FRIESLAND.

 

(Hierbij de bladen 1, 4, 5, 7 en 8).

Friesland ten westen van de Lauwers bestond van ouds uit de drie delen, Oostergoo, Westergoo en Zevenwouden.

De steden behoorden tot de delen waarin zij gelegen waren.

Bij de vestiging van de Republiek in 1579 werden de 11 steden tot een afzonderlijk Kwartier gemaakt, zodat sedert dien tijd de Provincie Friesland was ingedeeld in de vier Kwartieren:

1. Oostergoo,

2. Westergoo,

3. Zevenwouden,

4. De steden.

Deze indeling had in die zin politieke betekenis, dat de „Volmachten ten Landsdage”, vormende samen de Staten van Friesland, op de Landdagen Kwartiersgewijze vergaderden en bij meerderheid van stemmen besluiten namen en dat dan Kwartiersgewijze gestemd werd in zaken de gehele Staat betreffend en wel bij meerderheid van stemmen, behalve in zaken waarbij eenparigheid van de vier stemmen vereist werd. Het rangnummer op de kaart bij de steden geplaatst

In Friesland werd in 1499 het Hof opgericht door Albert van Saksen, een deels regerend deels rechterlijk college met grote macht, waarop men zich van vonnissen door de nederrechter in landen of steden gewezen, bij wijze van appel kon beroepen. Reeds het volgend jaar werd het door een ander vervangen. Onder de Bourgondische heerschappij berustte daarbij een deel van de Souvereiniteit. Onder de Oostenrijkse Vorsten trad het in naam van den Souverein op; het Hof, of, zoals men toen meestal nog schreef, Stadhouder, President en Raden bestuurden alles vanwege de Landsheer.

Toen Friesland in 1579 tot de Unie was toegetreden, moest dit College reeds dadelijk een deel van zijn taak aan Gedeputeerde Staten overgeven. Volgens de instructie van 1581 werd het Hof in hoofdzaak tot een rechterlijk college teruggebracht. Nieuwe instructies van 1588 en 1597 bleven bepalen, dat het zich niet met zaken de Regering aangaande mocht inlaten, behalve dat het nog jaarlijks de Raadsbestelling in de steden, uitgezonderd Leeuwarden en Franeker, had te doen; ook dit verviel echter bij de instructie van 1636. Toch behield het Hof nog een aanzienlijke invloed in politieke zaken tot 1663. In dit jaar werd die echter door een Resolutie van de Staten geheel opgeheven. Gedurende de Republiek berustte bij het Hof van Justitie de criminele rechtspraak in de gehele provincie, ook in alle steden vandaar dat deze laatste op de kaart met een kleine Romeinse letter zijn aangegeven. In burgerlijke zaken oordeelde het Hof in Hooger beroep over alle zaken die van den nederrechter kwamen en in eerste instantie alleen over sommige, o. a. over die betreffende de meeste ambtenaren en andere personen van aanzien. In de Grietenijen bestonden de Lagere gerechten uit den Grietman en twee of meer Mederechters of Bijzitters. In de steden werd de rechtspraak uitgeoefend door een deel van den Magistraat, nl. Burgemeesters, Schepenen (Leeuwarden en Sneek), Raadslieden of Gezworen gemeentslieden.

Indeling.

 

In Oostergoo de Grietenijen

Leeuwarderadeel,

Ferweideradeel,

West-Dongeradeel,

Oost-Dongeradeel,

Kollumerland en Nieuw Kruisland,

Achtkarspelen,

Dantumadeel,

Tietjerksteradeel,

Smallingerland,

Idaarderadeel,

Rauwerderhem.

 

In Westergoo de Grietenijen:

Menaldumadeel,

Franekeradeel,

Barradeel,

Baarderadeel,

Hennaarderadeel,

Wonseradeel,

Wymbritseradeel,

Hemelumer-Oldeferd,

Het Bilt.

 

In Zevenwouden de Grietenijen :

Utingeradeel,

Engwirden,

Doniawerstal,

Haskerland,

Schoterland,

Lemsterland,

Gaasterland,

Opsterland,

Oost-Stellingwerf (Stellingwerf-Oosteinde),

West-Stellingwerf (Stellingwerf-Westeinde).

 

In het Kwartier van de Steden:

Leeuwarden,

Bolsward,

Franeker,

Sneek,

Dokkum,

Harlingen,

Stavoren,

Sloten,

Workum,

IJlst,

Hindeloopen.

Het eiland en de Hooge Heerlijkheid Ameland, verkocht en overgedragen in 1704 aan Johan Willem Friso, en sedert aan de Oranjes gebleven. De Erf heer had er alle rechtspraak; voor de criminele stelde hij een Baljuw en een Substituut-Baljuw; de Burgemeesters, twee in elk van de dorpen, berechten civiele zaken.

Het eiland en de Hooge Heerlijkheid Schiermonnikoog, in 1638 door de Staten van Friesland als zodanig verkocht. In burgerlijke en lijfstraffelijke zaken werd recht gedaan door den Heer of zijn Drossaard. Van vonnissen in eerstgenoemde zaken was beroep op het Hof van Friesland.

 

Begrenzingen.

De grenzen van de Provincie, van de grietenijen en de klokslagen van de steden zijn getekend naar de bekende fraaie Kaart van Vegelin (Jhr. Joh. Vegelin van Claerbergen) van 1739 (zie Bodell Nijenhuis en Eekhoff. De Algemene Kaarten van de Provincie Friesland, blz. 62). In het algemeen zijn die grenzen zelve nog dezelfde als de tegenwoordige (1913). Maar op sommige plaatsen wijken die op Vegelin's kaart min of meer van die op de Topographische kaart af. Hiervoor zijn twee oorzaken. In de eerste plaats omdat de vormen op eerstgenoemde kaart niet juist zijn en de oriëntatie, vooral aan de richting van rechte grenslijnen merkbaar, minder goed is. Ten andere omdat de grens werkelijk vroeger anders was dan nu. Liepen nu de niet overeenkomende grenslijnen langs een water, een weg, enz., dan kon worden nagegaan of men met het eerste of het tweede geval te doen had; deugde de vorm niet, dan kon die naar de tegenwoordige Topographische Kaart worden verbeterd. Maar het was in enkele gevallen zeer moeilijk om vast te stellen of alleen mistekening in het spel was of dat werkelijk een andere grens bedoeld was.

De Provinciegrens tegen Groningen ten zuiden van de Lauwers is aangegeven door de scheidgruppel van 1724, die tegen Drenthe door de scheidgruppels van 1733 en 1737. Die grenzen zijn niet veranderd en zijn daarom voor zoveel nodig verbeterd naar die op de tegenwoordige Topographische Kaart.

Omtrent de grenzen van de grietenijen valt het volgende op te merken. De enclave van Baarderadeel ten westen van Bayum, die van Hennaarderadeel ten oosten van dat dorp en die van deze laatste grietenij tussen Bayum en Huins bestaan door grenswijziging nu niet meer als zodanig; zij zijn daarom van de Kaart van Vegelin overgenomen. Ook het noordelijk gedeelte van Hennaarderadeel, waarin Welsrijp ligt, vormde toen nog een enclave, die eveneens naar genoemde kaart is getekend.

Veranderd naar de Kaart van Vegelin zijn ook:

De zuidelijke grens van Hennaarderadeel tegen Wymbritseradeel, die toen nog zeer grillig ten zuiden van de noordelijke Middelzeedijk liep.

De grens tussen Tietjerksteradeel en Smallingerland bij Eemewoude, die weleer meer zuidelijk, langs de Kruisdobbe en de Geeuw liep.

De grens tussen Engwirden en Opsterland bij Gersloot, die nu langs den Hoogen Weg tussen Lukswolde en Gersloot loopt, doch toen meer westelijk gelegen was.

De grens tussen Haskerland en Engwirden ten oosten van Haskerdijken, die toen nagenoeg in een rechte lijn zou gelopen hebben, nu daar echter veel uit- en inspringende hoeken heeft. Ik betwijfel echter of de voorstelling van Vegelin wel juist is, daar „de Haskerdijker kampen” dan niet in Haskerland, maar in Engwirden zouden gelegen hebben.

De grens door het Slotermeer tussen Doniawerstal ter ene en Wymbritseradeel met Gaasterland ter andere zijde liep volgens de Kaart van Vegelin meer westelijk dan nu, nl. in een rechte lijn tussen de monden van de Ee bij Woudsend en de Ee bij Sloten.

De grenzen van de grietenij Gaasterland verschilden het meest van de tegenwoordige. Vooral was dit het geval tussen Warns en Hemelum, waar zij tot aan de Geeuw reikten; ten oosten van Rijs en ten oosten van de Ee tussen Takozijl en Sloten, waar zij nu meer naar buiten liggen. De zuidwest hoek van de tegenwoordige gemeente Sloten tussen de Ee en de Holle Brekken behoorde toen tot Gaasterland.

Eindelijk: de Schoter Uiterdijken, langs de westzijde van de Tjonger of Kuinder tegen Lemsterland gelegen, hangen nu in het noorden aan de Pier Christiaansloot met het overige Schoterland samen. De grens liep daar vroeger echter enigszins anders, zodat die landen een afgezonderd stuk van die Grietenij vormden. Aan het zuid einde bij de Schoterzijl liep dit nog een eind door langs de Worstsloot.

Wat de bodem en de wateren betreft zij er hier op gewezen, dat de Drachtster Vaart, enz. toen eindigde ten westen van Haule: de Haulerwijk bestond nog niet, terwijl de Opsterlandsche Compagnonsvaart nog slechts gegraven was tot de Tjonger. De veenplas de Leyen was er nog niet, zodat het watertje de Lits nog geheel aanwezig was, uitkomend in het Bergumer Meer.

De Linde was nog een open rivier tussen hare eigen leidijken ingesloten, terwijl de Tjonger was afgesloten door de Oude Schoterzijl en met haar buitengedeelte (nu de Bij-Linde) bij Slijkenburg in de Linde vrij uitkwam. Eerst in 1836 werd de Linde afgesloten en van de Tjonger gescheiden.

De Koude of Makkumer, de Parregaster en de Workumermeren, drooggemaakt 1877—1878, moesten evenals enige kleinere nog als water worden voorgesteld. Voor de tekening van het eiland Ameland is gebruik gemaakt van de schetstekeningen en afmetingen tot het maken van de Kaart van Ameland van de 17e eeuw, (Rijks Archief ’s Gravenhage N°. 3052) en voor die van Schiermonnikoog van de Kaart van het eiland Schiermonnikoog van L. den Berger en P. A. Overduyn van 1809 (Ned. N°. 3054).