III. OPPER-GELRE.
Dit was het (tweede) Kwartier van Roermond of het Overkwartier van Gelderland. Het Staatse gedeelte, dat bij het Barrière-traktaat aan de Algemene Staten werd afgestaan, bestond uit Venlo met rechtsgebied en het daartegenover gelegen Fort Sint Michiel, de Heerlijkheid met vesting Stevensweert en de Heerlijkheid of het Ambt van Montfort, behalve Swalmen en Elmpt die, reeds veel vroeger daarvan gescheiden, aan Oostenrijk gekomen waren en daarbij bleven. Na het Verdrag van Fontainebleau tussen de Algemene Staten en de Keizer van november 1875 werden daaraan toegevoegd de Heerlijkheden Obbicht en Papenhoven. Pruisen had bij de Vrede van Utrecht het grootste deel van het Overkwartier gekregen. Het behield nl. alles wat het in den oorlog bezet had; de Stad en het Ambt Gelder, het Schoutambt Wel, Bergen en Aaien, de Heerlijkheid Walbeek, het Ambt Stralen, de Stad Wachtendonk en de Heerlijkheden Afferden en Blijenbeek en Klein Kevelaar, terwijl het bovendien kreeg het Ambt van Kriekenbeek op den rechter en het Ambt van Kessel op den linker Maasoever. Het Ambt Erkelenz, toen aan de Keizer verbleven, is in 1719 door deze aan de Hertog van Gulik afgestaan. Het overige kwam aan Oostenrijk, nl. de stad Roermond, een deel van Montfort en de Heerlijkheden Dalenbroek, Wessem, Pol en Panheel, Weerd, Nederweert en Meijel.
Het hoogste gerechtshof voor Staats-Opper Gelder was het Hof van Venlo, uit Raden, een fiscaal en een griffier bestaande. Het sprak recht in zake domeinen, geschillen van bestuur, gekwetste hoogheid, landverraad, enz. en was tevens Leenhof. Men kon daarbij herziening verkrijgen van de vonnissen in burgerlijke Zaken door het Gerecht van de stad Venlo of de banken van het Land van Montfort gewezen. Van de uitspraken van het Hof kon nog herziening gevraagd worden bij dat Hof met bijgevoegde rechters, door de Algemene Staten te benoemen.
Indeling.
De Stad Venlo en haar rechtsgebied had een schepenbank, die in burgerlijke en strafbare zaken vonniste.
De Heerlijkheid Stevensweert met hoog, middelbaar en laag gerecht (zie Tegenwoordige Staat II, blz. 583).
De Heerlijkheid of het Land van Montfort is uit de nalatenschap van Stadhouder Willem III toebedeeld aan den Koning van Pruisen, die het als Heer hield van de Algemene Staten als een leengoed onder het Hof van Venlo. De Heer stelde er een Drossaard aan die in zijn naam het bestuur voerde, en voorzat in de banken in criminele gevallen, alsdan te Montfort gespannen, en een Schout, die daarin voorzat in de andere gevallen, behalve in die van de stadjes Echt en Nieuwstad, die haar eigen Schout hadden; Montfort, dat in 1312 ook stadsrechten verkregen had, werd althans in de 18e eeuw niet meer als stad beschouwd (Tegenwoordige Staat II).
Het omvatte:
De Stad Nieuwstad.
De bank van Echt, Roosteren en Bracht (Maasbracht). Echt had wel van haar stads-voorrechten afstand gedaan, maar had toch een eigen Schout en twee Burgemeesters, die met haar schepenen, één van Roosteren en twee van Bracht de bank bekleedden.
De bank van Montfoort.
De bank van Linne.
De bank van Berg (Odiliënberg).
De bank van Vlodrop.
De bank van Posterholt (Postaart).
De bank van Beesel en Belfeld. Alle met criminele en civiele rechtspraak.
Vlodrop en Posterholt waren tot in de 18e eeuw verenigd onder één bank en zeker nog in 1740 (Tegenwoordige Staat II, blz. 586). Later, wanneer wordt niet vermeld, kregen zij echter elk een eigen schepenbank (Publicatie Limburg XLVII, blz. 103 en 110).
Begrenzingen.
Wat de grenzen van deze rechtsgebieden betreft, zij hier het volgende opgemerkt. Voor die van Venlo zijn de grenzen van de tegenwoordige gemeente genomen (overeenkomstig den Atlas des Historisches Vereins der Rheinprovinz). Er was echter een in die atlas aangegeven gebied, deels binnen deels buiten onze tegenwoordige Rijksgrenzen gelegen, waarover getwist werd tussen Venlo en aangrenzende plaatsen. Hiervan is in het Staatsarchief te Dusseldorp een „Karte über die unter den Ortschaften Straelen, Herongen, Leuth und Venlo strittigen Grenzen von J. J. Smattes, 1766. Ik heb dat gebied met een dunne zwarte stippellijn op de Kaart aangeduid.
De Heerlijkheid Stevensweert bestond uit de vesting, aangelegd rondom dorp en Kasteel, van dien naam en het grootste deel van het eiland tussen Maas en Oude Maas benevens de gehuchten Ohé en Laak, die van Echt afgenomen zijn, dus samen het grondgebied van de beide tegenwoordige gemeenten Stevensweert en Ohé en Laak. Beesel en Belfeld omvatten het gebied van de beide tegenwoordige gemeenten van dien naam (Geschichtliche Atlas Rheinprovinz).
Ook voor de andere rechtsgebieden in het Land van Montfoort zijn de tegenwoordige gemeenten genomen of samenvoegingen daarvan. Op te merken valt echter dat het deel van Linne gelegen op den linkeroever van de Maas, waarin het Huis Oosden, volgens de Kaart van Ferraris en den Geschichtliche Atlas der Rheinprovinz niet daartoe zouden behoord hebben, daar de grens aldaar door de Maas is getekend en Oosden dus onder het Graafschap Horn. Maar Oosden (Oze, Oesen, Oessen), behoorde van ouds tot Gelderland en wel tot het kerspel Linne (Register Leenakteboeken van Gelre en Zutphen. Overkwartier, blz. 74 en 75 de grenzen zijn hier omschreven en daar dit in 1814 nog het geval was (Publicatie Limburg XLVII, blz.210) en ook nu nog wat de tegenwoordige gemeente betreft, zoo heb ik gemeend Oosden bij het rechtsgebied van Linne te moeten tekenen, maar met enige wijziging van de grens tegen Beegden naar de Kaart van Ferraris.
Pruisisch Gelder
was in de tweede helft van de 18e eeuw uit een aantal Ambten en Heerlijkheden samengesteld, die op de Kaart zijn aangegeven en die dus voor een groot deel binnen onze tegenwoordige grenzen lagen.
Indeling
Deze waren: de Heerlijkheid Afferden en Blijenbeek,
het Schoutambt Bergen, Wel en Aaien,
de Heerlijkheid Twisteden, slechts voor een zeer klein deel binnen onze tegenwoordige grenzen (gemeente Bergen),
de Heerlijkheid Walbeck, ook slechts gedeeltelijk (gemeente Arcen en Velden),
de Heerlijkheid Middelaar,
de Heerlijkheden Arcen en Lom, aan een Heer en met één schepern bank (Publicatie Limburg XLVII, blz. 108),
de Heerlijkheid Velden. Deze laatste drie behoorden tot het Ambt en de Heerlijkheid Kriekenbeek volgens Habets (Bisdom. Roermond L, 34). Volgens de Wit en Flament (Publicatie Limburg XLVII, blz. 108) behoorde Arcen tot het Ambt Stralen.
het Ambt Stralen, slechts voor een klein deel(gemeente Arcen en Velden).
Het Ambt Kessel, geheel op den linker Maasoever gelegen, omvatte de volgende Heerlijkheden:
Broekhuizen, tot 1714, daarna Koninklijk Domein,
Broekhuizenvorst, Vorst (Grubbenvorst),
Lottum,
Bree, eerst 1818 officieel Maasbree genoemd, in 1673 aan Vrijheer, later aan Koninklijk Domein,
Baarlo,
Blerick,
Venray,
Ooien,
Oirlo,
Oostrum,
Helden,
Horst,
Kessel,
Meerlo en Tienray,
Blitterswijck,
Swolgen, tot 1673 met Broekhuizenvorst onder één Schepenbank, daarna werd het een heerlijkheid met eigen Gerecht (Publicatie Limburg XXXV, blz. 94).
Sevenum,
Wanssum,
Geysteren.
Deze heerlijkheden vormden elk een schepenbank, Meerlo en Tienray vormden er samen één. Volgens een lijst in het Archief te Roermond waren echter Geysteren met Oirlo en Ooien met Oostrum onder één bank verenigd (Publicatie Limburg XLVII,blz. 107). Volgens Habets (Bisdom Roermond I, blz. 33) behoorden Wanssum en Oirlo onder één schepenbank; hij noemt Oostrum niet afzonderlijk.
Obbicht, dat in 1785 aan de Republiek kwam, was een Vrije Rijksheerlijkheid met alle jurisdictie en een eigen schepenbank. Papenhoven, dat er altijd mee verenigd was geweest, werd toen ook als afzonderlijke heerlijkheid bij het Staats Overkwartier ingelijfd, maar bleef toch onder dezelfde schepenbank te Obbicht (Publicatie Limburg XLVII, blz. 105).
Begrenzingen.
Voor de grenzen van een aantal dezer heerlijkheden zijn die van de tegenwoordige gemeenten genomen, behoudens dat de zuidwest grenzen van Helden en Kessel tegen Horn enigszins gewijzigd zijn naar de Kaart van de Meierij van ’s Hertogenbosch, enz. van Verhees van 1794. Maar vele dezer dorpen en heerlijkheden zijn nu geen gemeenten meer, maar met andere tot gemeenten samengevoegd. Daarvoor zijn dan genomen de kadastrale secties van dien naam. Baarlo werd samengesteld uit de kadastrale sectie van dien naam en de westelijk daaraan grenzende, want in deze laatste ligt Zaterbeek (Soetersbeek), dat weleer onder Baarle behoorde (Leenregister Overkwartier, Gelre, blz. 142). Voor de Heerlijkheid Blerick werden de kadastrale secties Blerick en Holtblerick bijeengevoegd.
Oostenrijks Gelder omvatte;
de Erfvoogdij van Roermond, waarin de stad Roermond lag en waartoe ook een deel van Leeuwen behoorde, met hoofdschepengerecht in de stad. De stad van 1632 – 1637 Staats, daarna Spaans, doch in 1702 veroverd en door Staatse troepen bezet, werd ingevolge het Barrière-traktaat in 1716 aan Oostenrijk overgegeven.
De Heerlijkheid Swalmen en Asselt; de oostelijke grens ten noorden van de Zwalm is op de Geschiedliche Atlas der. Rheinprovinz meer westelijk, op de Kaart van Ferraris meer oostelijk dan de tegenwoordige Rijksgrens getekend; ik heb daarom deze laatste behouden.
De Heerlijkheid Dalenbroek, met het Kasteel Dalenbroek, dat als enclave lag in Melick en Herkenbosch (Gulik). Deze heerlijkheid werd bij het Traktaat van Frankfort van 29 december 1711 door de Keurvorst van de Paltz als Hertog van Gulik aan Oostenrijk afgestaan tegen Erkelenz nader geratificeerd door de Keizer 10 januari 1912 en Mei 1715. Zij had twee rechtsgebieden, nl. van de Schepenbank te Ool, voor Ooi, de Heerlijkheid Herten en Merum (Oolsche zijde), en de Schepenbank te Maasniel, voor de Heerlijkheid Maasniel en het gedeelte van Leeuwen dat niet onder de Voogdij van Roermond behoorde (Maasnielsche zijde). Het schijnt dat Leeuwen oorspronkelijk een afzonderlijke heerlijkheid was (Habets. Het Vrijdorp Neeritter in Publicatie Limburg IV, blz. 327). Dat gedeelte was vermoedelijk de tegenwoordige kadastrale sectie van die naam van de gemeente Maasniel en is op de Kaart met een dunne zwarte stippellijn afgescheiden. Volgens de Geschiedliche Atlas der Rheinprovinz behoorde vóór de verdragen van 1711, 1715 en 1719 ook Melick en Herkenbosch tot de Heerlijkheid Dalenbroek.
De Rijks-Heerlijkheid Wessem bestond uit afzonderlijke delen: 1e Wessem, waarin het steedje van die naam, nl. de tegenwoordige gemeente Wessem verminderd met Pol, dat er eerst in 1822 bijgevoegd werd; de oude oostelijke grens, iets over de Maas gaande, komt op de Kaart van Ferraris overeen met die in den Geschiedliche Atlas der Rheinprovinz en ik heb ze daarom overgenomen. (Ook op de zeer mistekende kaart in de Publicatie Limburg XLVII); 2e een strook ten noorden daarvan tussen Grathem (Thorn) ten westen en Heel ten oosten, met Exaten en Katert (Publicatie XXXV,blz. 562); 3e ten noorden daarvan de delen Kelpen en Oler van de tegenwoordige gemeente Grathem; de Zuidoost grens tegen Gratem ook naar diezelfde kaarten en die van Verhees. Meierij ’s Hertogenbosch 1794.
De Rijks-Heerlijkheid Pol en Panheel vormde rechterlijk een onderbank van Wessem. Van de bank van Wessem was hoger beroep op het Hof te Roermond. De grenzen hiervan tegen Heel heb ik slechts ten dele kunnen bepalen, nl. uit die van de kadastrale sectie Heel, gedeeltelijk met de tegenwoordige gemeentegrenzen samenvallend, maar niet aan de noordzijde, daar Heel zich toen zeker veel verder noordwaarts uitstrekte dan die sectie. Volgens de kaart, behorend bij het werk van de Wit en Flament, zal zij ongeveer ter plaatse van de aangeduide dunne zwarte stippellijn gelopen hebben. Pol en Panheel was een gemeente tot 1822, toen het eerste bij Wessem, het tweede bij Heel gevoegd werd.
Weert was een Vrije Rijksheerlijkheid en Nederweert komt het eerst in 1482 als afzonderlijke heerlijkheid voor, die ook aanspraak maakte op de titel van Vrije Rijksheerlijkheid, terecht, want zij bezat muntrecht (Publicatie Limburg XLVII, blz. 43). Weert en Nederweert stonden aanvankelijk onder één schepenbank, maar in 1419 had het laatste reeds een eigen bank. Zij lagen binnen de grenzen van de tegenwoordige gemeenten Weert en Nederweert, behalve wat de eerste betreft aan de zuidwestzijde, waar de Luikse Heerlijkheid Bocholt gedeeltelijk binnen onze tegenwoordige Rijksgrens viel zie de Kaart. De grens is daar getekend naar de Kaarten van Verhees en van Ferraris.
De Heerlijkheid Meijel had dezelfde grenzen als die van de tegenwoordige gemeente van dien naam behalve aan de oostzijde, waar zij ten westen van het kanaal van Deurne lag en in de noordoost hoek, waar zij in een punt tegen het Brabants gebied uitliep. Die grens, is genomen naar de Atlas van Provinciekaarten van Witkamp of de Gemeente-atlas van J. Kuijper, beide van 1866; zij is veranderd ingevolge de Wet van december 1875 (Staatsblad No. 213) en loopt sedert die tijd langs de Peel- of Helenavaart.
Buiten onze tegenwoordige Rijksgrenzen lagen nog: de Heerlijkheid Elmpt, het Voogdijgerecht Overkruchten en Nederkruchten en dat van Half Wegberg, de beide laatste oorspronkelijk behorend tot het ambt Erkelenz, maar feitelijk in het bezit van Gulik, kwamen ingevolge het Traktaat van december 1711 aan Oostenrijk, waartegen de stad Erkelenz en het overige van het Ambt toen aan Gulik werden afgestaan. (Publicatie Limburg XLVII, blz. 105 en 106).
Van alle banken in Oostenrijks Gelder moest beroep geschieden op het Souvereine Hof te Roermond, eigenlijk de oude Raad van Gelderland en Zutphen (Hof), in 1580 door den Koning naar hier overgebracht. Het bestond uit Stadhouder (Gouverneur) en Raden, na 1737 nu en dan met den Magistraat van de Stad tot één lichaam samengesmolten. (Publicatie Limburg XXXV, blz. 424)