Gerichtssignaten Bank van Kesteren in het Ambt Nederbetuwe
0186/102 fol 239 v Anno xvc lxi (1561)
Aenspraek
Item Arnt van Hemert volmechtich van den strengen heer Claes Vijgh Rittter unnd amptman und richter in Nederbetuwe / In Stat. Con Matt mijns genoemde heren / als hertoch van Gelre unnd graeff toe Sutphen zijnde Spreck aen mit rech mit ener taellen(=rechtsgrond) Jan vonck karckmeister tot Lijnden.(Jan vonck pilgrimsz). Geurt die goederen und ramer die ghied, elcx bijsonder voer vijff ende twijntich golde gulden, die welck zij verweerders gebrueckt hebben / als dat zij hem verfordert hebben te vangen / haesen ende veldthoenderen / het welck zij verweerders niet en behoren te doen dan alleen den amptman in stat des heren / off doer beveell van zijnre Lieden, ende ettelicke andere personen meer zij verweerders niet / Concludiert de ijscher vursseits der bij sampt ritter unnd knechte sentencio (uitspraak) verclaert unnd gewesen zall wordden, als dat de vursseitse verweerders op zullen leggen unnd betalen / elcx bijsonder vijftunndtwijntich golden gulden / und den scade mit rechte ter oirzaecken dat zij met horen honden haesen unnd mit horen nette veldthoenderen gevanghen / hett off gebrueckt toe hebben / soe voell mijn oft meer als ritter und knechten bevijnden zullen ter zaecken diendende / mitz dat die verweerders voirts gecondemniert (veroordeelt) zullen worden hem te wachten, van zulcx meer te doen en die eijscher gedaen te hebben rechte peindinghe (excutoriaal arrest) ende den verweerders onrechte pandkeringhe und gesijnt een recht antwordt / oft daenlegger eijst gecommen nae dese lantregt/
origineel: |
0186/102 fol 300 anno xvc lxiij (1563)
Antwoordt
Op Aenspraeck Arntz van hemert volmechtig van de Gestrengen Erentfesten und vroemen heren Claes Vijgh Ritter und Amptman enz tuschen peindonghe unnd pandtkeronghe / Antwoordt jan vonck pilchromsz und ontkent irstelick die geheell arnspraeck des Amptmans sampt die xxv karolus gulden unnd den scade mit recht inder selver aenspraecken begrepe und seght volgens dat hij honden mach holden ende hasen hoender mogen jagen ende vangen/ soe zijn voersaeten unnd alderen sulxx over die prescriptie oder boven het derden deell van hondert jaren / ommers sol vern ende soe langh tselve gebruickt und gedaen hebben / als minschen memorie strecken kan Blickende bij een Certificatie verteikent per A. hier mit inne geexhibiert und dat tselve niet sonder recht ende redenen aengegrepen Overmitsz hij gekoemen is als wesende descendenten / van enen natuerlicken soen / daer van die vader onder anderen mehrder state was / vrij geboren tot Lienden / ter Leede/ ende dier gelicken van meer heerlickheden / Derhalven die verweerder vursseits verhoept dat hij bij den goden niet anders oder niet mijn geachtet ende erkant zall worden/ dan zijn voersaeten ende alderen biden forst ende hoffsteden des lantz voermaels geachtet und erkant zijn geweest/ die welcke haer naemen op het Ritterboeck bijnnen Nijmmegen aengeteijkent ende geschreven staen Ablick bij een attestatie / onder die Stat Secreet Segell van Nijmmeghen besegelt und hier mit inne geexhibiert und alzoe die selve zijne voersaten ende alderen voer Rittermatighe erkant ende gehalden / wie tot zijnder tijt blicken
Concludirende secht die verweerder vursseits om redenen boven verhaelt dat hij sall jagen und vangen wie sijn voersaten und alderen voer hem gedaen hebben / und dit possessiom van dien te sullen continueren alsoe dat die Amptman gedaen heeft een onrechte pandonghe und bij die verweerder vursseits een rechte pantkeronghe bevonden sall worden gedaen toe sijnn und seght datter recht is / voerbehalden ten verweerder vursseits alle vord noetdurfft zijns rechten
origineel: |
0186/102/fol. 310r
Antwoordt
Op Aensprack Arntz van hemert volmechtich van den Erentfesten und vroemen heren Claes Vijgh Ritter und Amptman etc. Als tuschenn peindongh und pantkeronghe etc In welcke aenspraeck die volmechtigen vursseits proponiert als solde Jan Vonck kerckmeister toe Lienden den het gebruickt hebben viffundtwijntich golde gulden oirzaecken salven soe hij vervordert heeft gehat hasen ende velthoender toe vangen / twelck alzoe bij hem iss en behoerden toe geschien /etc/ wider inhalt der selviger aenspraeck
Antwordt daer op Jan vonck verwerder / und ontkent ijrstelicke die geheell aenspraeck des amptmans sampt der viffundtwijntich golde gulden / und den scade mit recht inder aenspraeck begrepen/ und secht volgens gemelte Jan vonck dat hij gelick andere Rittermatighe / wijnden ende honden halden/ hasen ende velthoenre daer meede jaghen und vangen zall/ Geconsidereert zijnenn voeralderen oeck zijnen vader honden und wijnden gehalden und wanneert hem luiden belieft heeft daer mit haesen ende hoen gevangen ende gejaegt / Allet blickende bij een loeffelicke attestatie verteikent met die naeme jesus hier mit inbedinghende / Alsulx dat uijt die vursseitse attestatie gloeflick blickt dat zijnen voeralderen oeck zijnen vader / over die prescriptie oeder boven het derdendeell van hondert jaren /jan ommers soe vern und soe lange tzelve gebruickt und gedaen hebben/ als mijnschen memorien streckenn kan und sulcx iss sonder recht oder reden aengegrepen Overmitss zij gekomen weren als wesende descendente geprocreet van enen naturlicken soen dair van de vader onder merder state wert vrij geboren heer tot Lijnden ende der selver heerlickheit ter Leede / und dier gelick van mehr heerlickheden/
Derhalven gemelte Jan vonck verhoept/ heeft oeck gantz geen troiveel dan dat hij bijden gode und Rittermatighe nijt anders ofte iss weiniger erachet und erkant zall worden dan zijn voeralderen und sijnen vader bij den furst und hoefstedenn des Lantz hier bevorent / erkant geacht und gehalden zijn geweest/ und op diversche und verscheden Lantdagen gelick anderen Rittermatige verschreven unnd alzoe voer Rittermatige erkant ende gehalden allet toe bevinden eens placaet gepasseert onder der Stat Secreet Segell van Nijmmeghen / und noch bij drie verscheiden missieve gedatiert Anno xxix /xxx ende xxxviii allet verteikent met Aue /und met den naeme Maria und petrius/ waer toe gemelte Jan vonck vursseits hem geheell und all reseviert und tselve alhier mit inbedinck will hebben/
Mitz desen soe concludiert und seght boven gemelte Jan vonck als verweerder in deser zaecken om voirgaende reden en de bewijss dat hij sall jagen ende vanghen sol hasen ende hoenre, wanneer hem dat gelieven zall / nae zijn voeralderen als vursseits gedaen hebben/ und die possessiom van dien te sullen continueren / doer hen und zijnen nakomelinghen / alzoe dat der Amptman oder zijnen volmechtige gedaen heeft tenonrechte pantkeronghe peijndonghe/ und bij den verweerder vursseits een rechte pantkeronghe bevonden sall worden gedaen te hebben/ und seght dattet recht is voerbehalden hen verweerder vursseits alle coder ende rechtelick noetdurfft sijns goden rechten
In schrift begeert ad prima diem juridicam
originele stukken: |
0186 |102 fol 364 – 366 Anno Lxiiij
Ordell
Item Ott van haeften he ordell tuschen den Amptman zijn L. ende die voncken jan ende jan
Suplick
Item opten Replick Arntz van Hemert volmechtich des Amptmans zijnde.
Secht Johan pilchromsz Suplicierende und persistert bij zijn overz gegeven antwordt mitten zelven zijn bewijs daer bij insevoert : in sunderheit zal hij verweerder vursseits : noch ter tijt inden zelven Replick geen redenen voernoemen : off nae, noch voer ennighe documenten (Soe doch alle clegeren in endbiert) gesien heeft. Waer durch hij van zijn gefundierde antwordt wijcken off der cleger vermeijnde zulde : zijn aenspraeck nae behoer daer gedaen, ende geverificieert toe hebben/
Und zeijt volgens / dat hij alsder successoer zijnre voeralderen genoechsam qualificieert is om honden te halden / tot jaeghen / haess ende hoen toe vangen / soe duck hij dit becoemen zall moeghen / und dat overmitss soe zijn voeralderen: sulcx oeck onberoert van allen voergaende Amptmannen / officieren / und Ritterschappen over dubbell tijt voir prescriptie (=verjaring) unnd langhe dair voir hebben mogen doen und gedaen / wie genoechsam bewesen is / onder die certificatie met A. verteijkent In des verweerders antwort aengetogen / unnd bij den cleger vursseits ter contrarie niet bewesen ( wat hij nae Lantrecht schuldich is te doen) kan wesen zijnde/
Bij welcke vursseitse attestatie claerlicken obtineert und probiert wordt dat Dirrick vonck van Lijnden des verweerder vursseitse aldevaeder / voer unnd pilchrom zijnen vader nae / wijnden / und honden gehalden / hasen gejaecht und gevangen / unnd der halven van genen voerighen Richteren Amptlieden aeder officieren mit recht ofte anders gemolesteert off voer genomen zijn geweest idem allet nae wijder desselven placaetz oder attestatie vursseits
Heeft nu der aenlegger niet bewesen, jae niet gesacht , noch in zijnre aenspraecken / oder in zijne Replick, Dat die voer heren Richter Amptlieden und officieren den alden voncken waell toe verstaen den voerfaeteren van desen verweerder, ijetwerlt off tot ennighen thijden haer jaeghen und vangen bestaet oder mitz woerden benoemt hebben/
Gelijckfalt heeft die cleger oeck niet bewesen ijdt punt daer hij in zijnre pretense aenspraeck aldus secht Soe dat die verweerder niet en beteemt te vangen / mit zijnen honden / Dan alleenlicken toe kompt te vangen mits den officieren Con. Matt. off zekere Rittermatighe mannen / off Ritterschappe hebben idem. Deser artikell steet hem mit gods bij gedaen bewijss te bestendighen sulden men den plichtich zijn als geloefflich te admitteren/
Hier mede dan beweesen idt langwilige possesz und gebruick van jagen unnd vangen/ die voncken altijt geusiert gedaen und gehat hebben/
Oeck dat die verweerder gesacht heb, dat hij als Descendenten gesproten is van enen natuerlicken soen wesder vader een heer tot Lijnden geweest zijnde.
Sulcx stonde den cleger mitz goeder bestendige bewijse toe nederleggen, ende niet met simpelen hulpredenen in desen effect / ongefeerlich die heren van Lijnden niet meer dan van Adell zijn geweest als der Amptman bericht is gedaen zijnde. Dit seggen und berichten staende mit eede toe bekrefftighe.
Dus kan idt niet operieren/
Want het nijet maken en kan / dat der Cleger seght, dat die voer heren van Lijnden niet meer dan heren / van halff Lienden geweest zulde zijnn. Wie die Graeff van Culenborch een halff heer daer van is. Soe die ander helfft hoechberoempte Con. Mat. : daer van competiert zijnde.
Bemerckt die meijnonghe niet anders geweest / Dan die affkoempste voncken te deducieren / weer zij dan halff off heell heer tot Lijndenn, geweest zijn, Ruert nijncansz / Dan is genoech dat zij heren tot Lijnden geweest zijn, wie zij oeck oever mehr heerlickheiden als waell blickt uuth zekere vierdelen van groeter kompste die de heren van Lijnden hebben doen setten / inder kercken tot Lijnden /
Omb nu te consutieren / dat gesagt sulde zijn / wie dat die heren van Lijnden nijet mehr dan van Adell weren geweest und toe demonstrieren dat zij altit gehalden unnd geacht zijn / onder die Rittermatighe als oeck Rittermatich Lecht die verweerder daer op in drie missieven der Stat Nijmmeghen aen Jan vonck des verweerders oehem geschreven die tusse Anno xxix (29),die anderde anno xxx C (30) die derde anno xxxviii (38) is geteijkent / welcke Johan vonck een broder geweest is van pilchrum vonck dese verweerder vader/
Hier bij blickt dan dat johan vonck oehem altijt van dese verweerder als die Rittermatighe des Amptz van Nederbetouwe in verscheidem zaecken op die Lantdach faerden, verschreven zijn geworden/ mede als selver Rittermatich verschreven/ und daer voer van den fursten van Gelder die Stat Nijmmeghen/ den graeve van den berch und den heren van wisder/ und meer aenderen/ aengesien und geacht und gehalden is geweest/ und alzoe dese verweerder oeck wesende van der selver linie und stam oeck behoert in zijn qauliteit daer voer geacht und gekeert toe worden.
Insonderheit uuijt der missieve C.gesignieert sulcx expresselick verluiden aldus Aentreffende die differentien soe tuschen den edelen onsen lieuen jonkeren/ Graeve van den berch eenre/ und onsen jonckeren van wess anderdeels hangende zijn welcker twisten dese vursseitse jonckeren van beiden zijden uitgegaen unnd verbleven zijn/ aenden vrunden vande Ritterschappen und vierhoeffsteden etc / wijdere inhalt der zelver missieve waer inne hij als Rittermatich mede te compareren begeert worde.
Tot corrobarotion(bevestiging) und confirmation des getuigen exhibiert noch die verweerder vursseits sulcx toe overvloet, een placaet mitter Stat Nijmmeghes Secreet Segell daer op gedruckt ende genotiert waer inne opentlick getuicht unnd gesacht wordt van een Register off Ritterboeck van den Rijck tot Nijmmeghen van tuschen Maess und Waell van Tiell und Bommelreweerden van Oever und Nederbetouwe onder den Nijmeschen Quarter gehorende/ und wie dat inne befonden onder Rittermatighen personen des Amptsz van Nederbetouwe in den kerspell van Lijnden eener persoon tot tween verscheiden plaetzen/ aldus genoempt Johan vonck, wijders inhalt des selven placaetz/
Mitz desen soe secht die verweerder dat dit S. Bericht lichtelicken all thoe Signieren heb zall dat hij totten jagen und vangen genoegsam befuegt gequalificieert und geprevilegiert is/ wie zijn voeralderen altijt geweest und den cleger tot zijne vermeijnte aenspraeck ende clagte gansz oevuell (=slecht)gefondiert und besuecht Sij ex consequenti die verweerder vander vermeinte aenspraecke besonden die gheen bewijs annex en heeft/ die boecken der vijff und twijntich Carolus gulden geheell geabsolviert ende vrij erkant und uuijt gesproken behoert te worden/ und in soedanighe estimatien gehalden und gelaten als zijn voerige precessoeren altijt geweest unnd gebleven zijn/
Alzoe ener oeck cleger secht und verluiden heeft laten wie dat sommighe van den Ritterschap vermitz oer claghen den Amptman tot dese rechtforderingh veroerzaeckt ende benoedicht zolden hebben/ nochtans bij den cleger. die selve Ritterschap ongenoempt blieve/ Secht der obge(=bovennoemde) verweerder, dat hem ganz onbekant zij van soedanighe clagen ofte instigneeren/ kan oeck niet weten wie zij zijn, die zulcx te doen onderstaen zolden hebben/ und secht der halven alleen dat soedanige personen sich zelven behoren te kennen/ ende vuijt den heijmelicken raet alom toe wiesen als pereiaell toe blieven/ want ganz onbillick weer/ sulde die zelvighe clegers/ unnd mede ordellwijsers inden zaecken wesen
Mitz alle welcken voergaende reden middelen und motieve schijn und bewijs concludirende secht die verweerder dat sich allenthalven geboeren zall/ dat hij niet alleen nu vrij gewesen/ dan oeck bij zijn dubbelde prescriptie unde harighe rustelicke vredelicke posess unnd gebruickers gehalden gehanthavet und gestiefft behoert toe werden, Alsoe dat hij een rechte aenspreack und ijsch gedaen hebbe/ unnd daeromme van den zelven ijsch durch ritter und knechten vrij erkant zall worden/ und secht dat ids recht is, begerende des oeck rechtsz unnd ordelt, Voerbehalden alle vorder met din als zijne rechten
Duplijck
Item opten replijck Arntsz van Hemert volmechtich des Amptmans Cleger zijnde Suplicierende secht Johan vonck den alden, und noch persistirende bij zijn waellgefundierde overgegevene antwordt mitten zelven bewijss daer bij exhibiert insonderheit soe hij verweerder vursseits. noch ter tijt inden zelven vermeinten replijck geen redenen/ off nae noch vuer ennighe documenten ( soe doch allen aenclegeren incidbiert) geschen heeft, waer durch hij van zijn gefundierde antwordt wijcken /off der cleger vermeinde zulde zijn aenspraeck nae behoer/ daer gedaen / ende geverificieert toe hebben/
Unnd secht volgens dat hij alss successoer zijnre voeralderen genoechsam gequalificiert is om honden te halden toe jaeghen/ haesen und hoen te vanghen/ Soe duck hij die becoemen zall moghen/ unnd dat overmittss/ und dat overmits /soe zijn voeralderen/ sulcx oeck onberoert van allen voergaende Amptmannen officieren unnd Ritterschappen over dubbell thijt van prescriptie (=verjaring) und langer daer voer hebben mogen doen unnd gedaen, Die wiele over die cleger dit also te zijn ontcoimen will / wordt daer op ingelacht een placaet aeder attestatie durch vier tuichwerdigen mannen gegeven und besworen/ und bij des verweerder Antwordt geexhibiert onder den naem Besut/
Waermede claerlick obtinieert unnd probiert wordt dat Dirrick vonck van Lijnden des verweerder alde vader voer/ und Jan vonck, zijnen vader nae winden und honden gehalden/ hasen gejaecht und gevanghen/ und derhalven geenen overige Richteren Amptlieden oeder officieren/ mit recht ofte aenders gemolestiert aeder voergenomen zijn geweest zijnde/ alles nae wijder inhalt desselven placaets aeder attestatie vursseits /
Heeft nu der cleger niet beweesen/ Jae ni gesacht/ noch in zijnre aenspraeck oder zijne Replijck dat die voerheren Rigteren Amptluiden und officieren den alden voncken waell toe verstaen/ den voersaeten van desen verweerderen ijwerlt off tot ennigen thijden haer jaghen unde vangen bestoert/ aeder mit worden bekroent hebben
Gelickfalt heeft hij Cleger oeck niet bewesen idt punt daer in zijne pretense aenspraeck secht/ Soe dat die verweerder niet en beteempt toe fangen mith zijnen honden, dan alleenlick toe koempt te vanghen den officieren Con. Mate off zekere Rittermatighe mannen ofte Ritterschap hebben. Desen artikell stelt hem mit goden bijgedaen bewijss toe bestendighen sulden men plichtich zijn als geloefflich te admittieren/
Hier mede dan beweesen idt langhwilige possess unnd gebruick van jagen unnd vangen die voncken altijt gersiert gedaen und gehat hebben Oeck dat die verweerder gesacht hebbe/ dat hij als descendenten gesproten is van enen natuerlicken soen wer vader een heer van Lijnden geweest zijnde.
Sulcx stonde den cleger nae goede bestendige bewijse toe wederleggen, ende met sijmpelen hulpreden in desen effect/ ongeveerlick die heren van Lijnden niet meer dan van Aedell zijn geweest als der Amptman bericht is gedaen zijnde dit seggen unnd berichten staende mit eede toe bekrefftighe Dus kan idt niet operieren
Want het nijt maecken en kan, dat der cleger secht dit voer heren van Lijenden niet meer dan halff heren van Lijnden geweest zolden zijn, wie nu die Graeff van Culenborch een halff heer daer van is. Soe dit anderhelft hoech beroempter Con. Matt. Daer van competeert zijnde. Bemerckt die meijnonghe niet anders geweest dan die affkompst der voncken thoe deduneren, want zij dan halff off heell heren tot Lijnden geweest zijn . wije zij oeck over meer heerlickheiden alst waell blickt vuijt zekere vierdelen van groeter kompste die de heren van Lijnden hebben doen setten inder kercken tot Lijnden.
Omb niu toe consutieren dat gesacht sulde zijn/ wie dat die heren van Lienden niet mehr dan van Aedell waren geweest/ und toe demonstrieren/ dat zij altijt gehalden unnd geacht zijn onder die Rittermatighe als oeck Rittermatich/
Lecht die verweerder daer op in drie missieven der Stat Nijmmeghen aen Johan vonck des verweerders vader geschreven die irste anno xxix (29), die anderde anno xxx (30)Cs die derde anno xxxviii (38) zijnde geteijkent, welcke Johan vonck een soen geweest van den alden Dirrick vonck die men claerlick bewijst in den placaetz brieff per jesins dat hij wijnden gehalden und haesen gevangen, unnd gejaecht.
Hier bij blickt dan genoechsam dat altijt Jan vonck den vader van desen verweerder als die Rittermatighe des amptz van Nederbetouwe in verscheiden zaecken op die Lantdachtfaerten mede als zelver Rittermatich verschreven, und daer voer van den fursten van Gelre die Stat van Nijmmeghen, den Grave vann Berche und den here van wijss und meer anderen aengeschen geacht und gehalden is geweest/ unnd alzoe desen verweerder als wesende van der zelver stam, ende linie unnd den som van den vursseitse Johan vonck behoert oeck in die zelve qualiteit daer voer geacht und gerekent toe werden/
Insunderheit uuijter Missieve Cs gesigniert sulcx expresselicken verluijdende aldus Aentreffende die differentien soe tuschen den Edelen onsen lieven Jonckeren Braent van den Berch eenre und onsen Jonckeren van Wiiss anderdeels hangende zijn, wellichoer twisten dese vursseitse Jonckeren van beijden zijden vuijt gegaen unnd verbleven zijn aenden vrunden van den Ritterschap und vierhoeffsteden wijders inhalt der zelven missieven waer inne des verweerder vader als Rittermatich mede te comparieren begeert worde.
Tot corroboratoin ende confirmation desselvighe exhibiert noch die verweerder vursseits. Sulcx ter overvloet een placaet mit der Stat Nijmmeghes Secreet Segell daer op gedruckt ende genotiert waer inne openlick getuicht und gesacht wordt van een Register off Ritterboeck van den Rijck van Nijmmeghen, van tuschen Maess unnd Waell van Teijlre unnd Bommelreweerden van Oever unnd Neder betouwe onder den Nijmeschen Quartier gehorenden und wie dat daer inne befonden onder den Rittermatighen personen des Amptz van Nederbetouwe inden Kerspell van Lienden een persoen tot tween verscheiden plaetzen. Aldus genoempt Jan vonck wijders inhalt desselvighen placaetz/
Mitz desen zoe secht die verweerder dat idt eersamen gericht lichtelicken soe eerinneren hebben zall/ dat hij totten jagen, ende vangen genoech gequalificieert und gepriviligiert is/ wie zijn voer alderen altijt gweest/ und den cleger tot zijne vermeinte aenspraeck und clechte gans oevell gefondiert und besiecht, und ex consequenti die verweerder van der vermeinte aenspraecken bijsonder die geen bewijs annex en heeft die broecken der xxv carolus gulden geheel geabsolvieert unnd vrij erkant und vuijtgesproecken behoert te werden und in soedanighe estimatie gehalden ende gelaten als zijn vorige processoren altijt geweest und gebleven zijnn
Alzoe ever oeck cleger secht und verluiden heeft laten wie dat sommighe van die Ritterschap vermitz oer clagen den amptman tot dese rechtforderinghe veroersaeckt ende benodicht solden hebben/ Nochtans bij den cleger die selve Ritterschap ongenoimpt blieve/ Secht der obge. verweerder/ dat hen gansz onbekant zij van soedanighen clagen off instigieven/ kan oeck niet weten wie zij zijn/ die sulx te doen onderstaen zulde hebben und secht derhalven alleen dat soedanighe personen sich behoren te kennen/ und uit den heijmelicken raedt tot wiesen als parciaell toe bliven want gantsz onbillick weer sulde die zelve clegers unnd mede ordell wijsers in der banck wesen.
Concludiert mitz desen voergaende reden middelen ende motieve schijn ende bewijs. Soe die verweerder vursseits bij zijn gefondierte antwordt in bedinght und noet bij den cleger vursseits begeert gehat om toe eropenen sich allenthalven gebueren zall. Dat hij neijt alleen nu vrijgewesen dan oeck bij dubbelde prescriptie viell jaerighe rustelich vredelich possesz und gebruickx gehalden gehanthavet und gestieft behoert te worden, waer mit hij verweerder vursseits gedaen hebbe een rechte pantweringhe unnd ontweer/ und die cleger vursseits een onrechte peijndoghe aenspraeck und eijsch gedaen hebbe/ und daerom van den zelven eijsch durch Ritter unnd knechten vrij erkant zall worden und secht dat dit recht is/ und recht wesen zall/ Begerende des rechtsz und ordell voer behalden alle vorder noetdurfft zijns rechten.
originele stukken: |
|