OVERIJSSEL.

(Hierbij de bladen 7,8, 10 en 11).

De Provincie Overijssel was verdeeld in drie Kwartieren: Salland, Twente en Vollenhove.

In Salland lagen de drie zogenaamde „grote steden”

Deventer,

Kampen,

Zwolle,

met hunne vrijheden en eigen volledige rechtspraak.

De kleine steden bezaten alleen Lagere, Gramsbergen en Diepenheim in het geheel geen eigen rechtspraak.

Hooge gerechtshoven waren de Hooge Bank, alleen voor Riddermatige personen en dienstluiden met gezin, in sommige zaken van schuld, enz. en de (Hooge) Klaringe van Stadhouder, Ridderschap en Steden als hof van beroep (behalve voor de groote steden), voor alles uitgezonderd Hofhoorige zaken en Leenzaken.

Van de kleine steden was beroep op enige grote, van de meeste op Deventer, van andere op Zwolle (zie Tegenwoordige Staat Overijssel III, blz. 604).

 

Indeling.

Kwartier van Salland.

De grote steden Deventer, Kampen en Zwolle.

De Ambtmannij van Kolmeschate (ook wel Schoutambt van K.), waarvan de Ambtman en Schout door de Regering van Deventer aangesteld werden.

Schoutambt van Zwolle of van Zwollerkerspel, dat met de Vrijheid onder het hoog rechtsgebied van de stad Zwolle behoorde. De Schout was dezelfde als die van Zwolle, maar in deze plaats en hare vrijheid was zijne rechtsmacht veel meer beperkt.

Het Drostambt van Salland, omvattend

de kleine steden Hardenberg en Ommen met hare vrijheden:

de Schoutambten; Bathmen, }

Holten } twee banken met de zelfde Schout.

Hellendoorn,

Raalte,

Olst,

Wijhe,

Heino,

Dalfsen,

Ommen en den Ham,

Hardenberg, de Heerlijkheid Zalk en Veekaten.

Het Drostambt van IJsselmuiden, omvattend het Schoutambt van IJsselmuiden,

de stad Grafhorst – de Hooge jurisdictie door den Drost van Salland en Burgemeesters,

de stad en het Schoutambt van Wilsum,

de stad en het Schoutambt van Genemuiden,

het Schoutambt Kamperveen,

het Schoutambt Ens, zijnde het zuidelijk gedeelte van het eiland Schokland.

Het Hoogschoutambt van Hasselt, omvattend

de stad Hasselt en hare vrijheid (Mark),

het Schoutambt Hasselerambt, Hasselerkerspel, waar zowel de Lage als de Hooge rechtspraak door den Hoogschout werd uitgeoefend.

 

Kwartier van Twente.

Het Drostambt van Twente, omvattend

de steden Rijssen, Goor, Delden, Enschede, Oldenzaal en Ootmarsum met hare vrijheden,

de Richterambten:

Kedingen,

Delden,

Borne,

Enschede,

Oldenzaal,

Ootmarsum.

Het Drostambt Haaksbergen, omvattend de Richterambten:

Haaksbergen,

Diepenheim.

De Hooge Heerlijkheid Almelo, met Hoog Gericht door Heer of met Assessoren op den Huize Almelo, omvattend de stad Almelo met het Stadgericht, het Land- of Scholtegericht (de Schout berechtte ook enkele zaken in de stad),

het Schoutambt Vriezenveen. Zie van Rechteren. Van de Rechten en Gerechtigheden van de Heerlijkheid Almelo. 1749, Hfdst. II en III.

 

Kwartier van Vollenhove.

Het Drostambt Vollenhove, omvattend

de steden Vollenhove en Steenwijk met hare vrijheden,

de Schoutambten:

Vollenhove,

Wanneperveen,

Giethoorn,

Steenwijk.

Oldemarkt,

de Heerlijkheid Kuinre,

de Heerlijkheid Eeze.

De stad Blokzijl verkreeg bij Besluit van 19 oktober. 1672 stadsgerechtigheden, wegens hare flinke houding in het beleg door de Bisschop van Munster, en 15 december 1674 zelfs de criminele jurisdictie (Kaempff in Overijselsche Volksalmanak 1843, blz. 137 en van der Aa. Woordenboek)

 

Begrenzingen.

Van Overijssel bestaat de Kaart van ten Have van de 18e eeuw, waarop de meeste van de bovengenoemde rechtsgebieden zijn aangeduid. De grenzen hiervan zijn echter alle mistekend, sommige zeer erg, zodat getracht is moeten worden met behulp van de tegenwoordige gemeentegrenzen op de Topographische Kaart en andere aanwijzingen den juisten vorm vast te stellen. De stadsvrijheden o. a., noch die van de grootte noch die van de kleine steden, komen op de Kaart van ten Have voor.

Kwartier van Salland.

De grenzen van de Vrijheid van Deventer in 1795 kwamen ten oosten van de IJssel niet met die van de tegenwoordige gemeente overeen. Ingevolge de Wet van 18 december 1876 (Staatsblad No. 246) nl. zijn die gewijzigd: de Stobbenweerden, ten noorden van de stad aan den IJssel gelegen, die na 1795 bij de gemeente gevoegd waren, zijn er toen afgenomen; de andere grenzen ten noordoosten en ten oosten van de stad zijn in het algemeen iets naar buiten gebracht. De oude grenzen zijn mij welwillend verstrekt door de archivaris van Deventer Mr. Acquoy (komen overeen met het kadastrale minuutplan van 1823).

Voor de Vrijheid van Kampen nam ik in verband met de beschrijving in den Tegenwoordige Staat (III, blz. 411 e. v.) en die van het Schoutambt van Genemuiden (IV, blz. 161) de tegenwoordige gemeente, behalve aan de noordoost zijde, waar de grens tussen deze beide door een oude IJsselarm, „het Oude IJsseltje”, werd bepaald, welks overblijfsel op de Chrom. Top. Kaart (zeer duidelijk op de i : 25000) is weer te vinden. Afsched (Asschet) en de Oostermaat vallen dan, zoals behoort, binnen het Schoutambt van Genemuiden.

De Vrijheid van Zwolle nam ik geheel gelijk aan de tegenwoordige gemeente, omdat dan Dieze, Holterbroek en Assendorp er binnen en de buurten die onder het kerspel behoorden er buiten vallen. De Tegenwoordige Staat zegt wel dat Koten of Katen (voormalig dorp), dat aan den IJssel, zelfs gedeeltelijk aan de overzijde, lag, er onder behoorde (III, blz. 534), maar dat zal wel een vergissing zijn, want volgens datzelfde werk behoorde de Spoolderberg, halverwege de stad en den IJsel, niet tot de Vrijheid maar tot Zwollerkerspel (III, blz. 550). Niet onder de Vrijheid, maar toch onder den rechtsdwang van de stad behoorden twee oppervlakten lands, die zij daarbuiten in eigendom bezat, nl. het Stadsbroek en Stadsland, in Mastenbroek aan de overzijde van het Zwarte Water tot Ruimzicht, en de Route of Ruitenhuizen in het Schoutambt Dalfsen ten westen van Nieuw-Leuzen gelegen en nog west en oost Stadboek geheeten (zie de kaart), een voorbeeld van .„Jurisdictio patrimonialis” dus.

De Ambtmannij van Kolmschate was de tegenwoordige gemeente Diepenveen (Kaart van ten Have).

Zwollerkerspel was de tegenwoordige gemeente van die naam behalve Hombroek en Streukel ten oosten van Hasselt en een strook op den linkeroever van het Zwarte Water, alle tot Hasselerkerspel behoorend. De grens van dit laatste op deze oever zal wel grotendeels langs de dijk gelopen hebben en dan tussen Hasselerdijk en Wolfshagen door. Maar bij gebrek aan nauwkeuriger aanwijzingen heb ik ze weggelaten. Voor de grenzen in Mastenbroek, die op de Kaart van ten Have ook niet aangegeven zijn, nam ik overigens de tegenwoordige. Dan liggen de kerk van Mastenbroek, ’s Heerenhoek en de Havezaten Werken en Wolfshagen binnen Zwollerkerspel, zoals behoort (Tegenwoordige Staat Overijssel III, blz. 538 en 539). Het zal wel een vergissing zijn in den Tegenwoordige Staat, dat de buurschap Ruitenveen (misschien verward met Ruitenhuizen ?), op 3 uur afstand van de stad in Dalfsen gelegen, tot Zwollerkerspel moet gerekend worden (Ald. III, blz. 555).

Het gebied van de Vrijheid van Hardenberg is gelijk genomen aan dat van de tegenwoordige gemeente op grond van het meegedeelde in de Tegenwoordige Staat van Overijssel IV, blz. 100; ook aldus aangegeven op een Kadastrale Verzamelkaart van de Provincie van 1823, aanwezig op de Provinciale Griffie te Zwolle.

De Vrijheid van Ommen bestond echter blijkens diezelfde kaart slechts uit het zuidelijk deel van de tegenwoordige gemeente, aldaar als de sectie „Stad” aangeduid.

De schoutambten in Salland en de Heerlijkheid Zalk en Veekaten zijn naar de meergenoemde kaart van ten Have getekend met verbetering van de grenzen naar die van de tegenwoordige gemeenten; dus Ommen en den Ham bijeen. Voor de grens tussen Bathmen en Holten, die ten Have niet aangeeft, is de tegenwoordige gemeentegrens genomen.

Een uitzondering moet echter gemaakt worden ten aanzien van de grenzen tussen de Schoutambten Dalfsen en Heino. Het kleine Schoutambt Heino omvatte niets dan de Marke van dien naam; bij Koninklijk Besluit van 28 November 1815 is daaraan aan de noord zijde toegevoegd het zuidelijk deel van de Marke Lente (vroeger onder het Schoutambt Dalfsen), nl. het gedeelte ten zuiden van de Twentsche Weg en de Hagensteeg en aldus de tegenwoordige gemeente gevormd. De Havezate Alerdink, die nu daarin ligt, lag toen in de Marke Lente onder het Schoutambt van Dalfsen (Tegenwoordige Staat van Overijssel IV, 74 en Overijsselsche. Volksalmanak van 1844, blz. 134). Ook op de Kaart van ten Have ligt Alerdink er buiten, maar de grenzen zijn hier zoo mistekend (waardoor o. a. de Havezate Reelaar, die onder Raalte lag, binnen Heinoo valt), dat zij volstrekt niet overgenomen konden worden. Uit de boeken van transporten, 5oste penning, enz. blijkt echter, dat het Schoutambt eertijds omvatte: de Marke Heinoo, waarin gelegen was het dorp van die naam benevens de rotten: het Dorper-, het Veldhoeker-, het Holtermans- of Rozendals-, het Zandsteegs- of Raamstals-, het Heerenbrinker- en het Broeker-Rot. Deze heb ik alle naar de genoemde kadastrale kaart, op de Provincie Griffie aanwezig, kunnen vaststellen en zij vormden dus samen het oude schoutambt, wat dus daarnaar in tekening was te brengen. Met een scherpe punt reikt dit dan tot de oostgrens van Dalfsen, zoals ook werkelijk blijkens een Brief van Gedeputeerde Staten van Overijssel van 22 April 1818 aan den Gemeenteraad van Dalfsen (ter Provincie Griffie, Zwolle) het geval was (grenspaal de Kruiskuil).

Het Drostambt van IJsselmuiden. De grenzen van de Schoutambten van Kamperveen, Wilsum, IJsselmuiden, Grafhorst en Genemuiden kwamen overeen met de grenzen van de tegenwoordige gemeenten van die naam, behalve die aan de west zijde van Genemuiden tegen Kampen. Zie bij Kampen.

Voor het zuidelijk deel van het eiland Schokland, Ens, dat onder dit Drostambt lag, zie bij Holland, blz. 119.

Het Hoogschoutambt van Hasselt. Het Schoutambt Hasselerambt was de tegenwoordige gemeente Staphorst. Voor de oost en zuid grenzen blijkt dit uit de Kaart van ten Have, voor de west uit de beschrijving van de vier Kluften waaruit het ten westen daaraan grenzende Hasselerkerspel was samengesteld. Hasselerkerspel bestond dus uit het deel van de tegenwoordige gemeente Zwartsluis op de oostelijke oevers van het Zwarte Water en het Meppelerdiep, Hombroek, Streukel en uit een smalle strook op de linkeroever van het Zwarte Water, Hasselerdijk, welks westelijke grens tegen Zwollerkerspel ik echter niet heb kunnen vaststellen. Zie bij Zwollerkerspel.

Kwartier van Twente.

De grenzen van de vrijheden van de kleine steden zijn genomen van de Kadastrale Kaart ter Provincie Griffie te Zwolle. Van de meeste komen zij grotendeels met de tegenwoordige gemeentegrenzen overeen. De tegenwoordige gemeente Rijssen heeft echter geheel andere, veel ruimere grenzen dan het oude stadsgebied; dit laatste komt op genoemde kaart voor met het inschrift „de Stad” en is daarvan overgenomen. Ook met de grenzen van Enschede is dit het geval; de oude grenzen komen ook nog voor in den gemeente-atlas van Kuypers.

De schoutambten zijn voorts genomen naar de Kaart van ten Have, in verband met de tegenwoordige gemeentegrenzen.

De Heerlijkheid Almelo. De grenzen van de schoutambten Almelo en Vriezenveen waren blijkens de ook hier zeer mistekende Kaart van ten Have de tegenwoordige gemeentegrenzen, de grenzen van het stadsgerecht die van de latere gemeente Stad Almelo, o. a. nog voorkomend in den Gemeente-atlas van J. Kuyper, doch later enigszins gewijzigd.

Kwartier van Vollenhove.

Het stadsgebied van Vollenhove is nauwkeurig omschreven in den Privilegiebrief van Bisschop David van Bourgondië van 1 Augustus 1492; het was zeer klein, aan de landzijde „vijff voete breet buten van de graften onser Stat van Vollenhove ende vorder nyet” (Fokkema Andreae. De stad Vollenhove en haar Rechtelijke -Privivilegien, blz. 30) en de grenzen komen nog geheel overeen met die van de stad, vóórdat zij met Ambt Vollenhove tot een gemeente verenigd werd (zie o. a. Gemeente-atlas van J. Kuyper).

De vrijheid van Steenwijk kwam met het gebied van de tegenwoordige gemeente overeen, zooals af te leiden is uit de Privilegiebrief van Bisschop David van Bourgondië van 2 November 1460, waarin uitgebreidheid en grenzen omschreven zijn (Meesters. De Steenwijker Meenthe, Bijl., blz. 18 en 19).

De grenzen van de schoutambten zijn die van de tegenwoordige gemeenten in dit gebied, af te leiden uit de Kaart van ten Have. Men zou hieruit wellicht alleen kunnen besluiten, dat de grens tussen Steenwijk en Giethoorn zuidelijker liep dan de tegenwoordige gemeentegrens. Met het oog op de sterke mistekening van genoemde kaart heb ik echter die wijziging niet durven aanbrengen.

De grenzen van het stadsgerecht van Blokzijl waren evenals die van de tegenwoordige gemeente de buitenboorden van de grachten.

De op de kaart in rood aangeduide grenzen van de Heerlijkheid Eeze zijn mij welwillend verstrekt door Mr. A. Brants te Maastricht als „de grenzen van het landgoed”, dat diens vader in 1879 grotendeels van de familie van Rechteren kocht. Vermoedelijk is dat de heerlijkheid geweest, want deze zal wel bestaan hebben uit de Havezate Eeze met het daarbij behorend goed, groot 637 bunders (van der Aa), welke grootte dan juist uitkomt. Van der Aa zegt dat daartoe ook Eesveen behoorde; zekerheid heb ik echter daaromtrent niet kunnen krijgen. In dat geval zullen ook de Eesveensche hooilanden daartoe behoord hebben. Ik gaf met dunne stippellijntjes de grenzen aan van de drie kadastrale secties Eeze, Eesveen en Eesveensche Hooilanden.

Ik heb gemeend de havezaten van deze Provincie, wegens het daaraan verbonden politiek voorrecht voor adellijke eigenaars om deel uit te maken van 's Lands Staten, evenals de ridderhofsteden in de Provincie Utrecht te moeten opnemen. Intussen schijnt van sommige huizen niet vast te staan of daaraan het recht van havezate op het einde van de Republiek verbonden is geweest. De op de kaart aangeduide zijn in ’t algemeen die welke genoemd worden in de Beschrijving van de Havezaten in Overijssel van Ebbinge Wubben in de Overijsselsche Volksalmanak van 1844—1849 en nog een paar.

Daarbij valt nog het volgende op te merken: Hieuw, door Ebbinge Wubben uit van der Houven overgenomen zonder aanduiding van plaats, is nergens te vinden, zal wel een vergissing zijn.

Ter Wede (Groote Wede) in Hasselerkerspel was volgens de Tegenwoordige Staat (IV, blz. 222) en van der Aa een havezate, doch komt niet voor bij Ebbinge Wubben, is als havezate op de kaart opgenomen.

Hulsbeke (bij Markelo), Westerflier (ten zuiden van Goor), Vechterweerd (Dalfsen) en Weemseloo (Tubbergen) zijn wel op de Kaart van ten Have als „adellijke huizen” aangeduid, maar komen bij Ebbinge Wubben niet als havezaten voor. Ik heb ze niet als zodanig getekend. Dashorst (Kedingen) heb ik niet kunnen vinden.

Beverweurde (Bevervoorde, Hoykink) lag niet in Kedingen (Ebbinge Wubben) maar in Oldenzaal. Grootenhuis lag niet onder Oldenzaal (Ebbinge Wubben) maar onder Borne.

Bakkershagen onder Delden werd ook Hagen genaamd (van der Aa).

Twee Nijenhuizen, dat niet bij Ebbinge Wubben genoemd wordt, doch wel in het Woordenboek bij van der Aa op Nijenhuizen (de Twee) een havezate genoemd en als adellijk huis op de Kaart van ten Have getekend, heb ik daarom als havezate opgenomen.

Lindenhorst in de stad Vollenhove wordt wel als havezate bij ten Have en van der Aa opgegeven, doch niet bij Ebbinge Wubben.

Slootenhagen, ook in Vollenhove, komt wel als havezate voor bij Ebbinge Wubben en van der Aa, doch niet bij ten Have. Voorts dient nog opgemerkt dat de havezate van Oosterveen bij Nieuw-Leuzen naar Junne onder Ommen verlegd is (zie Tegenwoordige Staat IV, blz. 73).

De aangrenzende delen van het buitenland waren het Bisdom Munster en het Graafschap Bentheim. De grenzen van dit laatste zijn genomen naar een Kaart van het Graafschap Bentheim volgens die van de Generaal von le Cocq (1804—1805), voorkomend in W. F. Wisch. Geschiedenis van het Graafschap Bentheim. 1820. Die grens komt overeen met die op Staring' s Geologische kaart.

In dit Graafschap tegen de landgrens ten noorden van Ootmarsum lag de Heerlijkheid Lage, eveneens van de Kaart van le Cocq overgenomen (zeer slecht bij ten Have). Lage kon in vroeger tijden als een deel van Overijssel beschouwd worden, maar was in 1795 reeds lang als een afzonderlijk gemenebest te beschouwen, al stond het nog in betrekking tot Overijssel: het betaalde hieraan een jaarlijkse schatting voor de bescherming en ontving jaarlijks een uitkering van de Provincie voor de schoolmeester. Zie Racer. Overijselsch Gedenkst. II, blz. 99 e.v. 270 en 301.