Zuiderkwartier (ten Zuiden van het IJ).

Indeling.

 

Stemmende steden (in volgorde naar rang).

1 Dordrecht,

2 Haarlem,

3 Delft,

4 Leiden,

5 Amsterdam,

6 Gouda,

7 Rotterdam,

8 Gorinchem,

g Schiedam,

10 Schoonhoven,

11 den Briel,

met hunne rechtsgebieden.

Rijnland.

(Hoog-)Baljuwschap Rijnland, omvattend de Ambachtsheerlijkheden:

Leiderdorp, Alfen en Rietveld, Oudshoorn en Gnephoek, Aarlanderveen en Pulmot, Rijnsaterwoude, Leimuiden en Vriezekoop (2 ambachtsheerlijkheden onder één rechtbank), Kalslagen, Kudelstaart, Zevenhoven en Noorden, Nieuwveen, Uiterbuurt, Zoeterwoude, Stompwijk met Wilsveen en Tedingerbroek, Voorburg, Zoetermeer, Zegwaard, Benthorn, Noord-Waddingsveen, Zuid-Waddingsveen, Middelburg, Sluipwijk, Sassenheim, de Vennep.

Baljuwschap van Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse en Voorhout.

Hieronder de Ambachtsheerlijkheden: Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse, Voorhout.

Baljuwschap Voshol, bevattende de Ambachtsheerlijkheden: Zwammerdam, Langer- en Korteraar, Reeuwijk met Randenburg. Hooge Heerlijkheden : Koudekerk, Hazerswoude, Benthuizen, Hoogeveen, Sint Huibertsgerecht, Zuidwijk, Schoot, Nieuwkoop en Noorden onder de zelfde Heer en criminele rechtspraak als Achttienhoven (en den Bosch), dat echter een afzonderlijke ambachtsheerlijkheid met eigen Lage jurisdictie was, de Vrije Haak (onder de jurisdictie van Alkemade), de Vrije Hoef, Jacobs- en Esselikerwoude, Hoogmade, Alkemade, Warmond, de Vrije en Lage Boekhorst, Oegstgeest, Voorschoten, Veur, Wassenaar en Zuidwijk twee heerlijkheden onder ééne Jurisdictie, Valkenburg, de beide Katwijken en ’t Zand. Voorts onder één gerecht: Rijnsburg, Vrouwen-Venne en Boskoop, terwijl ook dezelfde Heer en gerecht hadden de 3 Hooge heerlijkheden Noordwijk, Offem, Langeveld en de Lugt.

’s Gravenhage en Haagambacht (Baljuwschap), dit laatste verdeeld in de gerechtsbannen (schoutambten) Half-Loosduinen, Eikenduinen, Scheveningen.

Delfland.

De stede Vlaardingen onder een Baljuw, door de Staten gesteld, en een Ambachtsheer. Vlaardingerambacht onder denzelfden Baljuw en ook onder een Ambachtsheer.

De stede ’s Gravenzande met Zandambacht was een Hooge Heerlijkheid. (Hoog-)

Baljuwschap Delfland, bevattend de ambachtsheerlijkheden: Maasland, Maaslandsluis (Maassluis), Schipluiden, Overschie voor zoveel Schieveen betreft; de ambachtsheerlijkheid van dit gedeelte behoorde aan Delft, terwijl het noordelijk gedeelte van het dorp onder de Hooge en Lage jurisdictie van die stad stond. Het zuidelijk deel van het dorp, vooral langs de Schie tot de Heul, stond civiel en crimineel onder Rotterdam.

Voorts : Woud met Woud- en Hoog Harnas, ;Pijnakker, Nootdorp, Berkel en Rodenrijs, Ketel, Dorp-Ambacht, Hodenpijl, Sint Maartensrecht, Hof van Delft, Vrijenban, Ruiven, Biesland, Hoogeveen, Babberspolder, Spaland, Groeneveld, benevens de ambachtsheerlijkheid Nieuwland, Kortland en ’s Gravenland.

Elk met een Baljuw, gesteld door de Staten.:

Baljuwschap Wateringen, omvattend de twee ambachtsheerlijkheden Wateringen en Zouteveen.

Baljuwschap de Lier, gevormd door de ambachtsheerlijkheid de Lier (met een schout-crimineel voor de mindere misdaden).

Baljuwschap Abtsrecht, omvattend de heerlijkheid Abtsrecht, uit de geestelijke goederen van Egmond aan de Staten gekomen.

Hooge Heerlijkheden:

Rijswijk,

Monster, Poeldijk,

Ter Heide en Half-Loosduinen, onder één Hooge Vierschaar, maar elk met eigen Schepenbank voor laag gerecht,

Naaldwijk, ’t Honderdland en Oranjepolder,

de Tempel.

De Ambachtsheerlijkheid Nieuweveen stond onder het Hoog Rechtsgebied van den Baljuw van ’s Gravenhage.

Het ambacht Akkersdijk of Vrouwenrecht, met eigen schout voor de Lagere rechtspraak, doch onder de Hooge Vierschaar van Rijnsburg.

 

Schieland.

(Hoog-)Baljuwschap Schieland, omvattend de ambachtsheerlijkheden: Hoogenban, Overschie (zie ook onder Baljuwschap Delfland), Kool, Schoonderloo, Kralingen, Kapelle aan den IJsel, Nieuwerkerk, Moordrecht, Zevenhuizen, Moerkapelle en Wildevenen, Hillegersberg, Schiebroek, Oud-Matenes.

Hooge Heerlijkheden: Bleiswijk, Huis Matenes (Huis te Riviere) binnen zijn grachten, Nieuw-Matenes. Het Slot Kapelle met omgelegen gebied en de Hooge Heerlijkheid Broek, Tuil en ’t Weegje (deels onder Gouda, zie blz. 96).

 

Land van Voorn.

Baljuwschap Voorn (Baljuw en Leenmannen over alle criminele en sommige civiele zaken in eersten aanleg), omvattend

 

Op Oostvoorn :

Ambachtsheerlijkheid Oostvoorn,

Ambachtsheerlijkheid Rugge en het Schoutambacht Klein Oosterland met Oud en Nieuw Kleiburg. Op de rechtdagen van een dezer beide gerechten maakten de schepenen van beide met den schout van dat gerecht één rechtbank uit.

Voorts de ambachtsheerlijkheden: Rokkanje, Sint Anna-Polder met het Schapengors, Nieuwenhoorn, Nieuwe Goote, de Vier Polders (Nieuwland), Nieuw-Hellevoet, de Kwak (Sint Cornelispolder) en ’t Weergors, de Struyt en (Oude en Nieuwe Struyt), Oudenhoorn, Zwartewaal.

Het Fort Hellevoetsluis met eigen Lagere rechtspraak van schout en schepenen.

De Hooge Heerlijkheden: Heenvliet, Naters met Pancrasgors en Abbenbroek.

Op Rozenburg: De Ambachtsheerlijkheid Rozenburg.

 

Op Westvoorn (Goedereede):

De stad Goedereede, met het aanhorig rechtsgebied één Baljuwschap vormend.

De ambachtsheerlijkheden:

Het Oudeland van Diependorst, het Oude Nieuwland, West-Nieuwland, de Oude Oostdijk.

 

In Zuidvoorn (deel van Overflakkee):

De ambachtsheerlijkheden Dirksland, Meliszand, Herkingen, Roxenisse, Onwaard en Aarddijkswal, Oude Kraaierspolder, Nieuwe Kraaierspolder, Kraaienstein, Kraaienisse, Stellendam.

Hooge Heerlijkheid Grijsoord, een afzonderlijk Baljuwschap met de ambachtsheerlijkheden Oude Tonge en Nieuwe Tonge, behalve het gedeelte van deze laatste, dat onder de Hooge Heerlijkheid Klinkerland behoorde. De Baljuw of Schout berechtte alleen sommige misdaden: hoofdmisdaden kwamen voor de Hooge Vierschaar van Baljuw en Mannen van Voorn in den Briel. Oude en Nieuwe Tonge hadden elk een Lagere rechtbank van Schout en schepenen. Hooge Heerlijkheid Klinkerland. Met Hooge rechtspraak van Baljuw en Mannen, omvattend deelen van de Lagere rechtsgebieden van Nieuwe Tonge, van Herkingen en van Meliszand.

Land van Putten.

Stad Geervliet. Voor de Hooge Jurisdictie onder een Schout-Crimineel (Ruwaard van Putten). Was met omliggend gebied een Ambachtsheerlijkheid (Schout-civiel, Burg. en Schepenen).

Baljuwschap van Putten (Ruwaard-Baljuw en Leenmannen) omvatte de Ambachtsheerlijkheden:

Putten binnen en buiten den Ringdijk.: Spijkenisse en Brabant, Hekelingen en Friesland (m. Ouden en Nieuwen Uitslag), Simonshaven en Schuddebeurs, Biert met Oud- en Nieuw-Stompaard.

Buiten den Ringdijk: Zuidland met Velgersdijk.

Over de Maze. :

Goudswaard (de Korendijk), Piershil, Poortugaal, Hoogvliet, Pernis, ’s Graven-Ambacht en Boudewijnsland (Heide), Lokhorsterland (of Oud- en Nieuw-Engeland), Langebakkersoord met Smalland en Deyffelsbroek, Charlois met Dirk-Metgesland, Robbenoord, de Plomperd, Karnemelksland en de Hille, Katendrecht.

En de Hooge Heerlijkheden Roon met Pendrecht, Albrandswaard met de Kijvelanden.

Over ’t Flakkee:

Ambachtsheerlijkheden Adolfsland (Ooltgensplaat en de Bommel), Stad aan ’t Haringvliet.

En de Hooge Heerlijkheid Middelharnis (Sint Michiel in Putten).

 

Hoeksche Waard.

Baljuwschap van Oud-Beijerland, omvattend de ambachtsheerlijkheden Oud – Beijerland, Nieuw-Beijerland, Zuid-Beijerland.

Baljuwschap Strijen, omvattend de ambachtsheerlijkheden Strijen, Cillershoek, Sint Antonie-Polder, Westmaas en Groep, Kromstrijen, in 1663 gesplitst in de gerechten van Numansdorp en van Klaaswaal (Welker. Geschiedenis Cromstrijen 100 en 101), ’s Gravendeel met Leerambacht.

 

ten Zuiden van het Hollandsch Diep:

De Hooge Heerlijkheid Niërvaart of (de) Klundert met de stad (de) Klundert, een klein stuk (met Strijensche Sas) lag ten noorden van het Holl. Diep op het eiland van de Hoeksche Waard.

De Hooge Heerlijkheid Zevenbergen met de stad Zevenbergen.

De Hooge Heerlijkheden van de Hooge en de Lage Zwaluwe. Twee Heerlijkheden (Tegenwoordige Staat VII, blz. 227), elk onder een baljuwschap en met één Lage rechtbank van schout en schepenen te Hooge Zwaluwe.

De Hooge Heerlijkheid Geertruidenberg, omvattend het stadsgebied en het Ambacht Made, dat in alles onder de stadsregeering stond.

 

Zuid-Holland.

In de Hoeksche Waard nog:

De Hooge Heerlijkheid Godschalksoord.

Onder het Baljuwschap van Zuid-Holland:

In de Hoeksche Waard:

De ambachtsheerlijkheden Puttershoek, Maasdam, Mijnsheerenland van Moerkerken, Heinenoord.

Op het Eiland van Dordrecht buiten het rechtsgebied van de stad:

De ambachtsheerlijkheden Dubbeldam, Wieldrecht, de Mijl (gedeeltelijk in de Hoeksche Waard).

Gedeeltelijk op dit eiland lag ook nog de Hooge Heerlijkheid van de Merwede.

Voorts onder het Baljuwschap van Zuid-Holland:

De overige uit de voormalige Groote Waard opnieuw bedijkte ambachtsheerlijkheden Drimmelen en Stanthazen, Dussen Muilkerk, Dussen Munsterkerk, Werkendam.

 

In de Langstraat:

De ambtsheerlijkheden Raamsdonk, Groot-Waspik, Klein of Over-Waspik, ’s Grevelduin-Kapel, Nederveen-Kapel, Zuidewijn-Kapel, Vrijhoeven- Kapel, Bezooijen, Sprang. Ook in de Langstraat de Hooge Heerlijkheid ’s Gravenmoer. Nog onder het Baljuwschap van Zuid-Holland;

In de Zwijndrechtsche Waard:

De ambachtsheerlijkheden Heerjansdam, de Groote Lind, de Kleine Lind, Heer-Oudelandsambacht, Zwijndrecht (Schobbelandsambacht), Meerdervoort, Kijfhoek, Hendrik-Ido-Ambacht en de Oostendam en Schildmanskinderenambacht, Rijsoord, Strevelshoek, Sandelingen-Ambacht (Adriaan Pieters-Ambacht).

In de Riederwaard :

De ambachtsheerlijkheden Ridderkerk, Oost-IJsselmonde, West-IJsselmonde, Oost-Barendrecht, West-Barendrecht, Karnisse.

In de Krimpenerwaard:

De ambachtsheerlijkheden Krimpen op de Lek, Krimpen op den IJssel, Ouderkerk, Berkenwoude met Achterbroek en een gedeelte van de ambachtsheerlijkheid Stolwijk. Voorts daaraangrenzend het eilandje en ambachtsheerlijkheid Stormpolder.

In de Krimpenerwaard lagen ook nog:

De Hooge Heerlijkheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, omvattende de Schoutambachten Lekkerkerk en Zuidbroek;

de Hooge Heerlijkheid Bergambacht, ’s Heer-Aertsberg en Klein Ammers (Ammerstol) deze werd als zodanig bezeten door de Staten van Holland, die er voor het crimineel een Baljuw en 7 Mannen stelden. Zij vormde een Ambachtsheerlijkheid met twee civiele gerechten, dat van Bergambacht en ’s Heer-Aertsberg en dat van Ammerstol. Een deel van ’s Heer-Aertsberg behoorde onder het Baljuwschap van Belois.

Het Baljuwschap van Belois, omvattende het Schoutambacht van Vlist en Bonrepas (ten deele in de Loopikerwaard), benevens gedeelten van de Heerlijkheden ’s Heer-Aertsberg en Stolwijk.

De Stede van Haastrecht, ten dele in de Loopikerwaard (nl. met Rozendaal).

De Hooge Heerlijkheid Gouderak. Hoog Rechtsgebied en ambachtsheerlijkheid aan Gouda (een zelfde Baljuw).

De Hooge Heerlijkheid van de Lek, zich toen nog slechts uitstrekkend over een deel van de rivier de Lek met het Hooge Rechtsgebied (Baljuw en Mannen) over het gedeelte langs Lekkerkerk lopend ten aanzien van de visserij en misdaden door de vissers begaan of bij de visserij voorvallend.

Nog onder het Baljuwschap van Zuid-Holland in de Alblasserwaard:

De Ambachtsheerlijkheden Sliedrecht, Naaldwijk, Niemandsvriend en Lokhorst, Alblas, Alblasserdam, Nieuw-Lekkerland, Streefkerk, Molenaarsgraaf, Brandwijk en Gijbeland, Bleskensgraaf, Giessen-Ouderkerk, Giessendam. Voorts de Stede Nieuwpoort, een Hooge Heerlijkheid van het Huis van Oranje,

de Baronie van Liesveld, omvattend de Schoutambten Gelkenes, Ammers-Graveland met Achterland en Peulwijk, Otteland en de Ambachtsheerlijkheid Peursum.

Eindelijk nog de Hooge Heerlijkheden Papendrecht met Zuid-Matena, Wijngaarden met Ruigbroek, Giessen-Nieuwkerk, Hofwegen, Slingeland, Neder-Blokland, Oud- en Nieuw-Goudriaan, Noordeloos, Hardingsveld.

 

Land van Altena.

De stad Woudrichem met haar rechtsgebied (Oude en Nieuwe Ban).

Baljuwschap van Altena de Hooge jurisdictie van het platteland stond aan Baljuw en Schepenen van de stad Woudrichem.

Dit Baljuwschap omvatte de Ambachtsheerlijkheden Almkerk. Sleeuwijk, Werken, Emmikhoven met Ganswijk en Waardhuizen, Uitwijk, de Hille, Andel, Giessen, Rijswijk.

Land van Heusden.

De stad Heusden, onder dezelfden Drost als die van het platteland, dus hiermede samen vormend het Drostambt van Stad en Lande van Heusden, omvattend de ambachtsheerlijkheden: Herpt en Be(e)rne, Hedikhuizen (bovendorpen) en Doeveren, Genderen, Drongelen, Babyloniënbroek, Wijk, Aalburg, Veen en Heesbeen (beneden dorpen) alle met civiele rechtbanken, behalve Hedikhuizen dat geen schepenen had (Tegenwoordige Staat VII, blz. 274), de civiele zaken werden hier misschien door den Ambachtsheer zelf of zijn schout en secretaris afgedaan.

Ook Engelen en Vlijmen (bovendorpen) waren ambachtsheerlijkheden met eigen Lage gerechten, maar samen onder één afzonderlijke Hooge Vierschaar van den Drost van Heusden en schepenen van de beide dorpen.

Voorts de Hooge Heerlijkheden Oud-Heusden met Elshout en Hulten, Baardwijk, Onzenoord (Hondsoirde) en beneden Heusden: de Hooge Heerlijkheden Eeten, Meeuwen.

Als een enclave tussen het Gelders en Hollands gebied, boven Hedikhuizen aan de Maas, lag de Hooge en onafhankelijke grondheerlijkheid Bokhoven, die niets met het souverein gezag van de Republiek te maken had, maar onder het Print-bisdom Luik behoorde. Bokhoven werd ook wel een Graafschap genoemd en had een rechtbank van Drost en 7 schepenen (Krom. Jaarverslag Rijks Archief).

Het Kasteel Loevestein, met enig omringend gebied aan het benedeneinde van de Bommelerwaard, stond rechtstreeks onder de Staten van Holland.

In de Vijfheerenlanden.

Buiten het rechtsgebied van de Stad Gorinchem:

Het Drostambt van Arkel (Drost met Schepenen van Gorinchem), omvattend de Schoutambten (schout en gezworenen) boven de Zouwe: Oosterwijk, Kedichem, Nieuwland, Leerbroek met Reierskoop en Middelkoop, Rietvelden beneden de Zouwe: Arkel, Hoogblokand, Hoornaar, Schelluinen.

Het Graafschap Leerdam had met de Stede van Leerdam dezelfde Hooge Vierschaar van Drost en Schepenen en één Lage rechtbank van schout en schepenen. De ambachtsheerlijkheid Schoonderwoerd had geen afzonderlijke schepenbank meer, maar de Drost van Leerdam was tevens schout aldaar.

De Baronie van Acquoy vormde een eigen drostambt, maar de Drossaard was dezelfde als die van Leerdam.

De Hooge Heerlijkheid van Spijk of het Nedereinde van Spijk was een Leerdams leen.

De Vrije Heerlijkheid Vianen. De Hooge Vierschaar was een Kamer van Justitie bestaande uit de Drost en zeven Raden. Hieronder behoorden de Stad Vianen met Bloemendaal, Schoutambten vormend onder het rechtsgebied van de stad en de Schoutambten en Autena en Bolgerijen, ook wel daaronder behorend, maar met een ten dele zelfstandige rechtspraak in civiele zaken (Tegenwoordige Staat VII, blz. 517)

Voorts behoorde tot de Vrije Heerlijkheid Vianen

de Ambachtsheerlijkheden Heikop met Boeikop, Lexmond met Achthoven, Lakerveld, Meerkerk, eigenlijk bestaande uit de twee Heerlijkheden Meerkerksbroek en Bloemendaal, maar onder één zelfde Ambachtsheer en gerecht.

De Hooge Heerlijkheid Ameide, een overgebleven titel, daar het Hooge Rechtsgebied aan de Staten was gebleven bij de verkoop als ambachtsheerlijkheid, en de Ambachtsheerlijkheid Tienhoven hadden één en zelfde Drossaard die de Regering uitoefende met Burgemeesters en Schepenen (Tegenwoordige. Staat VII, blz. 533) Maar op blz. 516 staat, dat beide voor de Kamer van Justitie te Vianen terecht stonden. Zij hadden echter elk een Schout en Secretaris.

Van de beide andere delen van de Vijfheerenlanden behoorde Hagestein tot Utrecht en Everdingen onder Kuilenburg (Gelderland).

Ten zuiden van de Linge nog:

De Baronie van Asperen. Alle rechtspraak werd uitgeoefend door de Vierschaar en Rechtbank van de Stede Asperen (Drossaard met Schepenen en Schout met Schepenen).

De Hooge Heerlijkheid van Heukelom. De stad Heukelom met het aanliggend gebied. De Heer was ook Heer van Lijenburg, een afzonderlijk leen met Hooge en Lage jurisdictie, alle onder den Drossaard, tevens Schout, en Schepenen van de stad.

 

In de Loopikerwaard behoorden onder Holland:

Zuid-Polsbroek, Zevender, Kabauw, Jaarsveld.

De Baronie van IJsselstein. Deze bevatte de stad IJsselstein, waarvan de Drossaard en Schepenen de Hooge jurisdictie over de stad en het gehele Land van IJsselstein uitoefenden.

Het platteland van IJsselstein bestond uit de drie schoutambten IJsellstein, Benschop, Polsbroek.

De aan Gouda behorende Hooge Heerlijkheden, waar de Stad dus de Baljuws aanstelde, Bloemendaal, Kort-Haarlem en Willens, Vrijhoef en Kalverbroek, Land van Stein

 

Land van Woerden.

De Stad Woerden met de Poorterij.

Het Baljuwschap van Woerden, omvattend de Ambachtsheerlijkheden Bodegraven, Waarder, Barrewoudswaarder en Bekenes, Rietveld met de Bree, Indijk en Oudeland.

De stad Oudewater met rechtsgebied (Baljuwschap).

De Hooge Heerlijkheden Hekendorp, Snelrewaard, Lange Linschoten (Zuid- en Noord-Linschoten), Vliet.

Het Baljuwschap van de Loosdrechten, Mijnden en Tekkoop, omvattend de Ambachtsheerlijkheden Oud-Loosdrecht, Nieuw-Loosdrecht, Mijnden, Tekkoop.

De Hooge Heerlijkheid Loenen-Kroonenburgs Gerecht.

Gooiland.

De stad Muiden met haar rechtsgebied (Drostambt van de Muiderban).

Het Baljuwschap van Stad en Lande de Hooge Vierschaar werd gevormd door Baljuw en Schepenen van Naarden. Daartoe behoorden: De stad Naarden. De dorpen Huizen, Blaricum met Laren, Hilversum, ’s Gravenland, Bussum, Muiderberg, alle met plaatselijke banken van schout en schepenen voor de civiele rechtspleging; de schout was in alle de schout van Naarden.

De Stad Weesp met omgeving had een eigen hoog en laag rechtsgebied.

Het Baljuwschap van Weesperkarspel en Hoog-Bijlmer was crimineel en civiel verdeeld onder twee rechtbanken, waarin de Hoofdofficier van Weesp met plaatselijke schepenen de Hooge Vierschaar spande, terwijl deze laatste met de schout in het civiel recht spraken . de Bank van Overvecht, ’t Gein en de Gaasp, de Bank van Hoog-Bijlmer. (De Drost van Muiden, de Baljuw van Gooiland en de Hoofdofficier van Weesp waren, dezelfde).

Het Baljuwschap Bijlmermeer, bestaande uit de droogmakerij van dien naam, die op zich zelve een hoog, middelbaar en laag rechtsgebied vormde.

 

Amstelland.

Het Baljuwschap Amstelland, omvatte de Ambachtsheerlijkheden Ouder-Amstel (Ouderkerk), Nieuwer-Amstel (Amstelveen), Diemen, Waverenveen. De Hooge Jurisdictie werd uitgeoefend door de Baljuw met plaatselijke schepenen,de Lage door deze laatsten met de schout van elke plaats.

Het Baljuwschap van Waveren, Botshol en Ruige-Wilnis. Dit omvatte de drie Ambachtsheerlijkheden van die namen, doch onder een Ambachtsheer. De Baljuw spande er de Hooge Vierschaar met één college van schepenen, die in het civiel met een schout recht spraken.

Het Baljuwschap van de Diemer- of Watergraafsmeer, omvattend de droogmakerij van die naam, met eigen hoog, middelbaar en laag rechtsgebied.

 

Begrenzingen

 

Omtrent de grenzen van de hierboven genoemde rechtsgebieden valt het volgende op te merken. Stemmende steden van het Zuiderkwartier. Dordrecht. De grenzen van het stadsgebied zijn genomen naar de Kaart van Dubbeldam en de Mijl van Mattheus van Nispen van 1673 (Rijks Archief ’s Gravenhage No. 2194). Ook op een kaart van dezelfde met dezelfde titel, maar kleiner op perkament (Ald. No. 2193). Haarlem. Naar de Kaart van het Hoogheemraadschap Rijnland, vem. en geampl. 1746.

Delft. Behalve de oppervlakte ingesloten door de stadsgrachten behoorde daartoe het zogenaamde Poortland, ten oosten en ten zuiden van de stad ter weerszijden van de Schie gelegen. De grenzen zijn genomen naar een gekleurd exemplaar (in mijn bezit) van de verzamelkaart behorende bij de Kaart van het Hoogheemraadschap van Delfland van Cruquius van 1612.

Leiden. De grens liep langs de buitenboord van de grachten (Kaart van het Hoogheemraadschap Rijnland 1746).

Amsterdam. De grens van het gebied ten zuiden van het IJ o.a. naar de kaart van de Ambachtsheerlijkheden van Amsterdam, voorkomende in Wagenaar. Amsterdam III; ook op de Carte Particulière d’Amstellant, enz.; die ten noorden van het IJ naar de Kaarten van het Hoogheemraadschap der Uitwaterende Sluizen van Kennemerland en Westfriesland van de 18e eeuw.

Gouda. De grenzen van het stadsgebied, die volgens een Privilegie van Graaf Floris V van Sint Margaritendag 1272 slechts vierdhalf honderd gaarden van de halve IJssel en even zoveel in de breedte bedroegen, dus niet veel meer dan de eigenlijke stad omvatten, zijn door Maximiliaan en Philips in 1484 uitgebreid met een vierde mijl rondsom (Walvis, Gouda I, blz. 40) en op deze kaart genomen naar de Kaart van 1613 van Henrick Vos. „De vryheyt der stede van Gouda. Afteykeninge des Vrijheydts van der Goude mitsgaders al de Landen daer in Begrepen”, (Coll. Bodel Nijenhuis, Port. 18, No. 101). Een deel van de Hooge Heerlijkheid van Broek, Tuil en ’t Weegje viel dus daarbinnen, gelijk ook de Tegenwoordige Staat opmerkt (VII, blz. 40). Trouwens die Heerlijkheid behoorde aan de stad Gouda, maar het ander deel van haar rechtsgebied werd toch van dat van de stad onderscheiden, de Baljuw van Gouda was er Baljuw van volgens afzonderlijke titel.

Rotterdam. De westelijke grens liep langs de stadssingel-afscheiding van het ambacht van Gooi (zie hierbij). Aan de oostzijde van de Rotte behoorde Vóór-Rubroek er toe, Achter-Rubroek tot Hillegersberg blijkens de Kaart van het Hoogheemraadschap Schieland van 1765- De grens tussen die beide delen van Rubroek staat op die kaart slechts gedeeltelijk aangegeven, maar is door mij verder doorgetrokken in de richting van de latere gemeentegrens. Voorts behoorden onder de jurisdictie van Rotterdam 10 roeden ter weerszijden van de Schie tot Ouwerschie en ter weerszijden van de Rotte tot Terbregge.

Gorinchem. Het rechtsgebied van de stad omvatte de zogenaamde Banne van Gorinchem en Kwakernaat met Lang Scheiwijk, dus de tegenwoordige gemeente behalve een klein gedeelte in het westen tussen de Schelluinensche Vliet en de Merwede, daar Schelluinen zich tot de rivier uitstrekte volgens den Tegenwoordige Staat VII, blz. 497 en het Woordenboek van van der Aa op Schelluinen. Maar in ditzelfde werk staat dat Gorinchem ten westen aan Schelluinen en Hardingsveld grensde; dit laatste nu is niet mogelijk als Schelluinen tot de Merwede doorliep. Op geen enkele kaart heb ik deze grens kunnen vinden.

Schoonhoven. Aan de oostzijde werd het gebied bepaald door de grenzen van Willige-Langerak (Sticht) en de Hooge Heerlijkheid Zevender, ten noorden door Bonrepas en ten westen liep de grens tegen Bergambacht (Beloois), evenals die van de tegenwoordige gemeente langs den Kruisweg en de buitenboord van de stadsgracht (Kaart van het Hooge Heemraadschap van de Crimpenerwaard van 1755). De Briel. De grenzen, die grotendeels langs de buitenzijde van de grachten liepen en ten noorden van de stad ook Polder Meeuwenoord omvatten, zijn genomen naar het Caartboeck van Voorne van 1695. Aan de westzijde zijn de tegenwoordige gemeentegrenzen iets ruimer.

 

 Rijnland.

De grenzen van de baljuwschappen, Hooge en ambachtsheerlijkheden zijn in het algemeen genomen naar de Kaart van het Hoogheemraadschap Rijnland van 1746, voor zoveel nodig wat de juiste vormen betreft verbeterd naar de Topografische Kaart. Daarbij valt het volgende op te merken.

De grenzen van de omliggende Rijnlandse en Kennemer Ambachten in de Haarlemmermeer zijn getekend naar de Kaart van Floris Balthasar en zijn zoon Balthasar Florissen van 1610—1615.

De Hooge Boekhorst, waarin het Huis van dien naam ten noorden van Noordwijkerhout, doch in 1795 reeds in puin, zou evenals de Lage of Vrije Boekhorst een Hooge Heerlijkheid gebleven zijn tot in de 19e eeuw volgens van der Aa. Zij zou volgens dezen schrijver 250 ha. groot geweest zijn. Op de Kaart van het Hoogheemraadschap Rijnland is zij echter niet aangegeven, zodat zij geen afzonderlijk gerecht schijnt gehad te hebben. Ik heb ze daarom op deze kaart niet getekend.

Wassenaar en Zuidwijk, hoewel nauw met elkaar verbonden en onder één Heer, waren twee verschillende Heerlijkheden (Tegenwoordige Staat VI, blz. 426 e.v.). Zij hadden echter slechts één rechtspraak blijkens de Kaart van de jurisdictie van Wassenaar en Zuidwijk door A. van der Does van 14 januari 1777 (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 2330).

De Ambachtsheerlijkheid Sluipwijk bestond uit vier vaneengescheiden delen: 1°. Het eigenlijk Sluipwijk met Ravensberg en de Sluipwijksche Sloene, op de Kaart van Rijnland binnen één grens aangegeven, 2e. Vromade, ten noorden daarvan tussen Zwammerdam en Bodegraven, 3e. Elfhoeven, door de Hooge Heerlijkheden van Kalverbroek en de Vrije Hoef gescheiden van 4e. Nieuwerbroek, Roggenbroek, Oud- en Nieuw Gravenkoop, samen gewoonlijk het Oosteinde van Sluipwijk genaamd. De ambachtsheerlijkheid was samengesteld uit een aantal voormalige heerlijkheden (behalve Vrijenes, dat later onder Zwammerdam behoorde), genoemd en getekend op de Kaarte van de Heerlijkheden Vrijenes, Ravensberg, Sluypwijk, Elfhoeven, Nieuwerbroek, Roggenbroek, Oud- en Nieuw Gravekoop en de Vrouwmade door Jan Pietersz. Dou A° 1609 (No. 4181, Rijks-archief, 's Gravenhage ). Hoewel Rijnland oorspronkelijk zich verder zuidwestwaarts heeft uitgestrekt, nl. tot de Lier, en dus toen Rijswijk, Wateringen, enz. daartoe behoorden, zoo heb ik mij wat de scheiding tussen Rijnland en Delfland betreft gehouden aan het spraakgebruik, dat in de 18e eeuw gevolgd werd, gelijk ook door den Tegenwoordige Staat is gedaan. Deze behandelt Rijswijk, Monster, enz. en alles ten zuiden daarvan bij Delfland.

 

Delfland.

De grenzen van de ambachten zijn genomen naar de reeds genoemde gekleurde verzamelkaart, voorkomende in de Atlas van het Hoogheemraadschap Delfland van Cruquius van 1712. Hierbij valt het volgende op te merken. Vrijenban, een aan Delft toebehorende ambachtsheerlijkheid, bestond, zooals uit de kaart te zien is, uit verscheidene stukken ten oosten en ten westen van de Schie en van de Vliet. Het bevatte o.a. het gebied onmiddellijk ten westen van de stad, de Schie en de Vliet, dat nu grotendeels gemeente Hof van Delft is, vandaar dat de Tegenwoordige Staat kon spreken van „den Voordijkshoomschen Polder onder Klein Vrijenban (VI, blz. 524).

Een groot gedeelte echter van de ambachtsheerlijkheid Hof van Delft, ten oosten van de Schie en ten oosten van het Poortland of de Poorterij gelegen, is nu gemeente Vrijenban. Deze verandering, op zich zelve niets bijzonders, daar de zeer ingewikkelde toestand van de ligging van de ambachtsheerlijkheden ten zuiden en ten westen van Delft bij de vorming tot de tegenwoordige gemeenten vele veranderingen heeft ondergaan, wordt hier alleen vermeld om er op te wijzen, dat hier vooral uit de tegenwoordige ligging dier gemeenten geen verkeerde gevolgtrekkingen ten opzichte van den ouden toestand moeten worden gemaakt. ’s Gravenhage en Haagambacht.

De grenzen van dit laatste zijn overgenomen van de Caarte van Haagh-Ambagt van Berents van 1734 (Coll. Bodel Nijenhuis, Port. 16, No. 38); de zuidoost grenzen waren de Scheijing (Schenk), de Hoefkade, de Beek en de Korte Laak, aan de westzijde de Loozer Laan tot Loosduinen en van hier tot zee de van die kaart genomen grens. Dit laatste gedeelte komt op de kaart van het Hoogheemraadschap niet voor; maar deze geeft overigens, ook aan de noordoost zijde dezelfde grenzen.

Van de grenzen van de drie Lagere rechtsbannen waarin Haag-ambacht verdeeld was, Scheveningen, Eikenduinen en Half-Loosduinen, heb ik alleen de zuidwestelijke van Scheveningen van de Kaart van het Hoogheemraadschap kunnen overnemen; die tussen Scheveningen en het eigenlijk stadsgebied en tussen Eikenduinen en Half-Loosduinen heb ik op geen enkele kaart van Haag-ambacht ook met op de op perkament getekende kaart van Haag-ambacht van 1636, aanwezig op het Gemeente-Museum te ’s Gravenhage, gevonden.

De Hooge Heerlijkheid van Monster, Ter Heyden, Poeldijk en Half-Loosduinen bestond uit de vier ambachtsheerlijkheden van die namen; de grenzen van deze laatste zijn genomen naar die van de kadastrale secties van die namen (nl. op 81. 13; de kleine gedeelten van die grenzen op 81. 9 zijn abusievelijk weggelaten).

 

Schieland.

De grenzen van de heerlijkheden in dit gewest zijn getekend naar de Kaart van het Hoogheemraadschap Schieland, vern. en geampl. 1765; Alleen is daarvan afgeweken wat betreft de oostelijke grens van de Ambachtsheerlijkheid Hoogenban, die op die kaart geheel langs de Delfshavensche Schie is getekend, maar die gedeeltelijk liep langs een wetering of sloot ten westen van die vaart.

Voorts is het hoog rechtsgebied van het Slot van Kapelle, zoals dat in 1746 is uitgebreid en vastgesteld (Tegenwoordige Staat XVII, blz. 24), maar dat op de Kaart van het Hoogheemraadschap niet door zijn grenzen staat aangeduid, overgenomen van de „Kaart van de Limietscheiding van het Slot en Huis te Kapelle op den IJssel, gearresteerd door de Vroedschap van Rotterdam op 12 April 1716” (Rijke-archief, ’s Gravenhage , No. 2420). Deze grenzen zijn in overeenstemming met de mededeling bij van der Aa (Woordenboek), dat het gebied werd aangeduid door 4 palen, waarvan 2 op 's Gravenweg en 2 aan den IJsseldijk en dat het grootste gedeelte van het dorp tot het Slot, maar de kerk tot de heerlijkheid Kapelle behoorde.

Wat de Hooge Heerlijkheid Broek, Tuil en ’t Weegje betreft zie bij Gouda. Land van Voorne. De grenzen van de ambachts- en Hooge heerlijkheden van dit gewest, dus ook op Goedereede (West-Voorne) en Overflakkee (Zuid-Voorne), zijn genomen naar het Caart-Boeck van alle dorpen en polders, gelegen in den Lande van Oost- en West-Voorne, getekend door Steyaart, met viquetten en wapens door Jan Luyken, door ordre en resolutie van de Breedste Geërfden van Juni 1695.

Omtrent de limietscheiding van Sommelsdijk, dus van Zeeuwse en Hollandse grond, ten oosten van de Polder van Middelharnis, zie bij Zeeland. De tekening van de Maasoevers en van het eiland Rozenburg is afgeleid uit de Kaart in den Tegenwoordige Staat VII tegenover blz. 348 (1740) en de kaart van de Maas van boven Rozenburg tot in zee van 1793 en 1794 vanI Florijn (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 1030). 1794 Van het tegenwoordig Rozenburg was dus nog slechts het zuidoostelijke deel bedijkt. Het Staaldiep was nog open, de Krabbe een nog onbedijkte plaat, waarover de veerdam liep ter verbinding van Maassluis met Den Briel.

 

Land van Putten.

De grenzen van de ambachtsheerlijkheden van Putten binnen den Ringdijk met onmiddellijk daaraan grenzende delen zijn genomen naar de Caarte des Ringhs van Putten van Bernard de Roy van 1700, in verband met de omschrijving dier heerlijkheden in de Tegenwoordige Staat. Voor een deel komen zij nog met de tegenwoordige gemeentegrenzen overeen, ten dele zijn zij vervallen door de samenvoeging van Geervliet, Biert en Simonshaven tot één gemeente. Bij Simonshaven behoorde de gehele polder van Schuddebeurs, zodat Hekelingen dezelfde grenzen had als die van de latere gemeente, toen een deel van Schuddebeurs nog niet daarbij gevoegd was (zie Gemeente-atlas van J. Knijper).

De Ambachtsheerlijkheid Zuid land met Velgersdijk had dezelfde grenzen als de tegenwoordige gemeente van dien naam blijkens de Caarte van de Polder Westenrijk, genaamd Zuytland, sculps. J. van Jagen (in mijn bezit) en die van Polder Velgersdijk van Corn. Leenaartsz. Kouter van 1644 (ook op het Rijks Archief ’s Gravenhage , No. 2092). De grenzen van de Ambachtsheerlijkheden Goudswaard of de Korendijk en Piershil waren ook dezelfde als die van de tegenwoordige gemeenten van dien naam. Zie de Atlas van de Hoeksche Waard van J H. Kips van 1835.

Putten over ’t Flakkee was het gedeelte dat van het eiland Overflakkee overbleef na aftrek van Zuid-Voorn, reeds boven omschreven, en van Sommelsdijk. De grens tussen de Hooge Heerlijkheid van Middelharnis en de Ambachtsheerlijkheid Stad aan Het Haringvliet was dezelfde als die tussen de tegenwoordige gelijknamige gemeenten, blijkens de Kaart van het Eiland Overflacquee en Goedereede van Anthony van Wheel van 1793 (o.a. in mijn bezit, A.A.Beekman).

Den Bommel en Ooltgensplaat vormden de Ambachtsheerlijkheid Adolfsland. De heerlijkheden in Putten over die Maze op het eiland IJsselmonde konden in het algemeen bepaald worden door de grenzen van de polders die zij bevatten en uit de tegenwoordige gemeentegrenzen. De Ambachtsheerlijkheid Poortugaal lag met de Hooge Heerlijkheid Albrandswaard en de Kijvelanden binnen de tegenwoordige gemeentegrenzen van Poortugaal. De grens tussen die beide heerlijkheden was blijkens de Kaart van de limietscheiding tussen Poortugaal en Albrandswaard (jaartal en maker onbekend – Rijks Archief s Gravenhage No 2117) de scheidende geul (Zantel-Watering) tussen de aanwassen van Poortugaal en Roon ter ene en het opwas van Albrandswaard ter andere zijde in den Polder van Albrandswaard; de slechts bekade Kijvelanden lagen aan de buitenzijde daartegen. Polder Roozand vormde een afgezonderd deel van de Ambachtsheerlijkheid Poortugaal ( Tegenwoordige. Staat XVII, blz. 186—187).

De Ambachtsheerlijkheid Hoogvliet grensde ten westen daaraan, maar slechts tot de westelijke dijk van de Oudelandse Polder, daar de polders Oud- en Nieuw Engeland (Lokhorsterland) een afzonderlijke ambachtsheerlijkheid vormden – ten noorden tot de tegenwoordige gemeentegrens.

De Ambachtsheerlijkheid Langebakkersoord Smalland en Deyffelsbroek bestond uit de tegenwoordige polders van die namen; die van Pernis uit de hier nog overblijvende drie polders Oud- en Nieuw Pernis en Lombardije.

De Ambachtsheerlijkheid ’s Gravenambacht en de Heide of Boudewijn Harsland omvatte Polder Kieschheid, aan welks noordeinde nu nog het gehucht ’s Gravenambacht ligt en Polder Boudewijn Harsland met enige buitengronden, – de Ambachtsheerlijkheid Katendrecht den Polder Katendrecht met buitengronden, de latere, nu bij Rotterdam getrokken gemeente (Zie den Gemeente Atlas van Kuijpers).

De Ambachtsheerlijkheid Charlois met Robbenoord Plompaert, Karnemelksland end Hillen besloeg de latere, nu bij Rotterdam gevoegde gemeente Charlois (Atlas Kuijpers) behoudens dat aan de zuidoostelijke hoek de grens tegen West-IJsselmonde recht doorliep tot Barendrecht volgens de Kaart van Feijenoord en de Limieten van het Oude Land van Putten van Jac. Sperwer van 1646 (Rijks-archief. s Gravenhage , No. 2124).

De Hooge Heerlijkheid Roon en Pendrecht had dezelfde grenzen als de tegenwoordige gemeente Roon behalve aan de oost zijde tegen Karnisse: de grensscheiding werd daar gevormd door een rechte lijn, raaiende van de toren van Rotterdam op die van Heinenoord en ten noorden van de Oude Maas (Tegenwoordige Staat XVII, blz. 381).

De Ambachtsheerlijkheden Oud-Beijerland, Nieuw-Beijerland en Zuid-Beijerland hadden de grenzen van de tegenwoordige gemeenten van die namen (ook op de Kaart van de Hoekse Waard van Kips, 1835). Tot de eerste behoorde de Beerpolder, op een eilandje aan de overzijde van het Spui, tot de laatste het eilandje Tien Gemeten, waarvan nog alleen de Oude Polder bedijkt was (van der Aa Woordenboek).

Onder het Baljuwschap van Strijen had de grote Ambachtsheerlijkheid Strijen dezelfde grenzen als de tegenwoordige gemeente van die naam, behalve wat betreft een klein gedeelte waarin Strijensas ligt, dat tot de Hooge Heerlijkheid Niervaart of de Klundert behoorde. Dit gedeelte, door de doorbraak van 1421 van de Klundert gescheiden, heeft in de 19e eeuw een afzonderlijke gemeente uitgemaakt, welks oppervlakte (220 ha.) echter grotendeels in het water (Hollands Diep) lag en is bij de Wet van 11 Juli 1855 met Strijen verenigd. De grenzen zijn genomen naar de Kaart van Kips. Volgens de Kaart van Mr. S. Muller Hzn. De Staatkundige Indeling in 1794 van het grondgebied van Nederland zou een stuk ten zuiden van het Hollands Diep, tussen de Wechsloot (nu Poldervlietje) en de Meeren (nu Heerenhuise Vlietje en Meervliet) zie de Kaart van Corn. Pietersz. van de Landen gelegen onder de Lage Zwaluwe van 1561 (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 1822) de zogenaamde Strijense Zwaluwe, mede tot Strijen behoord hebben. Maar noch de Tegenwoordige Staat noch van der Aa maken hiervan melding en op de Kaart van een gedeelte van de landen onder de jurisdictie van de Klundert op last van de Commissie van de Verponding januari 1809 vervaardigd door H. Vogel (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 1773) is dat gedeelte onder Zwaluwe getekend. Ik heb het dus ook onder deze laatste Heerlijkheid getekend en slechts met dunne zwarte stippellijntjes aangeduid.

De Ambachtsheerlijkheid Kromstrijen omvatte de tegenwoordige gemeenten Numansdorp en Klaaswaal. In 1663 werd zij ten aanzien van de Lagere rechtspraak gesplitst in twee gebieden : Klaaswaal (Oud-, Nieuwen Klein Kromstrijen) en Numansdorp (Groot-Kromstrijen en Numansdorp), elk met een rechtbank van 7 schepenen. Zij hadden dezelfde Schout en Secretaris (Welker. Geschiedenis van Cromstrijen, blz. 100 e. v.).

De Ambachtsheerlijkheden Westmaas en Groep, later tot één gemeente verenigd, hebben daarvóór elk een afzonderlijk bestuur gehad (Regtelijke Beschrijving van de Hoeksche Waard, blz. 235). Voor elke heerlijkheid nam ik de kadastrale sectie van dien naam, de grens loopt langs het overblijfsel van de dichtgeslibde oude Maas, den Vliet (Kips. Atlas Hoeksche Waard). Van de tegenwoordige gemeente Maasdam was de sectie B de Ambachtsheerlijkheid Sint Antoniepolder, de sectie C de Ambachtsheerlijkheid Cillershoek (een smalle strook langs den oude Keizersdijk) en de sectie A de Ambachtsheerlijkheid Maasdam, deze laatste echter onder het Baljuwschap van Zuid-Holland.

De Ambachtsheerlijkheid ’s Gravendeel en Leerambacht besloeg het oppervlak van de tegenwoordige gemeente ’s Gravendeel. Het eigenlijke Le(d)erambacht vormde een klein gedeelte, omvattende het grootste, oostelijk deel van het dorp met de haven, zoals is aangeduid naar de Kaart van de Ambachten van Dubbeldam en Mijl en annexe polders van Mattheus van Nispen van 1673 (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 2194).

Ten zuiden van het Hollands Diep lagen de Hooge Heerlijkheden van de Niervaart (de Klundert) en Zevenbergen binnen de grenzen van de tegenwoordige gelijknamige gemeenten. Wel zegt de Tegenwoordige Staat (XVII, blz. 221), dat de grensscheiding tussen die beide door de Roode Vaart gevormd werd, maar dat is onjuist, want het gedeelte van de tegenwoordige gemeente de Klundert ten oosten van die vaart is juist de moerdijk „de Overdrage”, die in 1377 uitgegeven werd met omliggende gronden (zie Hingman. De Maas en de Dijken van de Zuid-Holl. Waard in 1421, blz. 42 en de kaart). Dit blijkt trouwens ook duidelijk uit de Kaart van de Heerlijkheid Niervaart van J. J. Simonsz van 1617 (Rijks-archief, ’s Gravenhage No. 1764) en ten dele ook uit een kaart van de limietscheidingen tussen de Klundert, Zevenbergen, enz. van de 18e eeuw (Ald., No. 1732) en uit de Kaart van de Nassausche en andere polders, opgemeten op last van de Commissie van de Verponding van A. C. van Haeften van 1807 (Ald., No. 1818).

De Hooge Heerlijkheid van de Zwaluwe bestond uit de Hooge en Lage Zwaluwe, die elk een bijzondere Baljuw en Schout, dus afzonderlijke Lagere en Hogere rechtspraak hadden (Tegenwoordige Staat VII, blz. 227). De westelijke grens was de Heerenhuische en de Meervliet (vroeger de Meeren) blijkens de Kaart van de Hooge en Lage Zwaluwe van A. Ups van 1624 (Ald., No. 1832). Op deze kaart zijn de gronden met twee verschillende kleuren aangeduid, waarschijnlijk de gebieden van de Hooge en van de Lage Zwaluwe. De grenzen heb ik met fijne zwarte streepjes aangegeven, daar ik er niet geheel zeker van ben. Dan zou echter een stukje in ’t westen van de tegenwoordige gemeente Drimmelen tot Lage Zwaluwe behoord hebben.

De Hooge Heerlijkheid Geertruidenberg bestond uit de stad en haar onmiddellijk rechtsgebied en tot Ambt Made, rechterlijk ook geheel daaronder behorend. De westelijke grens was vroeger enigszins anders dan nu en is overgenomen van de Kaart van de landen gelegen onder Geertruidenberg, Made en Drimmelen van M. C. van Innevelt van 1641 (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 1743). De grens tussen Made en Drimmelen, die in 1811 verenigd zijn, is ook naar die kaart genomen. De oostelijke grens tegen Raamsdonk is genomen naar de Kaart van de limieten van Geertruidenberg en Raamsdonk van Jac. Sperwer van 1740 (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 1748), nl. tot den Zuider Dongedijk bij Sandoel; voorts de oostelijke grens van den Karthuizers Polder, nu ook de gemeentegrens.

 

Baljuwschap van Zuid-Holland. Hoeksche Waard en Eiland van Dordrecht.

Voor de grenzen van de Ambachtsheerlijkheid Mijnsheerenland van Moerkerken zijn genomen die van de tegenwoordige gemeente van dien naam; ook die van de Ambachtsheerlijkheid Heinenoord, maar na aftrek van Godschalksoord; de grens tussen deze beide is overgenomen van de meergenoemde kaart van Kips van 1835, toen Godschalksoord nog een afzonderlijke gemeente was.

De Ambachtsheerlijkheid Maasdam bestond uit de sectie A van de tegenwoordige gemeente van die naam, daar deze overblijft als men er de Sint Antonie Polder met buitengronden en Cillershoek afneemt (zie boven, blz. 102), genomen naar de Kaart van Kips.

Ook de Ambachtsheerlijkheid Puttershoek kwam met een deel van de tegenwoordige gemeente van dien naam overeen, als men er nl. het oostelijk deel afneemt, dat tot de Ambachtsheerlijkheid de Mijl behoorde. Deze laatste, die blijkens de Kaart van Kips in 1835 nog een afzonderlijke gemeente vormde, strekte zich ook uit buiten, het eiland, op de Krabbe en aan de overzijde van het Mallegat op het Eiland van Dordrecht, waar zij uit twee stukken bestond. De grenzen zijn genomen naar de Kaart van de ambachten Dubbeldam en de Mijl en aanliggende polders van M. van Nispen van 1673 (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 2194).

Naar deze zelfde kaart zijn getekend de grenzen van het stadsgebied van Dordrecht en van de Ambachtsheerlijkheden Wieldrecht, Dubbeldam en Merwede, alle (de laatste gedeeltelijk) op het Eiland van Dordrecht gelegen (zie ook de kaart van een gedeelte van de Aloysenpolder, enz. van Jac. Sperwer van de 17e eeuw Ald., No. 2196). Ook zijn naar die kaart genomen de grenzen van de Heerlijkheid Twintighoeven, nog voor een klein deel op dit eiland gelegen, maar grotendeels verdronken (zie ook de Kaart van een gedeelte van Twintighoeven van P. Ketelaar van 29 Augustus 1785, Ald., No. 2198).

ten Zuiden van de Biesbosch en de Merwede.

De Ambachtsheerlijkheden Drimmelen en Stanthazen (zie hiervoor bij Geertruidenberg).

De Ambachtsheerlijkheid Dussen-Muilkerk de noordelijke grens (tussen Muilkerk en Ganswijk) is iets anders dan die ban de tegenwoordige blijkens de Kaart van Altena van Balthasar Floris van Berkenrode van 1637 (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 1398).

De grenzen van de Ambachtsheerlijkheid Dussen-Munsterkerk zijn genomen naar de Kaart van de heerlijkheden van Dussen-Munsterkerk en Dussen-Muilkerk van G. v. d. Hulst van 21 April 1651 (Rijks-archief ’s Gravenhage No. 1410).

Van de Ambachtsheerlijkheid Werkendam zijn de zuidelijke en oostelijke grenzen genomen naar de genoemde kaart van Balthasar Floris van 1637. Zie ook de Kaart van de ambachten van Werken, Werkendam en Sleeuwijk van 1554 (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 1428) en die van de landen gelegen onder Werkendam van P. Sluyier van 1554 (Ald., No. 1429).

In de Langstraat.

Voor de grenzen van de Ambachtsheerlijkheid Besoyen zijn genomen de grenzen van de voormalige gemeente van die naam, toen zij nog niet verenigd was met Zuidewijn-Kapelle en Nederveen-Kapelle, nog voorkomend in den Gemeente-atlas van J. Kuyper.

De Ambachtsheerlijkheid Sprang binnen de tegenwoordige gemeentegrenzen.

De Ambachtsheerlijkheid Vrijhoeve-Kapelle, lag ook binnen de tegenwoordige gemeentegrenzen, blijkens een kaart van de Situatie van de Heerlijkheid Vrijhoeve-Kapelle, enz. door F. A. Ketelaar, 1764 (Coll. Bod. Nijenhuis, Port. 7, No. 68).

De Ambachtsheerlijkheid Zuidewijn-Kapelle. De zuidelijke grens ten westen van Sprang en Vrijhoeve-Kapelle liep, evenals die van de volgende twee ambachten, langs de Oude Straat. De westelijke grens tegen Nederveen-Kapelle is overgenomen van de Kaart van het grootste en voornaamste gedeelte van ’s Grevelduin-Kapelle van P. A. Ketelaar van 1771 (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 1452).

De Ambachtsheerlijkheid Nederveen-Kapelle bevatte de 5 delen, opgegeven bij van van de Aa. Het zuidelijk gedeelte van de westelijke en oostelijke grenzen komt dus overeen met die van de hierboven genoemde Kaart van ’s Grevelduin-Kapelle van Ketelaar van 1771. De Ambachtsheerlijkheid ’s Grevelduin-Kapelle zou volgens den Tegenwoordige Staat der Nederlanden (VII, blz. 246) aan de oostzijde gegrensd hebben aan Vrijhoeve-Kapelle en aan Bezooien, maar dit kan niet, als zij blijkens genoemde kaart van de Coll. Bod. Nijenhuis de gedaante en omvang van de tegenwoordige gemeente had. Houdt men echter hieraan vast, dan grensde de heerlijkheid Zuidewijn-Kapelle ten zuiden aan Sprang, Vrijhoeve-Kapelle en ’s Grevelduin-Kapelle, wat volgens van der Aa het geval was. Ook geeft de Tegenwoordige Staat op dat ’s Grevelduin-Kapelle ten zuiden aan Vrijhoeve-Kapelle en dit ten noorden aan ’s Grevelduin-Kapelle grensde (VII, 246 en 248), wat volgens genoemde grensbepaling van Vrijhoeve-Kapelle niet kan; waarschijnlijk is echter voor de heerlijkheid de polder van die naam genomen, die zich ook ten westen van de Hooge Vaart uitstrekt, tot aan de Loonschen Dijk in het Zuiden.

De grenzen van de Ambachtsheerlijkheid Groot-Waspik zijn genomen naar de Kaart van de Oostpolder onder Groot-Waspik (No. 1465- Rijks-archief ’s Gravenhage ), behalve die tussen Groot- en Klein-Waspik, die ik naar de plaats van het inschrift van de namen (ook op de Top. Kaart) aldus langs de Kerkvaart, enz. aangegeven heb.

Van Raamsdonk waren de zuid grenzen de tegenwoordige (Kaart van de Limieten van Raamsdonk en Oosterhout van Anemaat, van 1708 Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 1460); voor die tegen Geertruidenberg, zie bij Geertruidenberg.

De oostelijke grenzen nam ik naar de Kaart van de Limieten van Geertruidenberg en Raamsdonk door J. Sperwer van 1740, de Kaart van de heerlijkheid Niervaart van J. J. Simonsz. van 1617 en de Kaart van de Nieuwendijk en Zandberg, enz. van de 17e eeuw (Rijks-archief ’s Gravenhage , Nos. 1748, 1764 en 1765)

De Hooge Heerlijkheid ’s Gravenmoer had dezelfde grenzen als de tegenwoordige gemeente blijkens de Kaart van de gemeente ’s Gravenmoer van van der Hout van 1807 (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 1451).

Zwijndrechtsche Waard.

De ingewikkelde indeling van de ambachtsheerlijkheden in deze Waard heb ik toch nauwkeurig kunnen aangeven door middel van een getekende Kaart van de Zwijndrechtsche Waard van P. van Eek van 1811 (Rijks Archief, ’s Gravenhage No. 2178). Hierop zijn weliswaar slechts enkele grenzen getekend en de ligging van de heerlijkheden is overigens door inschriften aangegeven, maar de ontbrekende grenzen zijn blijkbaar later met potloodlijnen daarop gebracht.

De Ambachtsheerlijkheid Heerjansdam het deel van de tegenwoordige gemeente van die naam ten noorden van den Devel. De Ambachtsheerlijkheid Kleine Lind. Deze bestond uit 3 stukken : het gedeelte van de tegenwoordige gemeente Heerjansdam ten zuiden van de Devel en twee kleine stukken, gelegen midden in de Ambachtsheerlijkheid Groote Lind. De Ambachtsheerlijkheid Groote Lind, ten zuiden en ten oosten van de Devel tot aan de Ambachtsheerlijkheid Meerdervoort aan de oostzijde. Aan de zuid zijde grensde zij slechts ten dele aan de Oude Maas, overigens aan een kil die haar scheidde van buitengronden, welke aan de Grafelijkheid behoorden (op de Kaart van 1811; „aan de Nationale Domeinen”).

De Ambachtsheerlijkheid Meerdervoort naar de grenzen in potlood op de kaart.

De Ambachtsheerlijkheid Zwijndrecht of Schobbelands-Ambacht. Blijkens de aangeduide grenzen lag het Slot Develstein daarin (ook in de Tegenwoordige Staat aldus vermeld, XVII, blz. 368).

De Develpolder, in een sterke bocht van den Devel behoorde toen dus ook daartoe; eerst later is hij aan de gemeente Heer Oudelandsambacht toegevoegd. Het ambacht was dus klein, slechts 175 morgen 597 roeden, wat juist uitkomt. Tussen de Devel en de Langen Weg (Rotterdam—Dordrecht) grensde de heerlijkheid Zwijndrecht overigens niet aan die van Heer-Oudelandsambacht, maar was daarvan gescheiden door een stuk volgerland van Rijsoord en Strevelshoek.

De Ambachtsheerlijkheid Heer Oudelandsambacht, ten oosten begrensd door de Poortjessteeg, ten westen door de Munnikkesteeg tegen de ambachtsheerlijkheid Kijfhoek.

De Ambachtsheerlijkheid Kijfhoek, tussen die van Oudelandsambacht en van Heerjansdam en evenals deze beide ten zuiden tegen den Langeweg gelegen. Ten noorden van de Langeweg tegen de Noord lag een grote oppervlakte volgerlanden van de andere ambachten (dus behalve van Rijsoord en Strevelshoek). Daar grensden dus toen Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht niet als de tegenwoordige gemeenten van die naam aan die rivier.

De Ambachtsheerlijkheid Hendrik-Ido-Ambacht en de Oostendam (het noordelijk deel) en Schildmanskinderen-Ambacht (het oostelijk deel) zie de kaart lag ten westen van die volgerlanden tot Sandelingen-Ambacht; de rechte grenslijn begon aan de Langen Weg tegenover de Munnikkesteeg.

De grens van de Ambachtsheerlijkheid Rijsoord tegen die van Sandelingen-Ambacht was de poldergrens (Rijsoordsche Steeg), terwijl de grens tussen de Ambachtsheerlijkheden Rijsoord en Strevelshoek, die op genoemde kaart niet voorkomt, genomen is van de Kaart van de Heerlijkheid Rijsoord, enz. van M. van Nispen van 1711 (Rijks Archief, ’s Gravenhage , No. 2176).

In de Riederwaard.

De Ambachtsheerlijkheid Ridderkerk lag ten noorden van de Waal, geheel binnen de grenzen van de tegenwoordige gemeente. Ten westen daarvan aan de Nieuwe Maas de Ambachtsheerlijkheid Oost-IJsselmonde, alleen bestaande uit de polder van die naam, dus binnen zijn dijken (van der Aa. Geografisch Woordenboek. op IJsselmonde-Oost), terwijl Polder Klein-Nieuwland ten westen daarvan tot de Ambachtsheerlijkheid West-IJsselmonde behoorde. Deze laatste had tot westgrens de grens van de vroegere gemeente IJsselmonde, dus voordat de Varkenoordsche Polder bij Rotterdam was getrokken (Gemeente Atlas Kuijper) tot de scheiding met het Land van Putten (Zie boven bij Charlois). Ten westen van Ridderkerk en ten zuiden van IJsselmonde lagen de Ambachtsheerlijkheden Oost-Barendrecht, West-Barendrecht en Karnisse, de beide eerste gescheiden door de Oostweg, de beide laatste door de Karnisseweg (Atlas Kips Hoeksche Waard, 81. Heinenoord en de Kaart van het oude en nieuwe land van Barendrecht van de 17e eeuw Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 2126). De oppervlakken van resp. 720, 640 en 620 morgen komen dan juist uit.

De Krimpenerwaard.

De grenzen van de ambachten en heerlijkheden zijn in het algemeen genomen naar die op de Kaart van het Hoogheemraadschap van de Crimpenrewaard. De grens tussen Krimpen aan de Lek en Krimpen aan de IJssel, op die kaart door een rechte lijn voorgesteld, is ook blijkens de perceelsindeling mistekend; bedoeld is de grens tussen de tegenwoordige gemeenten. De Hooge Heerlijkheden van Lekkerkerk en Zuidbroek, eenmaal met andere delen van deze waard tot de Hooge Heerlijkheid van de Lek behorende, is in het laatst van de 17e of begin 18e eeuw daarvan gescheiden. Dit waren twee ambachten en ik meen uit de overeenkomst van 1687 betreffende de Hooge Jurisdictie, die toen aan den Heer van de Lek werd toegewezen (Groot Plakkaatboek IV, blz. 364 e. v.), te moeten opmaken, dat zij ook elk een eigen Lager gerecht hadden en heb ze daarom als zodanig getekend. Zeker weet ik dit echter niet.

In de Hooge Heerlijkheid van Bergambacht, ’s Heer-Aertsberg en Ammerstol hadden de beide eerste samen en Klein Ammers (Ammerstol) een eigen civiele rechtbank, al vormden zij samen één ambachtsheerlijkheid. Daarom is op de Kaart van het Hoogheemraadschap het gebied van Klein Ammers waarschijnlijk niet in het bijzonder aangeduid. Voor de grenzen zijn die van de tegenwoordige gemeenten genomen.

Onder het rechtsgebied van den Baljuw van Beloois, dezelfde als die van de steden Schoonhoven en Haastrecht, behoorden behalve Vlist en Bonrepas (Boenderpas) ook de oostelijke delen van Stolwijk en van Bergambacht. Welke echter de westelijke grenzen van dat gebied aldaar waren heb ik niet met zekerheid kunnen vaststellen. Zij zijn op de Kaart van het Hoogheemraadschap niet aangeduid, maar wel zijn de oostelijke delen van Bergambacht aangegeven door de inschriften „Onder Belois” en „’t Over-Rot van Belois”. Na het kinderloos sterven van Jan van Blois werd 25 februari 1397 Johan van Arkel beleend met het dagelijksch gerecht van den Oosteinde van Stolwijk (Repertorium der Leenen van Holland Rijks-archief ’s Gravenhage ), het westeinde bezaten de van Arkels toen reeds lang. Dat „Oosteinde” zal dan het gedeelte onder Belois geweest zijn, dat onder de Hooge Vierschaar daarvan bleef. Het zal vermoedelijk bestaan hebben uit de polders Bovenkerk en Laag Schonauwen en daarnaar heb ik de grens tussen de Baljuwschappen van Zuid-Holland en van Belois getekend, zeker is die grens dus niet. Tot het gebied van de Stede van Haastrecht is ook Rozendaal gerekend, een polder aan den IJsel ten oosten van de Vlist (dus in de Loopikerwaard), ten oosten grenzend aan de Hooge Heerlijkheid Vliet. Wel staat op de Kaart van het Hoogheemraadschap de oostelijke grens van Haastrecht langs de westzijde van Rozendaal getekend, alsof dit laatste onder de heerlijkheid Vliet behoorde, wel staat op de Kaart van de Loopikerwaard van D. W. C. Hattinga (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 3034) van 1774 een afzonderlijke „Heerlijkheid Rozendaal” aangegeven, maar Rozendaal kan niet tot Vliet behoord hebben, daar dit laatste slechts 112 morgen groot was (Rozendaal alleen ongeveer = 480 morgen) en van een afzonderlijke heerlijkheid Rozendaal is noch in den Tegenwoordige Staat noch bij van der Aa noch elders iets te vinden. In het Repertorium der Leenen van Holland vindt men in stukken van 1329 en 1434: „in den Lande van Haastrecht m Rosendaal”. Ook kan de gehele oppervlakte van Haastrecht volgens de Kohieren der verponding alleen dan 1564 morgen zijn, als Rozendaal erbij gerekend wordt, anders zou dat aantal morgens juist 480 morgen te groot zijn. Om al deze redenen heb ik Rozendaal als een deel van Haastrecht getekend.

Alblasserwaard.

Op de oude kaarten, o.a. op die van Abel de Vries van 1716, staan de grenzen van de heerlijkheden niet aangegeven; wel zijn deze door inschriften aangeduid en hier en daar staat; „onder Giessen”, „onder Hardinxveld”, enz. Er bestaat hier echter een ander hulpmiddel: de polders zijn nl. in deze streken door de dorpsbesturen aangelegd; in het algemeen bestaan de heerlijkheden dus uit één of meer polders, die veelal den naam daarvan dragen. Zo bestaat bv. Papendrecht uit de Papendrechtschen Polder, Brandwijk en Gijbeland uit den Brandwijkschen Polder en den Gijbelandschen Polder, Hofwegen uit den Noordzijdschen en uit den Zuidzijdschen Polder van Hofwegen (ten noorden en ten zuiden van de Alblas), enz. De tegenwoordige gemeentegrenzen liggen nog grotendeels langs de polderkaden. Enige polders zijn echter waarschijnlijk gesplitst of ook wel zijn er twee tot één waterstaatkundige polder verenigd.

Sliedrecht bestond uit drie ambachtsheerlijkheden; Sliedrecht in ’t midden, ten oosten daarvan Naaldwijk en ten westen Lokhorst met Niemandsvriend. Deze hadden elk een eigen ambachtsheer, waarschijnlijk ook een eigen gerecht. De grenzen daartussen heb ik echter nergens kunnen vinden. Samen vormden zij Polder Sliedrecht, het deel van de tegenwoordige gemeente ten noorden van de Merwede.

De Ambachtsheerlijkheid Alblas (Oud-Alblas) bestond uit de Noord- en Zuidzijdsche Polders en den Nes Polder (in een bocht van de Alblas). De Ambachtsheerlijkheid Alblasserdam omvatte de tegenwoordige gemeente van die naam, daar zij bestond uit de polders Blokweer, Korteland en Vinkepolder en de buitengronden ten westen van de Noord voor Ridderkerk tot de oude grotendeels verlande geul der Merwede, nu gedeeltelijk de Haven van Ridderkerk, waarop vroeger het dorp Donkersloot lag (Tegenwoordige Staat VII, blz. 421) en door den vloed van 1375 er van gescheiden.

De Ambachtsheerlijkheid Nieuw-Lekkerland. De tegenwoordige gemeente (Polder Nieuw-Lekkerland en boezemlanden bij het Elshout).

De Ambachtsheerlijkheid Streefkerk. De tegenwoordige gemeente (Polders Streefkerk, Kortenbroek en Langenbroek).

De Ambachtsheerlijkheid Molenaarsgraaf. De tegenwoordige gemeente (Polder Molenaarsgraaf).

De Ambachtsheerlijkheid Brandwijk en Gijbeland. De tegenwoordige gemeente (Polders Brandwijk en Gijbeland).

De Ambachtsheerlijkheid Bleskensgraaf. De tegenwoordige gemeente (de Noord- en Zuidzijdsche Polders van Bleskensgraaf en de Zevenhovensche Polder).

De Ambachtsheerlijkheid Giesen-Oudekerk, bestaande uit den Polder van Giesen-Oude Bovenkerk.

De Ambachtsheerlijkheid Giesendam, bestaande uit de Polder Giesen-Oude Benedenkerk. De beide laatste heerlijkheden vormden de tegenwoordige gemeente Giesen-Oudekerk.

De Hooge Heerlijkheid Nieuwpoort, waarin de stad, de tegenwoordige gemeente van die naam.

De Baronie van Liesveld, omvattend vier schoutambachten: Gelkenes (Polder Gelkenes behalve een klein deel onder Nieuwpoort), Ammers-Graveland, Achterland en Peulwijk(Polder Ammers-Graveland behalve een klein deel onder Nieuwpoort, en Polder Achterland en Peulwijk de beide laatste nu vormend de gemeente Groot-Ammers), Otteland (Ottelandsche Polder) en Peursum (Polder Peursum).

De Hooge Heerlijkheid Papendrecht met Zuider-Matena, de tegenwoordige gemeente (Polder Papendrecht met Zuid-Matena en buitenlanden).

De Hooge Heerlijkheid Wijngaarden met Ruigbroek, de tegenwoordige gemeente (Polders Wijngaarden en Ruigbroek).

De Hooge Heerlijkheid Giesen-Nieuwkerk, de tegenwoordige gemeente (Polder Giesen-Nieuwkerk). De Hooge Heerlijkheid Hofwegen (Noodzijdsche en Zuidzijdsche Polder van Hofwegen). De Hooge Heerlijkheid Slingeland, bestaande uit Neder-Slingeland, dat met Over-Slingeland één polder en tegenwoordig met Peursum de gemeente Peursum vormt.

De Hooge Heerlijkheid Laag-Blokland, bestaande uit den Polder Laag-Blokland, Noodzijde en Zuidzijde.

De Hooge Heerlijkheid Goudriaan, de tegenwoordige gemeente (Oud en Nieuw-Goudriaansche Polders). De Hooge Heerlijkheid Noordeloos, bestaande uit den Polder Noordzijde van Noordeloos en uit Over-Slingeland.

De Hooge Heerlijkheid Hardingsveld, de tegenwoordige gemeente Hardingsveld (Boven- en Beneden-Hardingsveldsche Polders en buitengronden langs de Merwede).

Land van Altena.

Van deze landstreek bestaat een Kaart van het Land van Altena met alle de daarin gelegen polders van Balthasar Florisz. van Berkenrode van 1637, aanwezig op het Rijks-archief te ’s Gravenhage (No. 1398). Op deze kaart zijn alle gerechtsbannen duidelijk in kleuren getekend en daarvan zijn de grenzen hier overgenomen. Op te merken valt alleen, dat de aangedijkte landen buiten de Uppelsche Dijk, het zogenaamde Nieuwland van Altena, tot de drie aangrenzende ambachtsheerlijkheden van de Werken, Almkerk en Emmikhoven behoorden; dat de Nieuwe Ban en de Oude Ban onder het rechtsgebied van de stad Woudrichem lagen en dat een klein afzonderlijk stukje van Sleeuwijk ten zuiden van den Nieuwen Ban lag.

Land van Heusden.

De stad Heusden had, voor zover ik kon nagaan, buiten hare vesten geen rechtsgebied; de grenzen liepen langs den teen van het glacis. Bovendorpen op den linker oever van de Maas boven Heusden en van het Oude Maasje. De grenzen van de Ambachtsheerlijkheden Herpt en Berne, Hedikhuizen, Vlijmen en Engelen zijn gelijk genomen aan die van de tegenwoordige gemeenten van die namen. Dit is ook het geval met de Hooge Heerlijkheid Baardwijk, behoudens de noordwestelijke grens, die vóór het tot stand komen van de Bergsche Maas langs het Oude-Maasje liep.

De Hooge Heerlijkheid Oud-Heusden, Elshout en Hulten eveneens, maar met de zuidelijke uitloper van het leengoed Hulten, overgenomen van de Kaart van de Meijerij van ’s Hertogenbosch, enz. van Verhees van 1794.

De Hooge Heerlijkheid Onzenoord (Hondsoirde). De tegenwoordige gemeente Nieuwkuik bestaat uit de voormalige resp. Brabantse en Hollandse Hooge Heerlijkheden Nieuwkuik en Onzenoord. Hierdoor zijn de noordelijke, zuidelijke en oostelijke grenzen van Onzenoord reeds bepaald, terwijl de voormalige westelijke grens tegen Nieuwkuik te vinden is op de Kaart van Verhees. De grootte van ruim 79 ha. komt juist uit.

Benedendorpen.

De Ambachtsheerlijkheid Veen. De grenzen waren gelijk aan die van de tegenwoordige gemeente, behalve wat betreft een deel van de oostelijke grens tegen Wijk, die iets oostelijker liep langs de Groene Steeg (D. Schellincx. Kaart van de landen in den ban van Wijk, enz. van 1610 en 1613 Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 1449), terwijl een klein deel van de zuidelijke grens in Polder de Slagen en Zwaansheuvel iets noordelijker lag (Kaart van de landen van Biesheuvel, enz., 18 .. Ald., No. 1439).

De Ambachtsheerlijkheid Wijk grensde ten noorden aan Veen tot en met Biesheuvel in het westen. De zuidelijke grens tegen Eeten was de tegenwoordige, tegen Genderen slechts ten dele, zodat „Tusschen de Stegen tot Genderen behoorde (No. 1439) en tegen Aalburg de zuidgrens van den Polder van Wijk (Waterstaatskaart en No. 1449)- Binnen dat gebied lag echter als enclave ten oosten tegen Biesheuvel hel Hakkeveld, verdeeld in 3 delen, waarvan het middelste tot Aalburg, de beide andere tot Heesbeen behoorden (Nrs 1439 en 1449).

De Ambachtsheerlijkheid Aalburg grensde ten noorden aan Wijk (zie Wijk), ten zuidwesten en westen met de grens van de tegenwoordige gemeente tegen Heesbeen. Zij omvatte dus Polder Aalburg behalve een klein westelijk deel, dat zeker tot Heesbeen behoorde, daar het nu nog administratief een deel van Polder Heesbeen uitmaakt (Waterstaatskaart, 81. Geertruidenberg 2).

De Ambachtsheerlijkheid Heesbeen. Voor de grens tegen Aalburg zie bij deze ambachtsheerlijkheid. De westelijke grens tegen Genderen was die tussen de polders Heesbeen en Genderen en tegen Doeveren de oostelijke grens van den Binnenpolder van Doeveren, tevens oostelijke grens van de gemeente Drongelen, zoals die was vóór het tot stand komen van de Bergsche Maas (o. a. bij Kuyper, Gemeente-Atlas).

De Ambachtsheerlijkheid Genderen. ten oosten de reeds beschreven grens tegen Heesbeen, ten zuiden tegen Doeveren (Binnenpolder van Doeveren, gemeente Drongelen), ten noorden de tegenwoordige gemeentegrens met toevoeging van tussen de Stegen. Voor de westelijke grens nam ik de grens tussen de Polder van Eeten en de Genderensche Polder (met de Genderensche Beemden in het Noordwesten)

De Ambachtsheerlijkheid Doeveren. De Binnenpolder van Doeveren en buiten den Ouden Maasdijk tot het Oude Maasje de Oude Waag behalve een stukje aan de westelijke zijde, dat tot de Brabantsche Hooge Heerlijkheid Gansoijen behoorde en dat genomen is naar de Kaart van Verhees.

De Ambachtsheerlijkheid Drongelen. De gemeente Drongelen vóór het tot stand komen van de Bergsche Maas, behalve 1°. de boven omschreven Ambachtsheerlijkheid Doeveren, 2o. de Hooge Heerlijkheid Gansoijen, bestaande behalve uit een buitendijks deel (Verhees) uit de binnenpolder van Gansoijen, 3 °. de tot Brabant behorende Ambachtsheerlijkheid Haagoord, waarvan de noordoostelijke grens was die van het poldertje Haagoord tegen de Rooische Polder.

De Ambachtsheerlijkheid Babyloniënbroek. De westelijke grens tegen de Ambachtsheerlijkheid de Hille naar de Kaart van Altena van Balthasar Florisz. van 1637 (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 1398); ten noorden. tegen Waardhuizen, Giesen, Andel en Veen, ten oosten tegen Biesheuvel, ten zuiden tegen de Hooge Heerlijkheden Meeuwen en Eeten. Zie Ald. De Hooge Heerlijkheid Eeten. Het gebied van de Eetensche Polder.

De Hooge Heerlijkheid Meeuwen. Het gebied van de tegenwoordige gemeente Meeuwen ten zuiden van Babiloniënbroek en behalve het gebied van Haagoord (zie bij Drongelen).

Vijfheerenlanden (gedeelte onder Holland).

1. Land van Arkel.

Het Schoutambt Schelluinen. De tegenwoordige gemeente en misschien nog een strook ten zuiden daarvan tot de Merwede. Zie bij Gorinchem.

Het Schoutambt Arkel en Rietveld. De tegenwoordige gemeente, omvattend de Polder Arkel met buitenlanden en de Rietveldsche Polder (boven de Zouwe) en buitenlanden. Schoutambacht Hoornaar. De tegenwoordige gemeente, omvattend de oude polder Hoornaar (nu uitgebreid). Schoutambacht Hoog-Blokland. De tegenwoordige gemeente, omvattend de polders Lage en Hooge Beemd, Het Oudland en Kort Scheiwijk. Schoutambacht Leerbroek, Reierskoop en Middelkoop. De tegenwoordige gemeente Leerbroek (Polder Middelkoop).

Schoutambacht Nieuwland, bestaande uit de polders Lang en Kort Nieuwland (nu één).

Schoutambacht Oosterwijk. Het deel van de tegenwoordige gemeente Kedichem, ingenomen door de Oosterwijkse Polder en buitenlanden langs de Linge.

Schoutambacht Kedichem. Het deel van de tegenwoordige gemeente Kedichem, ingenomen door de Kedichemse Polder en buitenlanden langs de Linge.

2. Graafschap Leerdam.

De grenzen zijn afgeleid uit de zeven delen die het omvatte met het eigenlijk stadsgebied of het recht van ter Lede (Treffelee), nl. de polders Hoog-Leerbroek, Loosdorp en de Meent; al die delen zijn op de kaart aangeduid. De grenzen van de Ambachtsheerlijkheid Schoonderwoerd sloten slechts een zeer klein gebied in. Zij liepen langs enige wateringen of sloten die het dorp omringen. Zij zijn genomen naar de Kaarten zonder bepaalden titel uit de Coll. Bod. Nijenhuis. Port. 21, Nos 68 en 69.

De Baronie van Acquoy strekte zich uit tot de grenzen van Gelderland en omvatte de Acquoyse Lage en Hooge Polders volgens de Kaart van de Graafschappen Buren en Culemburg, enz. van Perrenot van 1761.

 De Hooge Heerlijkheid Spijk omvatte het Hooge Veld en het Spijkse Veld en buitenlanden; de grenzen zijn genomen naar de Landkaart van de Thielerwaard van Bachiene van circa 1762. De oppervlakte is veel groter dan 250 Morgen, zoals de Tegenwoordige Staat opgeeft (XVII, blz. 5I0)nl. ruim 600 M. 3. Land van Vianen. De grenzen van het gehele gebied zijn aangeduid op de genoemde kaart van Buren en Kuilenburg van Perrenot en ook op de Kaart van de Vijfheerenlanden van 1741- De heerlijkheden en schoutambten daarbinnen zijn alle met wateringen of kaden omringd, zodat daardoor in verband met de inschriften de grenzen konden worden bepaald.

De Hooge Heerlijkheid Ameide en de Ambachtsheerlijkheid Tienhoven. Voor beide nam ik de gemeenten van dien naam, voor Tienhoven dus de Tienhovense Polder met de buitenlanden.

De Baronie van Asperen en de Hooge Heerlijkheid Heukelom. De grenzen zijn genomen naar de Kaart van de Thielerwaard van Bachiene. De grens tussen beide was de Vliet, zodat nog een smalle strook van den Asperense Polder tot Heukelom behoorde (nu nog de administratieve grens tussen de Polders van Asperen en van Heukelom). Daar Leyenburg alleen uit het Huis met het gehucht van dien naam bestond, zal de westelijke grens tegen Heukelom wel de Heukelomse Zeevang (oostelijke polderkade) geweest zijn.

De grenzen van de Hooge Heerlijkheden Jaarsveld, Rabauw, Zevender en Zuid-Polsbroek zijn genomen naar de Kaart van de Loopikerwaard van D. W. C. Hattinga van 1774 (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 3034).

De Hooge Heerlijkheid Jaarsveld kwam overeen met de tegenwoordige gemeente, de Hooge Heerlijkheden Kabauw en Zevender besloegen met Willige Langerak (Utrecht) de tegenwoordige gemeente Willige Langerak.

De Hooge Heerlijkheid Zuid-Polsbroek was de Zuid-Polsbroeker Polder. Naar deze zelfde kaart zijn getekend de grenzen van de Baronie van IJselstein en die van de drie schoutambachten waaruit die bestond.

De grenzen van de Hooge Heerlijkheden behorend aan Gouda: Bloemendaal, Kort Haarlem en Willens, Vrijhoef met Kalverbroek en het Land van Stein zijn getekend naar de Kaart van het Hoogheemraadschap Rijnland, vern. 1746; alleen is de oostelijke grens van Stein iets meer westelijk genomen, zie hiervoor bij Utrecht onder Hooge Heerlijkheid Oukoop.

Baljuwschap van Woerden.

De Ambachtsheerlijkheid Bodegraven kwam overeen met de tegenwoordige gemeente. ten oosten daarvan lagen de Polders de Bree en Rietveld, die samen de Ambachtsheerlijkheid Rietveld en de Bree vormden.

De Ambachtsheerlijkheid Barrewoudswaarder en Bekenes, de tegenwoordige gemeente Barrewoudswaarder; zie de Kaart van het Hoogheemraadschap Rijnland, vern. 1746 en die van het Hoogheemraadschap Woerden van circa 1670. De Ambachtsheerlijkheid Waarder kwam overeen met de tegenwoordige gemeente. Ten oosten van deze heerlijkheden lag ter weerszijden van den Rijn het rechtsgebied van de Poorterij van Woerden, ten noorden en ten zuiden door het Utrechts gebied begrensd, nog de tegenwoordige gemeente Woerden.

De Ambachtsheerlijkheid Indijk en Oudeland tussen het rechtsgebied van Woerden en de Utrechtse grenzen ingesloten, in het Noorden tot Tekkoop. Van dit Oudeland spreekt de Tegenwoordige Staat niet, maar het behoorde niet onder de Poorterij (Ald., VII, blz. 16) en dat het met Indijk verenigd was, blijkt o. a. uit den naam „Het Oudeland en Indijk” voor het land ten zuiden van de Breudijk. Stad Oudewater met rechtsgebied de tegenwoordige gemeente. Wel tekent Hattinga op zijn kaart van de Loopikerwaard nog aan de overzijde van de stad de „Heerlijkheid IJsselveer” (boven en beneden Holland), buiten den IJsseldijk tot het Huis te Vliet gelegen, maar deze was reeds bij Statenbesluit van 2 November 1585 bij het stadsgebied ingelijfd (Kinschot. Handv., Priv., enz. van Oudewater, blz. 432)-

De Hooge Heerlijkheid Lange Linschoten (Noord en Zuid Linschoten) en de Hooge Heerlijkheid Snelrewaard, samen de tegenwoordige gemeente Snelrewaard. Dit laatste lag langs de IJssel, maar de grens tussen deze beide heerlijkheden heb ik niet kunnen vinden, naar de inschriften te oordelen was het de Tiendweg.

De Hooge Heerlijkheid Vliet, ook wel genaamd de Vuile Buurt, lag in het oostelijk uiteinde van de tegenwoordige gemeente Haastrecht (Kaart van Hattinga).

Baljuwschap van de Loosdrechten, Mijnden en Tekkoop.

De grenzen van Oud-Loosdrecht, Nieuw-Loosdrecht en Mijnden samengenomen zijn blijkens vele oude kaarten van Utrecht en Holland (o. a. die van de Roy) die van de tegenwoordige gemeente Oud- en Nieuw-Loosdrecht. Men vindt daarop echter niet de grenzen tussen deze drie heerlijkheden onderling en evenmin op de bijzondere kaarten van Mijnden en de Loosdrechten. De grens tussen Oud- en Nieuw-Loosdrecht was echter de Drecht (van der Aa op Loosdrecht, blz. 432) en daar het Rechthuis op de scheiding tussen beide lag, zoo heb ik daarnaar de grens tussen Oud- en Nieuw-Loosdrecht kunnen trekken.

De Ambachtsheerlijkheid Mijnden grensde ten noorden aan de Drecht (Tegenwoordige Staat VIII, blz. 50) en ten oosten aan de Muijeveldsche Watering, blijkens het inschrift „Het Gerecht van Mijnden” op de Nieuwe Kaart van Mijnden en de Loosdrecht door J. Spruytenhorgh van 1734. dus de Mijndensche Polder met enig buitenland langs die watertjes. De ook tot dat Baljuwschap behorende Ambachtsheerlijkheid Tekkoop was de polder van dien naam, gelegen tussen Kamerik en Kokkengen, – blijkens de Kaarten van Holland en Utrecht, van de Hoogheemraadschappen Rijnland en Woerden, enz.

De grenzen van de Hollandsche Hooge heerlijkheid Loenen Kronenburgs Gerecht vindt men o. a. op de Kaart van Utrecht van de Roy, op de Kaart van Mijnden en de Loosdrecht, mitsgaders ’s Gravenland van N. Visscher e. a., op de Kaart van Gooiland, enz. in den Tegenwoordige Staa (VIII, tegenover blz. 73).

Gooiland.

Het rechtsgebied van de stad Muiden (Muiderban) staat o. a. duidelijk begrensd getekend op de Kaart van Gooiland, enz. in den Tegenwoordige Staat VIII, blz. 73 (Coll. Bod. Nijenhuis Port. 24, No. 14) en de Nieuwe Kaart van de Ambachtsheerlijkheden van de stad Amsterdam in Wagenaar Amsterdam III, blz. 53 (Coll. Bod. Nijenhuis Port. 24, No. 57), dus de tegenwoordige gemeente maar zonder Muiderberg, welks westelijke grens grotendeels liep langs de Gooch.

Baljuwschap van Stad en Lande.

De rechtsgebieden van de schepenbanken van de stad Naarden en van de dorpen in Gooiland zijn door mij gelijk aan de tegenwoordige gemeenten genomen, met dien verstande dat Blarikum en Laren, die samen slechts één gerechtsbank hadden, bijeengevoegd zijn en dat wat Naarden betreft de gehele Naardermeer daarbinnen is getrokken (zie hieronder bij Weesperkarspel), behalve het stuk in het Noorden onder Muiderberg. Voor de oostelijke grens van Muiderberg heb ik nl. die van de tegenwoordige gemeente Muiden genomen. Of het echter juist is dat die grens door de Naardermeer en niet er langs liep, heb ik niet met zekerheid kunnen vaststellen.

De stad Weesp met rechtsgebied. Dit laatste, ongeveer (in het Zuiden niet geheel) overeenkomende met dat van de tegenwoordige gemeente, is genomen naar de Kaarte van al de dijkpligtige en waalpligtige landen behorend onder het Hoogheemraadschap van den Zeeburg en Diemerdijk van de 18e eeuw. Naar dezelfde kaart, voor zover daarop voorkomend, en naar de Kaart van de Ambachtsheerlijkheden van Amsterdam bij Wagenaar zijn genomen de grenzen van het Baljuwschap Hoog-Bijlmer en Weesperkarspel, met de oostelijke grens langs de westzijde van de Naardermeer en ook de scheiding van de gebieden van de beide rechtbanken van de Bijlmer en van Overvecht, ’t Gein en de Gaasp.

Het Baljuwschap van de Bijlmermeer lag binnen de ringvaart. Baljuwschap Amstelland. De grenzen van het rechtsgebied van de stad Amsterdam en van de ambachtsheerlijkheden Ouder-Amstel (Ouderkerk), Nieuwer-Amstel (Amstelveen) en Diemen zijn o. a. te vinden op de Carte Particuliere d 'Amstelland uitg. Covens & Mortier van de 18e eeuw, de Nieuwe Kaart van het Baljuwschap van Amstelland (Tegenwoordige Staat VIII, blz. 148) en de Kaart van de Ambachtsheerlijkheden van Amstelland, Wagenaar. Amstelland III, blz. 53- De Sniep of het Varkenseiland (driehoek tussen de Weesper Trekvaart, de Muider Trekvaart en de Diemen) behoorde onder Amsterdam. De Vrije Noordveen, een stuk grond tussen de Hommeer en Kudelstaart, behoorde onder Nieuwer-Amstel. Zie Wagenaar, Amst. III S 7 en Kaart 63** Rijks-archief Utrecht

De Ambachtsheerlijkheid Waverveen bestond uit twee deelen, waarvan de grenzen, evenals die van de Ambachtsheerlijkheden Waveren, Botshol en RuigeWilles, die samen één Baljuwschap vormden, genomen zijn van de Kaart van de Jurisdictiën van Waver, Waverveen, Botshol en Ruige Willes door Dankerts de Rij van 1629 (Rijks-archief ’s Gravenhage , No. 3020).

Het Baljuwschap van de Watergraafs- of Diemermeer was begrepen binnen de Ringvaart.