HOF VAN GELRE

 

0124/4977/19-1

Edele hoechgeleerde weerdige erentfeste und fromhe gebiedende heren Cantzler und hoechwiese Raeden U W E ende L brieff datiert den xxviii junij lestleden met ingelachter supplicatium sampt aengehechte stucken van Registeren / legerboecken und Contschappen johan ende dirrick vonck gebruderen u w e ende L gepresentiert is zijn mij op diensdach den xiiii septembris / wesende den selven dagh bijnnen lijnden/ behandet zoe dat ick volgens dien/den buermeisteren und eender nabueren. Bij mij dede bescheiden den ick u w E ende L brieff mit vurbenoimde supplicatium und andere bewijs tstucken voirgehalden / und deurnae die voncken vursseits met die vursseitse buirmesteren den xix octobris wederom bij mij doen compareren u w E ende L brieff verkort vurgige supplicatium op nijwes voer doen lesen/ und well communicattiom metten anderen dienthalven gehalden dennae beide perthien bevolen sij elcx hoer meijnnonghe / und bewijs bij geschrift toe vervatten/ des die naburen van lijnden gedaen/ und schickt alsoe den selven hoeren schriftelicken bericht /nevens idt bescheit van die voncken u w E ende L mitz desen veurs /und zoe voell aenlangen doet mijns wetens zoelangh ick Amptman geweest/ en zijn die voncken noet voer Edelluiden gehalden/ ende noch nijwaerlt vondenisse met hebben helpen wiesen / und dat sij luijden geiaecht mogen sij een wijnde hondt voer een rekell gehalden hebben/ und mogen villicht alte mitz mett anderen haesen gefangen oder den selven mede gegeten/ des wegen ick die voncken met recht aengeprocken/ des oick alnoch ongedecidiert/ onder ordell is hanghende swiell idt recht tot kesteren ende soelen still licht/ Soe dan oick die buurmeisteren vursseits ende naburen, bericht der strecken gedain / und dat die voncken verontijnnnen en toe bewesen hoert vrunden van affkomst dan is een geringe affkomst/ oms met Jagen Adell te vijnden/ dan daer u w E ende L die gode luide voerkennen ende halden moten die naburen gedult hebben/ dan die gemeine schemelte naburen idt meeste gebreck daer bij zolden liden kennt godt Almechtigen die u w E ende L langh in goden leven und regironghe behoden will

Datum Tiell den xii novembris Anno xxc Lxxiiii

U W E ende L Dienstwillige Claes Vijgh

 

0124/4977/19-2/3

Strenghe Erentfeste und frome Liue her Amptman / Alsoe u. st. l. ons en der gemein naburen des dorps van Lijnden, vertrent und verlizen hebdt laten zekere misive met bij vernaerten supplicatium, und andere verscheidene aengehechter Copien/ op soe suppliciren Johan und Dirrick vonck gebruderen ( belangende hore vermetentlicke Edelheit van onssen hoechwiesen heren Cantzler und Raeden/ u. st. l. toe geschickt is. Sollen wij onder schrevene buurmeisters inder tijt , van wegen ons zelffig und der gemeinen naburen op u.st. l. gesijnnen / daer op der gutelicke antwoordt niet kunnen verhalden dat die gemeijn inwoenderen des dorps van Lijnden sich niet alleen sonder voell meer anderen zoe Adell als onadell wenich beroemen die vurige Jan und Dirrick vonck In dorren laten voer edellieden te willen verdedigen / swiell zij niet beter/ dan hoeren voeralderen /die zij niet bewisen kunnen / noch nimmer meer doen en sullen/ Rittermatighe ofte edellieden gewezen/ noch van ennigen Adell gesleten / alsoe die gebruderen voncken vursseits boven mijnschen gedechtenis alle tijt vore oeck noch te desen uhren toe met hoer gemeijn naburen in allen ongelden soedanich doen gesallen / ende genoempt zijn goetwillich hebben gecontribuert und hoer bevorens bij tijden hoech loeffelicker memoiren Hertoich kaerl van Gelre / die gemein kortenslach gevollicht als vier die verschedentlicke Contschappen dienthalven geproduciert hoer aen gehocht toe vernemen / Und dat die gebruderen vursseits hoeren opgeraepten Adeldom vermeinen toe bewiesen. Hoer voer vader jan vonck den alden / voer een Rittermatich man / gehalden is worden/ vermitz zekere missiven hij op Lantdagen tot verschrivigen ontfangen /oeck volgens dien honden gehalden ende hazen gefangen gelick anderen van Adell etc / Daer op zeggen die vursseitse naburen dat den olden jan vonck vursseits noch gehadt heeft drie gebruderen, met namen Hillebrandt , Pilchrom ende her Gerrit vonck dirricxsz Welck drie gebruederen anders niet dan voer goder huijssluiden ende nij van Adell sich zelfss erkandt /die met hoer gemein naburen in allen ongelden / altijt gecontibuert /wie oeck gelickfals den olden jan vonck vursseits heeft moten doin ende dat gemelte jan vonck den alden van hoech loeffelicke memoiren hartnich koerel oeck van wegen der Stat Nijmmegen niet als een Rittermatich sonder als een diener verschrijvenen zoe hij zijn s.g. diener was oeck zoe en kunnen die van Nijmmegen met hore verschrevongh geen huissluiden tot Edelluiden maken/ Wesshalven daer niet kan gevolgen den enen bruder meer als den anderen doe enen vader gehadt vrihe oder goverhinghenz kan prescribieren als dander/ van oever aller vader Dirrick vonck zijn zoen jan vonck den alden / niet aenberven konde / hij zelffss niet gehadt hadde / Soe doch begemondich alls die voncken als wezende een geslecht allen besscrevelicken ongelden mit gelden ende dragen / und nijmant sich voer Adell dan allenich dese jan und dirrick vonck begerende oder gern verdedigen zullen /Und want saeck weer dat … jan ende dirrick vonck voer edelluiden solden geacht oder dan voer erkant worden die doch iss dan ricke huijssluiden und meest inden kerspell van lijnen geerfft zijn zoll idt zelve tot grote preindiecie ende gene geringe bescrenis der andere geerffden ende inwoenderen erstricken/ aengesien ijdt merendeell van ijdt voncken geslecht onder Lijnden gesoich und daer inne geerfft die sich alssdan oeck voer Rittermatige mannen zollen … verdedigen und in genen ongelden fontubueren / dat alsdan niet mogelijck die anderen schamelt naburen allen last und swaerheit alleen toe dragen / doe doch inde desen frubellen tijden well gesallen ende noch dagelicx komen/ daer den Adell niet mede in en heeft gegolden und weer oeck geschapen/ die andere naburen/ daer uut toe versaecken die voncken dat dorp vursseits te laten bewonen und voer een Adell dorp toe halden/ ende verdeding belangen zij sustuuren van honden ende hazen ic oeck dat zij altijt ter bancken gesoren ordell ende sentencien helpen helpen wisen wat dan van sche neten u. st. l. beter dan wij smell u.st.l. die vursseitse jan ende dirrick vonck hier bevorens mennichfoldaick gepeindt als zij hoer onderstande hazen te mogen und dienthalven voer den gerichtssbancken tot kesteren dingelichtig gesallen alwair die sententie alnoch ongedendiert henght/ Wair uut woll tot bemercken gantz onwaerhaftich zij met u.st.l. gelijck andere Rittermaticge Luiden die banck beseren ordell off sententien hebben gewezen wannt in alle gevall obgenoemde voncken tot enige tijt als zij niet bewiesen kunnen/ die banck mede becsedet afte van u. st. l. ennich ordell toe wiesen ondergegeven u.st. l. sollen hoer daer voer dan well geacht ende iss gepeinden hebben als zij hoer inden Adeldom wolden steecken / is dennae ons ende ter gemein naburen zeer dienstelicke begeren u. st. l. als onser Amptman wollen geliven toe voerstendigongh und beschermongh der armer naburen onse vermogende hoechwiese heren Cantzler und Raden ( nevens dese onse gedaine antwoordt) een clarer ende volkomer bericht zoe well u. st . hier van bewust grustelicken overschriven ten eijnde die rijcke huijssluiden niet tot Edellluiden und die arme huissluiden tot bedelaers gemaecken ende verdoenen worden / die doch recht noch reden toe en hebben / daer aen sullen u. st. l. uns een Christelick werck ernoemen und wij willet dat onse geringe vermogens nae in weder tot verschulden geneight zijn / den u. st. l. die Eedt almechtig Lang ingesontheit beware /

Datum Lijnden den 7 novemt 1574

U. St. L.

Daetwillige amptz onderdanen als Buurmeisteren inder tijt dees kerspell tot Lijnden

Gelis van wijck

Aert van Aelst

 

0124/4977/19-4/5/6/7/8/9/10

Copia

Wij Johan van der Moelen und Arnt van der Bruegge. Burgermeisters inder tijt der Stat Wagenijngh Doen kondt und Certificieren voer die gerechte wairheit overmitz desen onssen tegenwoirdigen opene brieven / voer wien die eropendt off gelezen sall worden/ dat onser presentie und tegenwoirdicheit inden schependom gekomen/ und in zijn propere persoen erschenen is Jan Roloffsz om een getuichnis der wairheit toe gheven ter gerichtelicker versuick van Giellis van wijck / und heeft met opgerecte ummegeven voll staetsz eedtz lieffelicken ins aen goden. then hilligen gezworen / wairhafftich te zijn , dat bij thiden hartoich karll van Gelre loeffelicker memoiren Hillebrant vonck und Pilchrom vonck ter tijt wonende tot Lijnden in Nederbetuwe/ alle tijt die Clockensclach plegen te vollighen/ gelijck andere naburen / und huissluiden/ und dat hij deposandt met Hillebrant ende Pilchrom vonck bijnnen Lorchem gelegen heeft dan te lijtteijken Pilchrom vonck durch een overlantzsche trom stack die den overlander betaalt wolden hebben/ Soe heeft Pilchrom vursseits zijnen deeghen, met een staell scherp doin maken/ dat dese seposandt op sijn scheide droech oms metten overlander te slaen Tuigen widers dat bij zijnen weten / dat bijnnen vijfftich off tzestich jaeren nijmant uten kerspell van Lijnden verschreven zijn dan Cornelis van Brakell und dat oeck wairhafftich is / dat den olden Jan vonck Hillebrant vonck Pilchrom vonck dirricxsen gesproten zijn van enen vader genaempt Dirrick und dat hij deposandt metten olden Jan vonck voer thuijs ter Hoernst gelegen heeft und dat Jan vonck sich vermat dat hij den koyer opt huijs ter Hernst doot geschoeten had / Und wairt men altijt der wairheit schuldich is een getuichnis toe gheven Soe hebben wij Burgermeisters vursseits tot een teijken der waerheitt elcx onsz zegell doin drucken onder op spaninn van desen Schrift den xvi Octobris Anno hr Lxxiiij

Copia

Wij Henrick van Hattum Henricxsen den olden / nu ter tijt op datum van desen wonende bijnnen den kerspell van kesteren ende voerheens te wonen plach bijnnen den kerspell van Lijnden Doe kondt enen igelicken / und attestier metz desen voer die gerechte wairheit wairhafftich te zijn Dat ick bij tijden Hertoich Karll van Gelre loeffelicker memorien met Hillebrant vonck und Pilchrom vonck ter tijt wonende tot lijnden in Nederbetuwe / altijt den klockenslach plegen toe volgen gelijck die andere gemeijn naburen / und huijssluiden / und dat ick Henrick van Hattem / deposant vursseits met Hillebrandt und Pilchrom vonck vursseits bijnnen loechem gelegen hebbe / tot een teijken der wairheit / dat Pilchrom vonck vursseits / duirch aen Overlenders trom stack die den Overlenders betaelt wolden hebben./ Soe heeft Pilchrom vonck vursseits zijn deegen met een staell scherp doen maken / dat deze deposandt ofte den voernoemde vonck op zijn scheije droech om metten Overlanders te slaen / attestiren wider dat mijnen weten ende memorien die tijt van vijft oft sessundveertich iaren nijmantss uten kerspell van Lynden verschreven sijn dan Cornelis van Braekell / und dat oeck wairhaftich is dat den olden Jan vonck Hillebrant vonck Pilchrom vonck ende Dirrick vonck dirricxsz gesproten zijn van enen vader genoempt Dirrick vonck Conde tot wat tijden dat ick Henrick van Hattem vursseits aengesacht worde om wider contschap allet als vursseits met eede toe bivestigen Dat will ick Henrick van Hattem vursseits ten versueck van goden luiden als des nodich zij altijt gern doen soet recht zij tot een teijken der wairheit soe heb ick Henrick van Hattum vursseits mijn gewoentelick hantteijken hier onder gestalt opten xviij Octobris Anno xvc Lxxiiij Onder staendt aldus Dit X ick teijken twelck Henrick van Hattum met zijn zelfss handt geschreven heeft

Copia

Item Steven gerritzen woenhafftich in die Heerlickheit van Lienden in Nederbetuwe olt omtrendt tweend tzeventich jaeren Tuicht bij zijnre manne wairheit durch besatonge und wederomme ontsatonge / ende dwanck des rechten ten versuick van Gielis van wijck, dat hem waell kentelick zij ende indechtigh is dat johan vonck Hillebrant vonck ende Pilchrom vonck te samen gebroderen geweest zijnde / metten klockenslach metten gemeinen naburen van Lynden getogen und geweest zijn voerder horst ende dat in schijn und wezen / mette gemeijn huyssluiden ende naburen bynnen Lynden voorsseits zoe zij dan toe geboet worden vanden Vorst van Gelre Loeffelicker memorien/ over met dat zij Luiden den Vorst van Gelre Loeffelicken memorien vursseits tot Edelluiden toe dienst quamen Ende waintmen van rechtzwegen schuldich is Contschap der wairheit toe geven alssmen met recht dan toe versocht wordt Soe heb ick frans van Ewick Scholtis ende Richter tot Lynden tot een teijken der wairheit dat dit voer mij aldus geschiet is und voer gerichtssluiden Johan van den berch und Henrick van Lockhorst mijn zegell beneden op spaninn van desen gedruckt opten xxvc Octobris Anno xvc Lxxiiij

Copia

tem Adriaen Noest olt omtrent drieentzestich jaeren ende Johan dirrixss alt omtrent vier off vyffen vyfftich jaren Tuigen bij oere manne wairheit Duich besatongh und wederontsatungh und durch dwanck des rechten ten versuick van Jelis van wyck dat oer luiden waell kentelick zij und indechtigh is Dat hillebrant vonck ende Pilchrom vonck te samen gebroderen geweest zijnde metten Clockenslach metten gemein naburen van Lynden getogen und geweest zijn daert den vorst vann Gelre Loeffelicken memorien gelieffden / und is meer dan eens off tweemaell gesecht. Ende wantmen van Rechtzwegen schuldich is getuichens der wairheit toe geven. Soe heb ick Scholtis ende Richter frans van evick / overmitz dit voer mij ende voer gerichtssluiden geschien is) mijn zegell beneden onder op spaninn van desen gedruckt Opten xxv Octobris Anno xvc Lxxiiij

Gerichtsluiden Johan van Berch ende Henrick van Lockhorst

Copia

Wij frans van Ewick ende Evert van Hemert Scholtissen Doen kondt und attestieren mitz desen voer die gerechte wairheit / wairhaftich te zijn, dat voir ons Scholtissen vursseits ende voer gerichtluiden nae beschreven gecomparieren und erschenen zijn met namen als nae volgen zall

Ten irsten Jelis van wijck Johan van Ewick Johan van Berch Adriaen Holl Wouter Adriaensz Serffaes van groetfelt Johan van Wijck thomsz Willem hermantszen Gerrit vonck Henrick van Hatem den jongen Dirrick Harmanszen Jan Hermantsz Dirrick van Ewick willem die Cruijff Adriaen willemszen Henrick van Lockhorst Dirrick Berntsz Pilchrom van wijck Seis dirrickszen Henrick Janszen Geriphaes Jeliszen Jelis Janszen Willem jacobszen Wouter Holl Steven Claesz Willem Adriaeszen Adriaen Janszen und johan van Berch den jonghen und hebben voer die vursseitse Scholtissen und voir gerichtluiden nae beschreven/ opentlicken gesproken und getuicht spreken und tuigen metz desen wairhaftich te zijn dat oer luiden waell kentelick zij ende hoer wetenschap waell is dat de vonckelingen bijnnen Lijnden woenhafttich in Nederbetuwe /soe die Christelick genoempt zijn /noot bij onser memorien oder wetenschap ter bancken geseten hebben noch idt gericht niet en hebben helpen becleen ordell ofte vondenis en hebben gewezen/ eghten verschrivonge van Landtdagen/ noch Landt daghfaerden thalden verkregen hebben /alsoe dat dese vurge personen tzementlicken die vonckelingen bijnnen Lijnden / niet en kennen noch en houwen noch en achten voer Edelluiden / dan kennen houwen ende achten dese personen vurge /hoer luiden vursseits , voer gode vrome huijssluiden wat wij zijn ende anders over int groet ofte cleijn Ende tot wat tijden dattet moet zij ende men dat hebben will / soe willen wij personen vurge dit voer allen rechten / tot allen tijden voerseggen ende nae zweren tot een teijken der wairkeit / dat dit aldus geschien is Soe hebben wij Scholtis vursseits dese attestatie met ons zelfsz handt ende naemen onderteijkent Opten xxv Octobris Anno xcv Lxxiiij Und nae

frans van Ewijck und Geurt van Hemert / gerichtsluiden

Adriaen noest ende jan dirricksz

Copia

Wij frans van Ewijck und Geurt van hemert Scholtissen Doen konde und attestieren mitz desen voir die gerechte wairheit wairachtich te zijn/ dat voer ons Scholtis vursz und voir gerichtssluiden nae beschreven/ gecompaeriert ende erschenen zijn met namen als naevolgen zall

 

0124/4977/19-11

Den Strengen Erentfesten und fromen heren Claes Vijgh/ Ritter/ und Amptman In Nederbetuwe onsen bisonderen gunstighen goden vrundt

 

0124/4977/19-12

Ian ende Dick Vonck

Die buermeistere van Lijnden in Nederbetuwe

Geappointeert den xx d Novembris 1574

Supplicken Gebueren noch ….

Ende supplicken zijn …. Bij deser s…..

Den Edelen hoechgeleerden weerdigen Erentfesten ende fromen Con. Matt. Thoe Hispanien is onseren aller gen. Heren Cantzler und Raeden in Gelderlant verordert Mijnen gebiedunde heren

 

ORIGINELE STUKKEN :

0124/4977/19-1  

0124/4977/19-5  

0124/4977/19-9    

0124/4977/19-2

0124/4977/19-6 

0124/4977/19-10

0124/4977/19-3

0124/4977/19-7

0124/4977/19-11

0124/4977/19-4

0124/4977/19-8

0124/4977/19-12