.d. Ook: ten overstaen ende in bijwezen van . .; hier waren bij, aen ende over.
|
Staten van egalisatie
|
overzicht van de vereffening van het aan de Generaliteit te veel betaalde door de provincies
|
Staten van Oorlog
|
jaarlijkse begroting door de Raad van State aan de proviencies gezonden
|
Sterfhand, dode hand
|
geestelijke liefdadige instelling. Zie ook mortificeren. stok leggen (stoklegging)
in rechte afstand doen van onroerend goed en dit aldus in eigendom overdragen door de formele handeling van het neerleggen van een stok als eigendomssymbool, o.m. in Drenthe. Vgl. 'halme geven.
|
Subscripsit
|
(latijn) hij heeft dit ondertekend; was getekend. Afgekort: ss.
|
Successoer
|
opvolger
|
Summa
|
(latijn) som, totaal, bedrag. Summa totalis: eindbedrag; summa lateris: bedrag van deze bladzijde.
|
Suppliant (Supplicatie)
|
indiener van een verzoek of request (supplicatie)
|
Suplicie
|
aanvulling
|
Suspenderen
|
schorsen
|
Terug
T
Talen
|
spreken, o.m. in rechte (dingtalen). Zie ook ding.
|
Tauxeren
|
taxeren, schatten.
|
Tax
|
o,m. verschuldigde portie (werk), vanwaar: taak.
|
Ten waere
|
tenzij
|
Tocht
|
vruchtgebruik
|
Tochter
|
vruchtgebruiker
|
Totten (Totter)
|
samentrekking van, tot den (tot der).
|
Tresorier (Thesaurier)
|
ontvanger, fiscus, penningmeester, comptabele.
|
Tijns, (Tins), Tiend
|
belasting, schatting, maar ook vaak pacht, rente. Van latijn: census. Vgl; ons accijns. Ook tins, tijns e.a. varianten.
|
Terug
U
Uit(t)en
|
uit den
|
Uit(t)er
|
uit der
|
Uyterlijck
|
uiterste. Bijv. uyterlijcke meeninge ende wille: uiterste wil, testament
|
Iytgeset (Uytgescheiden)
|
met uitzondering van.
|
Ut supra
|
(latijn) als boven (genoemd), als hiervoor.
|
Terug
V
Vacat
|
(latijn) staat open, is leeg, vacant. vaceren
openstaan; leeg, onbezet zijn. Zitting houden (vacatiedagen: zitdagen).
|
Van
|
o.m. door (vgl. duits, von). Bijv. van de heete sieckte besocht: door de pest aangetast. Modern: ben je nou helemaal van de ratten gebeten?
|
Vast ende stade (gestadig)
|
blijvend, definitief rechtsgeldig, onaanvechtbaar. In akten.
|
Verband
|
zekerheid van een schuldeiser, door de wet of door een schuldenaar gegeven verhaalsmogelijkheid bij niet nakoming van verplichtingen. Speciaal verband:
bijv. hypotheek-generaal verband: de ook in het moderne recht geldende regel dat iemand met zijn hele vermogen en persoon voor zijn schulden aansprakelijk is.
|
Verbeyder
|
gerechtigde op de troonsopvolging.
|
Vergiën
|
in recht verklaren
|
Verhopen
|
hopen. Nu nog in: onverhoopt.
|
Verlijden (Verlij)
|
het laten passeren van een akte door partijen; het opmaken van een rechtens vereiste akte door o.m. een notaris, schepenen. Vandaar bijv. verlij ende opdracht: het ten overstaan van schepenen passeren van de akte (verlijbrief) waarin formeel de eigendom van o.m. een onroerend goed wordt op- of overgedragen.
|
Vermenen
|
menen, van oordeel zijn. Nog in: vermeend (buitenspel).
|
Vermeten (hem)
|
o.m. durven beweren, zich beroemen op; in rechte iets beweren. Vgl. modern nederlands:
vermetel.
|
Versterf
|
zie aenbesterven.
|
Vertiën, Vertichten
|
o.m. in rechte afstand doen van iets (eigendom onroerend goed; deel van een gemeenschappelijke erfenis t.b.v. mede-erfgenamen, bij boedelscheiding). Voltooid deelwoord o.a. vertegen
|
(hem) Vervorderen .......
|
zich (wederrechtelijk) de bevoegdheid aanmatigen om. . ., de wet overtreden door. . ., een misdrijf of overtreding begaan door. . . Strafrechtsterm, o.m. in vonnissen.
|
Verweerder
|
gedaagde (in een proces)
|
Verwin
|
gerechtelijke toewijzing van geld of goederen voor een aantal jaren, gedurende welke de ontvanger(verwinhebber) het vruchtgebruik genoot
|
Vidit
|
(latijn) 'heeft dit gezien', 'gezien n.n.'. Vergelijkbaar met de moderne paraaf.
|
Voeralderen
|
voorouders
|
Voercommer
|
Verplichting
|
Voster
|
Deurwaarder
|
Volbord
|
toestemming, bewilliging. Ook vonnis, uitspraak.
|
Vo(o)rderinge
|
bevordering.
|
Voordane
|
voorts, vervolgens (middeleeuws).
|
Te Voorschoter ende Valkenburger markt
|
veel voorkomende betalingstermijn in Holland. Op grote jaarmarkten in de middeleeuwen ontmoette iedereen immers iedereen.
|
Voorseit, Voorsc(h)reven
|
voornoemt voornoemd. Doorgaans in afgekorte vorm: voors., voorser., voern.
|
Voorstanders
|
bestuur(ders).
|
Voortmeer
|
voorts, vervolgens.
|
Voorvorderen
|
voorouders; ambtsvoorgangers.
|
Vormund(ere)
|
(noord- en oostned.) voogd(en).
|
Vroe(d)schap (na bester...)
|
'naar beste weten en kunnen' Letterlijk, wijsheid
|
Vrunden
|
behalve vrienden o.m. verwanten, familie.
|
Vrij (eigen) goed
|
onroerend goed met volledig eigendomsrecht naar burgerlijk recht, waarvan eîgendomsoverdracht plaats vindt ten overstaan van het plaatselijke gerecht, m . n. schepenen. Ook wel allodiaal goed genoemd. Tegenover feodaal of leengoed, waarvan het gebruiksrecht (bijna gelijk aan de gewone, volle eigendom) wordt overgedragen door leenheer en leenmannen.
|
Vrijen ende waren
|
bij eigendomsoverdracht ervoor instaan dat de nieuwe eigenaar ook werkelijk eigenaar is, zonder op dat punt door anderen te kunnen worden aangesproken.Variant: waarschap doen. Modern: vrijwaren.
|
Vrijheid (der stede...)
|
stadsrecht, d.i. het geheel van privileges (voorrechten, gunsten, als uitzonderingen op het algemeen geldende recht) dat door de landsheer aan een stedelijke gemeenschap is verleend. Territoir waarop dit stads-recht van toepassing is, het stadsgebied. Ook: vrijende gerechtigheden.
|
Terug
W
Waerscap
|
vrijwaring
|
Waer 't sake (Waer oock dat sake)
|
indien ('wanneer de zaak zo zou zijn dat. . .', 'wanneer het geval zich zou voordoen dat.
|
Waerlijck (Weerlijck)
|
wereldlijk, bijv. in de combinatie waerlijck ofte geestelijck.
|
ende Want wij
|
omdat wij (middeleeuws).
|
Weer
|
juridisch: feitelijk genot van een zaak, bijv. bruyckweer: pacht. Vandaar dat weer ook betekent: akker, hoeveelheid grond.
|
‘t Welck doende
|
'slotformulering onder een rekest of verzoekschrift, afkorting van: 't welck doende zult gij wel doen', hetgeen zoveel betekent als 'als u, overheid, dit doet, dan doet u goed'.
|
Weldogend maken
|
deugdelijk houden
|
welverstaende
|
wat (voor het goede begrip) betekent dat. . .; wat moet worden opgevat als.
|
Werden
|
tot ca. 1800 algemeen in plaats van ons huidige 'worden'.
|
Wilner (Wilnier, Wilnere)
|
wijlen (samentrekking van wijlen en eer(tijds)). Ook: weleer.
|
(Wille)keuren
|
letterlijk ook, kiezen. Vgl. gekoren: gekozen. ook in: uitverkoren; verordenen, een keur uitvaardigen, bijv. door een stadsbestuur, een waterschap, een hoogheemraadsehap. De keurbevoegdheid, het recht om naar eigen believen de burgers en derden bindend wettelijke bepalingen te stellen, wordt wel gezien als de kern van de vroegere stedelijke autonomie. Vgl. modern nederlands, 'willekeurig handelen': doen zoals je hartje ingeeft, zonder redelijkheid in acht te nemen, alsof je autonoom bent, het recht in pacht hebt.
|
Witachtig (Witlijck)
|
wettig, wettelijk; rechtsgeldig, met rechtskracht. In die laatste betekenissen gelijk aan: geloofwaerdig, zie aldaar.
|
Woe
|
(noord- en oostned.) hoe.
|
van Woorde te Woorde
|
woord voor woord letterlijk luidende. . . Formule in vidimussen. Bijv. houdende alleens...: sprekende.
|
Terug
Z
Zaakweldige
|
crediteur; aansprakelijke persoon.
|
Zadelleen
|
leengoed dat aan de leenheer een gezadeld paard leverde; onderhevig aan bepaalde regels bij vererving
|
Zaliger gedachtems
|
wijlen, vaak afgekort z.g. of s.g. (latijn: pil(a)e memori(a)e: p.m. Ook: beat(a)e memori(a)e.
|
Zeedland
|
zaailand.
|
Zegel (uithangend)
|
aan de perkamenten oorkonde vastgevlochten met een afzonderlijke (dubbele) strook perkament of koord. Aanhangend: aan de akte gehecht op een onderaan ingeknipte strook perkament van de oorkonde zelf. De bewijskracht van de akten lag in de middeleeuwen in het wassen zegel. De handtekening werd pas geleidelijk een eerste vereiste. Tot eind 18de eeuw bezegelden de plaatselijke gerechten verschillende akten (transport en hypotheek onroerend goed). Tegenwoordig komen zegels voor bij volkenrechtelijke overeenkomsten (verdragen) en plechtige oorkonden die van de koningin uitgaan. Zegel-tocht: bezegeling (van een akte).
|
Zeggen
|
o.m. vonnis, uitspraak. Bijv. dit's mijns heren zeggen:
mijn heer heeft de volgende uitspraak gedaan. Ook:
ze(g)gers: scheidslieden die uitspraak doen; te zeggen hebben op hem: aanspraak maken (op iets) tegenover hem.
|
Zenden
|
sturen
|
Zoene (ende vrede)
|
maken vrede sluiten.
|
Zonderlinge
|
in het bijzonder, bij uitstek.
|
Terug
|